nr. 6
MEMORIE VAN TOELICHTING
Op 3 en 5 juni 2008 gaven vijftien leden van respectievelijk de Eerste
Kamer en de Tweede Kamer der Staten-Generaal, overeenkomstig artikel 5, eerste
lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de wens te kennen
dat de op 18 juli 2007 te ’s-Gravenhage totstandgekomen Notawisseling
houdende wijziging van het op 30 juni 2000 te ’s-Gravenhage totstandgekomen
Verdrag inzake sociale zekerheid tussen de Regering van het Koninkrijk der
Nederlanden en de Regering van Nieuw-Zeeland (Trb. 2008, 3 en 42), overgelegd
aan de beide Kamers der Staten-Generaal bij brieven van 23 april 2008,
Kamerstukken II, 2007–2008, 31 448, nr. 1, aan de uitdrukkelijke
goedkeuring van de Staten-Generaal zal worden onderworpen. Het onderhavige
voorstel van wet strekt daartoe.
Ter toelichting verwijzen wij naar de toelichtende nota die bij bovengenoemde
brieven was gevoegd.
In aanvulling daarop merken wij, naar aanleiding van de brief van de vaste
commissie voor SZW van de Eerste Kamer van 24 juni 2008 (Kamerstukken
I, 2007–2008, 31 448, c), het volgende op.
Bij de invoering van de Wet beperking export uitkeringen (BEU) op 1 januari
2000 is ondermeer geregeld dat voor de toeslag op grond van de Toeslagenwet
(TW) een absoluut exportverbod geldt. Dit is niet vanwege handhavingsaspecten
van de TW, hetgeen de kern van de Wet BEU vormt, maar gezien het karakter
van de TW. De TW is immers geen sociale verzekering, maar een sociale voorziening.
De toeslag wordt gefinancierd uit de algemene middelen. De hoogte van de toeslag
is afgestemd op het relevante sociale minimum, zoals dat in Nederland geldt.
Er is voor gekozen om de betaling van toeslag op grond van de TW naar het
buitenland, voor bestaande gevallen, in drie jaren af te bouwen. De toeslag
op grond van de TW was derhalve – afgezien van de afbouwregeling voor
bestaande gevallen – met ingang van 1 januari 2000 niet meer exporteerbaar.
Op 12 december 2003 oordeelde de Centrale Raad van Beroep (CRvB)
echter dat het beëindigen van de uitbetaling van de toeslag op grond
van de TW in aanvulling op een WAO-uitkering in strijd was met de bewoordingen
van de socialezekerheidsverdragen die gelden tussen Nederland en
Marokko, en Nederland en de Verenigde Staten (RSV 2004/46 en 47). De CRvB
oordeelde dat de materiële werkingssfeer van de desbetreffende verdragen
zodanig ruim is geformuleerd, dat daaronder ook de TW moet worden verstaan,
waardoor de toeslagen onder de exportclausule van het verdrag vallen. Nadien
heeft de CRvB geen uitspraak meer gedaan over de toeslag in relatie tot de
exportclausule in bilaterale socialezekerheidsverdragen.
Op grond van deze uitspraken is de betaling van de TW hervat naar deze
landen en landen waarmee een verdrag van toepassing is dat een vergelijkbare
bepaling inzake de materiële werkingssfeer heeft. Behalve Nieuw-Zeeland
betreft het, Bosnië-Herzegovina, Brazilië, Canada, Chili, Cyprus,
Israël, Kaapverdië, Kroatië, Macedonië, Malta, Marokko,
Montenegro, Polen, Servië, Tunesië, de Verenigde Staten en Zuid-Korea.
Aan deze landen zijn tevens voorstellen gedaan om te bewerkstelligen dat
de toeslag niet langer onder de exportclausule van het desbetreffende verdrag
valt, hetzij door middel van een apart wijzigingsverdrag van het bestaande
verdrag (zoals onderhavig wijzigingsverdrag met Nieuw-Zeeland), hetzij door
aanpassing van de verdragstekst waarvoor om andere redenen reeds onderhandelingen
plaatsvonden.
Binnen EU-verband is de TW geplaatst op bijlage II bis van Verordening
(EEG) nr. 1408/71, waardoor de toeslag is uitgezonderd van de exportverplichting
van de verordening. Daarnaast is bij nationale wet een afbouwperiode van drie
jaar vastgesteld voor lopende uitbetalingen.
Behalve met Nieuw-Zeeland is inmiddels met Bosnië-Herzegovina, Chili
en Tunesië ambtelijke overeenstemming bereikt om de export van de toeslagen
te beëindigen. Bepaald is dat de toeslag in drie jaar zal worden afgebouwd,
op dezelfde wijze als de afbouw binnen Nederland en de overige EU-lidstaten
heeft plaatsgehad. De desbetreffende notawisselingen zullen nog aan de Staten-Generaal
worden voorgelegd. Naar het grondgebied van Macedonië wordt de toeslag
vanaf 1 april 2007 niet meer geëxporteerd, omdat het nieuwe
sociale zekerheidsverdrag tussen de Macedonische en de Nederlandse regering
op die datum in werking is getreden. Met andere landen zijn nog onderhandelingen
gaande.
Voor de goede orde merk ik op dat de bovengenoemde beleidslijn (afbouw
lineair in drie jaren) eveneens uitgangspunt is bij lopende besprekingen over
wijzigingsverdragen. In het geval van Nieuw-Zeeland doet zich echter de situatie
voor dat er geen enkele export van toeslagen meer plaatsvindt, zodat er geen
grond is voor een afbouwregeling.
Onlangs zijn de onderhandelingen met Marokko over de aanpassing van socialezekerheidsverdrag
afgerond. Dit heeft echter niet geleid tot een afspraak die beoogt de export
van toeslagen naar Marokko te beëindigen. Van Marokkaanse zijde was men
hiertoe niet bereid. In een poging om op het punt van de Toeslagenwet overeenstemming
te bereiken, heeft Nederland een aanbod gedaan in de sfeer van de ziektekosten.
Van Marokkaanse zijde was het namelijk een wens om het verdrag zodanig aan
te passen dat in Marokko wonende WAO- en AOW-gerechtigden aanspraak kunnen
blijven maken op de vergoeding van een ruimer medisch verstrekkingenpakket,
dan waarop thans op grond van het verdrag bestaat. Het laatste Nederlandse
voorstel om beide dossiers uit te ruilen, is uiteindelijk niet door Marokko
geaccepteerd. Dit betekent dat Nederland de toeslagen moet blijven uitbetalen,
waar tegenover staat dat thans slechts een zeer beperkt medisch pakket dat
door de Marokkaanse autoriteiten aan WAO- en AOW-gerechtigden in Marokko wordt
verstrekt, voor vergoeding door Nederland in aanmerking komt.
Door beide zijden wordt in de uitkomst van deze onderhandelingen berust.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner
De minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen