Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31444-VI nr. 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31444-VI nr. 6 |
Vastgesteld 9 juni 2008
De vaste commissie voor Justitie1 heeft over het Jaarverslag 2007 van het ministerie van Justitie (Kamerstuk 31 444 VI, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.
Deze vragen, alsmede de daarop op 6 juni 2008 gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.
Hoeveel heeft het ministerie van Justitie het afgelopen jaar gespendeerd aan communicatie? Waaruit bestond deze? Hoeveel daarvan vond plaats in het kader van de 100-dagen tour van het nieuwe kabinet?
Op het niveau van het bestuursdepartement is in 2007 een bedrag ad € 2,2 miljoen uitgegeven aan algemene uitgaven voor communicatie. Het betreft uitgaven voor de Justitie-website, brochures en huisstijl. Aan specifieke publiekscampagnes, zoals de campagne voor het inleveren van wapens en de campagne tegen huiselijk geweld, is eveneens een bedrag ad € 2,2 miljoen gespendeerd. Ter verbetering van de onderlinge communicatie en een gewenste cultuuromslag is een bedrag ad € 2,3 miljoen uitgegeven. Justitie heeft in 2007 € 31 000 uitgegeven in het kader van de 100-dagen tour van het kabinet.
Wanneer zijn alle 500 forensisch assistenten ingezet?
Eind 2011 dienen de laatste 125 van de geplande 500 forensisch assistenten te zijn aangenomen. Hun opleiding duurt 3 maanden. Uiterlijk 1e kwartaal 2012 wordt de laatste forensisch assistent ingezet.
Hoeveel forensisch assistenten zijn er in 2007 aangetrokken?
Met de politie zijn geen afspraken gemaakt voor 2007 maar is afgesproken dat eind 2008 125 forensisch assistenten zijn aangenomen. Er is niet bijgehouden hoeveel van deze forensisch assistenten per 31-12-2007 zijn aangenomen. Doordat BZK een deel van het geld voor 2008 al in 2007 beschikbaar heeft gesteld is het voor de regiokorpsen wel mogelijk geweest direct te starten met de werving van forensisch assistenten. Dit heeft ertoe geleid dat per 1 mei 2008 door de regiokorpsen al 112 forensisch assistenten zijn aangesteld. Hiermee is de doelstelling voor 2008 al bijna bereikt.
Hoeveel justitiële 24-uurs opvangvoorzieningen waren er einde 2006 en hoeveel eind 2007?
Justitie onderhoudt een subsidierelatie met vier opvangvoorzieningen, de zogenoemde DEMO-organisaties. In het kader van resocialisatie en reïntegratie van (ex-)gedetineerden werden daartoe in 2006 en in 2007 respectievelijk ca. 120 en ca. 150 opvangplaatsen ingekocht.
Is onderzocht of het bestaan van coördinatiepunten nazorg ook betekent dat er beleid ten aanzien van nazorg voor ex-gedetineerden wordt gevoerd? Hoe wordt dat beleid gevoerd?
Bij een aantal grotere gemeenten zijn de activiteiten inzake nazorg ingebed binnen het lokale veiligheidsbeleid en/of het uitvoeringsbeleid inzake de Wmo. De ondersteuning en stimulering van de (door)ontwikkeling van een infrastructuur t.b.v. nazorg ex-gedetineerden bij alle gemeenten is één van de speerpunten van het programma Sluitende Aanpak Nazorg.
Hoe zal worden toegezien op het beleid dat wordt ontwikkeld door gemeenten op het gebied van nazorg voor ex-gedetineerden? Kunnen positieve ervaringen van een bepaalde gemeenten eenvoudig worden uitgewisseld met andere gemeenten? Hoe worden best-practices geëvalueerd en gedeeld?
De netwerkadviseurs nazorg (voorheen kwartiermakers genoemd) hebben binnen hun regio intensief contact met de contactpersonen nazorg binnen de gemeenten. Naast een faciliterende rol bij het inrichten van een coördinatiepunt hebben de netwerkadviseurs, op verzoek van de gemeenten, een adviserende rol bij het vormgeven van gemeentelijk nazorgbeleid. Kortom, de inzet van de netwerkadviseurs biedt een instrument voor het volgen van de beleidsontwikkelingen op het gebied van nazorg (aan ex-gedetineerden) bij gemeenten.
Gemeenten die zijn aangesloten op het Digitaal Platfom Aansluiting Nazorg kunnen kennis, ervaringen en best-practices uitwisselen via dit instrument. Daarnaast worden regelmatig regionale bijeenkomsten georganiseerd waar verschillende gemeenten hun ervaringen inclusief best practices kunnen uitwisselen en afstemmen.
Het evalueren van best-practices kan gebeuren aan de hand van gemeenschappelijk door gemeenten en Justitie bepaalde criteria. Dit laatste is een van de speerpunten binnen het programma Sluitende Aanpak Nazorg.
Hoe functioneert het Digitaal Platform Aansluiting Nazorg?
Het Digitaal Platform Aansluiting Nazorg (DPAN) functioneert over het algemeen goed. Er wordt de komende jaren – in afstemming met gemeenten – gewerkt aan een verfijning van het systeem.
DPAN krijgt een steeds grotere dekking. Van de 360 gemeenten met een contactpersoon zijn inmiddels circa 160 gemeenten aangesloten op DPAN.
Sinds februari 2008 kunnen via DPAN de P&C-cijfers m.b.t. nazorg worden gegenereerd. Op basis van deze cijfers kan (met name) de kwantitatieve inzet van de Medewerkers Maatschappelijke Dienstverlening (MMD’ers) binnen het Gevangeniswezen worden gevolgd.
Op basis van de huidige cijfers kan worden geconstateerd dat in toenemende mate door de MMD’ers op een adequate wijze gebruik wordt gemaakt van DPAN. De informatie verkregen tijdens de screening wordt (veelal) tijdig ingevoerd in DPAN en daarmee toegankelijk gesteld voor (aangesloten) gemeenten. Gemeenten die wel een contactpersoon hebben maar nog geen aansluiting op DPAN krijgen de informatie uit screening langs een andere weg (per mail of post) toegezonden.
Hoe zal worden toegezien op de uitvoering van het versterkingsprogramma financieel-economische criminaliteit, en op het bereiken van de gestelde doelstellingen?
Een breed, d.w.z. uit alle betrokken geledingen, samengestelde Stuurgroep onder leiding van het Ministerie van Justitie ziet toe op de voortgang van de implementatie van het in uw vraag bedoelde versterkingsprogramma, alsmede van de beide versterkingsprogramma’s gericht op de aanpak van georganiseerde criminaliteit en cybercrime. Daarnaast leggen het Openbaar Ministerie en de politie jaarlijks verantwoording aan de betrokken departementen af via de reguliere P&C cyclus. Uw Kamer zal via de jaarlijkse rapportage over het overkoepelende programma Veiligheid begint bij voorkomen op de hoogte worden gehouden worden van de voortgang.
Wordt een meer geïntegreerde aanpak van huiselijk geweld en eergerelateerd geweld overwogen?
Zie het antwoord op vraag 10.
Wordt bij het nader bezien van de definities van eergerelateerd geweld en huiselijk geweld ook bekeken of het protocol huiselijk geweld en het protocol eergerelateerd in elkaar kunnen worden geschoven?
Huiselijk geweld en eergerelateerd geweld hebben raakvlakken. In beide gevallen is verbijzondering en maatwerk in de aanpak onontbeerlijk voor de effectiviteit ervan. Onder migrantengroepen is huiselijk geweld evenzeer een probleem als eergerelateerd geweld. Ferwerda en Van Leiden (2005) geven de volgende werkdefinitie van eergerelateerd geweld: «Eergerelateerd geweld is elke vorm van geestelijk of lichamelijk geweld, gepleegd vanuit een collectieve mentaliteit in een reactie op een (dreiging) van schending van de eer van een man of vrouw en daarmee van zijn of haar familie waarvan de buitenwereld op de hoogte is of dreigt te raken». Dit is ook de definitie die het ministerie van Justitie hanteert. Eergerelateerd geweld kan dus in huiselijke kring plaatsvinden, maar ook erbuiten. Het verschilt zodanig van huiselijk geweld dat de aanpak zoals die voor huiselijk geweld wordt toegepast bij eergerelateerd geweld averechts kan werken. Bij eergerelateerd geweld moet rekening gehouden worden met verhoogd escalatierisico.
Bestaande protocollen, maatregelen en instrumenten inzake huiselijk geweld en eergerelateerd geweld worden afgestemd en waar nodig aan elkaar gekoppeld om op deze manier de aanpak van beide problemen te versterken.
Wordt in het kader van het WODC-onderzoek ten behoeve van het vaststellen van indicatoren voor het verminderen van recidive niet alleen aandacht besteed aan kwantitatieve, maar ook kwalitatieve aspecten van recidive?
Hier wordt waarschijnlijk gedoeld op beleidsdoelstelling 50 van het Beleidsprogramma (pag. 24 Jaarverslag). De Recidivemonitor van het WODC publiceert jaarlijks recidivemetingen onder justitiabelen. De Monitor geeft kwantitatieve informatie met betrekking tot zogenoemde statische factoren: sekse, leeftijd, achtergrond, etc. De Monitor legt geen verband met dynamische factoren: die criminogene factoren die in principe voor gedragsbeïnvloeding vatbaar zijn. Een zekere kwalitatieve bewerking vindt plaats in de vorm van een rubricering van de delicten waarmee men recidiveert, naar zwaarte van het delict (maximale strafbedreiging).
Wanneer zullen er in alle gemeenten veiligheidshuizen zijn?
Het is niet de bedoeling dat in alle gemeenten een Veiligheidshuis komt. Eind 2009 zal er wel een landelijk dekkend systeem van Veiligheidshuizen zijn, waarvoor de volgende uitgangspunten gelden:
– Inzet is om minimaal voor de G31 een Veiligheidshuis te creëren. Daarnaast dient er tenminste in ieder arrondissement een dergelijke voorziening te zijn. Als er meerdere voorzieningen zijn dan dienen deze gezamenlijk de hele regio te dekken. Uiteraard kan wanneer de lokale problematiek daar aanleiding toe geeft ook buiten de grote steden tot de inrichting van een Veiligheidshuis worden besloten.
– Deze Veiligheidshuizen hebben een regiofunctie, beslaan een politiedistrict of een nader afgebakend gebied. In meerdere Veiligheidshuizen gebeurt dit overigens al.
Op deze wijze ontstaat een netwerk van Veiligheidshuizen waarbinnen in geval van lokale problemen aansluiting kan worden gezocht bij een regionaal Veiligheidshuis.
Zijn er gemeenten die geen veiligheidshuis willen, omdat ze bijvoorbeeld zelf al beleid hebben ontwikkeld, en hoe wordt daarmee omgegaan?
Er wordt een netwerk van Veiligheidshuizen ontwikkeld waarbinnen in geval van lokale problemen aansluiting kan worden gezocht bij een regionaal Veiligheidshuis. De ontwikkeling van de Veiligheidshuizen gebeurt in samenwerking tussen gemeenten en de justitiële organisaties. Hierbij wordt veel aandacht besteed aan het creëren van draagvlak en het aansluiten op de bestaande samenwerkingsstructuren. Bij de uitwerking van het Bestuursakkoord Rijk-gemeenten is opgenomen dat de gemeenten in 2009 in alle (constructies als) Veiligheidshuizen participeren, waarin persoongerichte aanpak van onder anderen probleemjongeren wordt vormgegeven. Daarnaast wordt bij de ontwikkeling van Veiligheidshuizen in veel gevallen aangesloten op het beleid zoals omschreven in onze beleidsnotitie «Veiligheid begint bij voorkomen» van 7 november 2007. Er zijn op dit moment geen signalen bekend dat er gemeenten zijn die niet in een Veiligheidshuis willen participeren.
In hoeveel steden zal nog een veiligheidshuis worden ingericht? In hoeverre verschillen de reeds operationele veiligheidshuizen in opzet, betrokken instanties en/of uitvoering? Op welke punten?
De verwachting is dat er nog 16 Veiligheidshuizen worden ingericht. Het totale aantal zal dan 42 zijn.
Het is niet de bedoeling om het streven naar een landelijk dekkend netwerk vergezeld te laten gaan van een uniforme blauwdruk voor de wijze waarop de Veiligheidshuizen zouden moeten worden opgezet en wat ze zouden moeten doen. De kracht van de bestaande Veiligheidshuizen is immers dat ze op lokaal en regionaal niveau van de grond zijn gekomen en daardoor zijn toegesneden op de specifieke lokale situatie. Dit blijft het uitgangspunt bij de borging en verdere intensivering van de Veiligheidshuizen. Wel wordt bij de opzet van nieuwe Veiligheidshuizen zoveel mogelijk voortgebouwd op reeds bestaande samenwerkingsverbanden en de best practices die in de bestaande Veiligheidshuizen de afgelopen periode hebben geleid tot een succesvolle samenwerking tussen de verschillende partners in het Veiligheidshuis.
Bij de operationele Veiligheidshuizen is er variatie in de lokale thema’s (zoals aanpak hennepteelt, schoolverzuim, groepsaanpak, e.d.), in de fysieke aanwezigheid van partners (dit varieert van alle partners fysiek in het gebouw aanwezig tot een deel van de partners die alleen in het casusoverleg aanwezig zijn of via een contactfunctionaris in het Veiligheidshuis benaderd worden) en in de aansturing (een coördinator vanuit de gemeente of vanuit het OM). De basis is voor alle Veiligheidshuizen gelijk: een persoons- en/of gebiedsgerichte aanpak op de thema’s Jeugd, veelplegers en huiselijk geweld door middel van concrete afspraken in het casusoverleg.
Wanneer is de uitkomst van het onderzoek naar het aantal coffeeshops en gemeentelijk beleid bekend?
De verwachting is dat na de zomer 2008 de onderzoeksresultaten bekend zijn.
Kan worden aangegeven hoeveel radicale salafistische leiders en jongerenpredikers geconfronteerd zullen gaan worden met hun uitspraken in het kader van het specifieke beleid? Kan tevens worden aangegeven welke moskeeën, jeugdcentra en andere podia door deze leiders en predikers worden gebruikt en of deze allen door de overheid nauw in de gaten worden gehouden?
De lokale overheden zullen het gesprek aangaan met radicaal salafistische leiders in hun gemeente op het moment dat zij dit noodzakelijk achten. Daarbij zullen de salafistische predikers en leiders inhoudelijk worden geconfronteerd met radicale uitspraken die zij hebben gedaan en worden aangesproken op de effecten van deze radicale uitspraken op jongeren. Ook zal daarbij worden aangegeven dat van hen wordt verwacht dat zij zich uitspreken tegen het gebruik van geweld en tegen terrorisme. Er zijn geen cijfers te geven over de aantallen gespreken die plaatsvinden. Zoals in het AIVD rapport Radicale dawa in verandering van oktober 2007 is beschreven is er sprake van een circuit van rondreizende salafistische jongerenpredikers. De lezingen worden op verschillende plekken georganiseerd.
Zullen per medio 2008 alle gerechten werken volgens de PROMIS-werkwijze in meervoudige strafzaken?
Medio 2008 zullen alle rechtbanken de PROMIS-werkwijze hebben ingevoerd maar zal deze nog niet in alle zaken worden toegepast. De streefnorm is dat geleidelijk alle meervoudige zaken in de strafsector volgens deze werkwijze worden afgedaan. Driekwart van de rechtbanken verwacht de norm in 2010 te halen. Gezien de aanzienlijke inhoudelijke voorbereiding en procesmatige aanpassingen zijn de gerechten voorzichtig met hun inschatting ten aanzien van de beoogde resultaten. De Raad bekijkt op basis van de realisatie van 2008 hoe de invoering vordert en of de norm voor 2010 haalbaar is.
Wat is er onder de DT&V wezenlijk veranderd inzake het proces rond het verkrijgen van (vervangende) reisdocumenten ten opzichte van de situatie van vóór de DT&V en tot welke daadwerkelijke verbeteringen dit heeft geleid wat betreft het (sneller) verkrijgen van zulke documenten?
Zie het antwoord bij vraag 19.
Kan de kamer geïnformeerd worden over de resultaten van het gecentraliseerde proces ter verkrijging van (vervangende) reisdocumenten? Kan van de belangrijkste terugkeerlanden inzicht worden gegeven over de tijdsduur die nodig is om documenten te verkrijgen en het slagingspercentage?
De kern van de verandering inzake het proces rond het verkrijgen van (vervangende) reisdocumenten is een vergroting van de kwaliteit van de aanvragen. Met de komst van de DT&V wordt het gehele proces rond het verkrijgen van (vervangende) reisdocumenten, van het moment van aanvragen tot het antwoord van de diplomatieke vertegenwoordiging, dooréén organisatie afgehandeld, namelijk de DT&V. Hiervóór werden door drie verschillende organisaties, de IND, de VP en de KMar, aanvragen opgestart, ingediend en afgehandeld. Nu draagt een centrale afdeling binnen de DT&V zorg voor álle presentaties (zowel schriftelijk als in persoon), bewaakt de kwaliteit van de in te dienen aanvragen voor (vervangende) reisdocumenten, zorgt voor de voortgangsbewaking, onderhoudt de contacten met de diplomatieke vertegenwoordigingen en voor het verdere verloop van de aanvragen en beheert een centrale registratie van de aanvragen. Voordelen hiervan zijn, dat de kwaliteit van de aanvragen voor (vervangende) reisdocumenten is verbeterd en dat ook meer zicht is gekomen op de wijze van uitvoering en op de resultaten van de aanvragen en de afgifte voor (vervangende) reisdocumenten bij álle diplomatieke vertegenwoordigingen.
De kwalitatieve verbeteringen in het proces rond het verkrijgen van (vervangende) reisdocumenten hebben geleid tot een zorgvuldiger proces. De DT&V heeft in dit verband de aanbevelingen uit het rapport «Transparantie in Presentaties» (2007) van de Nationale ombudsman en de Commissie feitenonderzoek uitzettingen naar de Democratische Republiek Congo (2005) ter zake geïmplementeerd met zo kort mogelijke doorlooptijden, in de zin dat aanvragen tijdig ingediend kunnen worden bij de diplomatieke vertegenwoordiging. Er kan niet zonder meer worden gesteld dat de nieuwe werkwijze een directe relatie heeft met het aantal afgegeven (vervangende) reisdocumenten. Dit is immers van meer factoren afhankelijk, met name van de medewerking van het land van herkomst om een (vervangend) document betreffende identiteit en nationaliteit te verstrekken en van de medewerking van de vreemdeling aan het vaststellen hiervan. Dit is ook de reden dat in het algemeen niet aangegeven kan worden wat de tijdsduur is om (vervangende) reisdocumenten te verkrijgen.
Wanneer ontvangt de Kamer de voorstellen over de verbetering en versnelling van de asielprocedure?
Naar verwachting ontvangt u de brief over verbeteringen in de asielprocedure nog voor het zomerreces.
Wat zijn momenteel nog de achterstanden bij de IND en de DT&V? Wanneer zullen deze naar verwachting zijn weggewerkt?
Dankzij inspanningen van alle medewerkers zijn de achterstanden bij de IND in de voorraden van aanvragen voor reguliere verblijfsdoelen nagenoeg weggewerkt. Daarnaast is de nieuwe instroom bijgehouden en zijn de doorlooptijden verkort.
Alle aan DT&V overgedragen zaken krijgen een regievoerder vertrek toegewezen. Alle zaken worden dus in behandeling genomen. In de asielopvang bevindt zich echter een groep uitgeprocedeerde asielzoekers van de Vw2000. Een deel van deze groep is verwijderbaar. Op dit moment wordt een analyse gemaakt van de betreffende groep voorafgaand aan de verdere procedure.
Wanneer is voorzien dat de ontwerp-wetgeving naar aanleiding van de beleidsnotitie «Naar een modern migratiebeleid» naar de Kamer wordt gestuurd? Wanneer is voorzien dat de Kamer geïnformeerd wordt over maatregelen die het Kabinet zal nemen ter «verbetering en versnelling van de asielprocedure»? (zie ook p. 90).
Op korte termijn zal een nadere uitwerking van de beleidsnotitie «Naar een modern migratiebeleid» voor de toelating en het verblijf van vreemdelingen die op reguliere gronden verblijf in Nederland wensen, aan de Tweede Kamer worden gezonden. Ontwerp-wetgeving zal naar verwachting begin 2009 aan de Kamer worden gestuurd. Voor het zomerreces zal de Kamer nader worden geïnformeerd over de kabinetsmaatregelen om te komen tot een verbeterde en effectievere asielprocedure en een effectiever terugkeerbeleid.
Kunt u aangaande de openbare ordebrief aangeven waarom de resultaten van het onderzoek naar de «toepassing en effectiviteit van het huidige beleid en de mogelijke verhoging van de effectiviteit door middel van de voorgestelde aanscherping» en de pilot «inzake het intensiveren van de ongewenstverklaring» (brief Staatsecretaris d.d. 12 september 2007) zo lang op zich laten wachten?
Ik neem aan dat gedoeld wordt op mijn brief van 13 augustus 2007 (TK 2006–2007, 19 637, nr. 1168). In deze brief heb ik toegezegd onderzoek te laten doen naar de toepassing van de glijdende schaal in recente jaren en tevens te laten analyseren welke effecten de voorgestelde aanscherping van deze schaal zou sorteren. Daarbij heb ik gemeld te verwachten dat het onderzoek eind 2008 zal worden afgerond. De afgelopen maanden is geïnvesteerd in het creëren van een bestand op basis van gegevens van het OM en de IND aan de hand waarvan het onderzoek kan worden verricht. Door het WODC zullen nu offranten worden benaderd voor het onderzoek.
De aangekondigde pilot inzake het intensiveren van de ongewenstverklaring is gestart per 1 maart 2008. De pilot heeft een duur van één jaar en wordt uitgevoerd in de politieregio’s Utrecht, IJsselland, Brabant-Noord en Rotterdam-Rijnmond. Een voorbereidingstijd was nodig om afspraken te maken met alle betrokken ketenpartners en een werkinstructie op te stellen voor de politie.
Wat is er op dit moment (na het jaar 2007) al bereikt op doelstelling 50, een reductie van de criminaliteit met 25 % in 2010 ten opzichte van 2002? Kunnen ook de tussenstanden op de verschillende deeldoelstellingen (reductie van geweldsdelicten, vermogensdelicten, enz.) worden opgesomd?
Bij brief van 29 april jl. hebben wij Uw Kamer geïnformeerd over de resultaten van de Veiligheidsmonitor 20081. In deze brief hebben wij U tevens op de hoogte gebracht van het traject ontwikkeling Veiligheidsmonitor en de noodzakelijke herijking van de doelstellingen als gevolg van de overgang naar een nieuw meetinstrument (i.c. de Veiligheidsmonitor Rijk). Tevens hebben we voor de categoriëen geweld, vermogen, overlast, verloedering en fietsendiefstal aangegeven welk deel van de herijkte doelstelling tov 2006 reeds gerealiseerd is en hoeveel reductie nog gerealiseerd moet worden. Voor gedetailleerde informatie verwijs ik u kortheidshalve naar voornoemde brief.
Zijn in de resultaten van de vreemdelingenkamers de ingetrokken procedures in het kader van de Regeling afwikkeling oude Vreemdelingenwet verwerkt?
In de gerealiseerde productie van de vreemdelingenkamers zijn ook de ingetrokken procedures in het kader van de Regeling afwikkeling oude Vreemdelingenwet meegenomen.
Wordt de voortgang van de brandveiligheidprogramma’s vertraagd door budgettaire grenzen?
Nee.
Bij de Dienst Justitiële Inrichtingen is budget beschikbaar gemaakt. Bij de overige Justitiële sectoren en de Rechtspraak zullen pas na de brandveiligheidsscans de kosten bekend zijn.
De vertraging in het brandveilig maken van de gebouwen als onderdeel van de uitwerking van het kabinetsstandpunt Schipholbrand is het gevolg van de grotere complexiteit dan aanvankelijk door de Rijksgebouwendienst ingeschat, verschil in aanpak tussen gemeenten, capaciteitsknelpunten in de aannemersmarkt en het kabinetsbesluit van april 2007, uitgewerkt in de brieven van de bewindslieden van WWI en Justitie van 12 februari 2008 en 19 mei 2008, om de meeste justitiële inrichtingen op nieuwbouwniveau in plaats van het niveau bestaande bouw te brengen.
Zijn de voor de Dienst Speciale Interventies (DSI) gereserveerde middelen volledig benut?
De gereserveerde middelen nog niet volledig benut. Dit wordt veroorzaakt door de onderbezetting van de DSI, de tijdelijke (oude) huisvesting, en de lange doorlooptijden in het kader van de Europese aanbestedingswetgeving.
Waarom is het bedrag van € 10,5 miljoen voor cameratoezicht in de vervoerssector grotendeels onbenut gebleven? Blijft dit bedrag beschikbaar in 2008 als extra middelen?
De uitvoering van de projecten van het programma ligt bij de sector. De complexe verhoudingen binnen de aangewezen risicolocaties is dusdanig dat de uitvoering van het programma daardoor meer voorbereidingstijd nodig had dan vooraf gedacht. Aan het begin van 2008 is een subsidieregeling voor cameratoezichtssystemen opgesteld welke begin juni 2008 wordt gepubliceerd. De indieningstermijn hiervan sluit op 31 juli aanstaande. De grootste liquiditeitsbehoefte van dit project ligt in 2009 en 2010. Om deze reden is een deel van het overschot van 2007 voor dit doel beschikbaar in 2009 en 2010.
Waarom vraagt het feitelijke ontwikkel- en implementatietraject een andere kasraming dan oorspronkelijk werd geraamd? Kan inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn van de herijking van het programma in de 2e helft van 2007 en welke verdieping en verscherping van de focus heeft plaats gevonden?
Voor de gewijzigde kasraming zie het antwoord op vraag 28.
Het programma subsidieert cameratoezichtssystemen op 7 risicolocaties in Nederland. Deze locaties zijn aangewezen op basis van het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding wat samen met de sector tot stand is gekomen. Per locatie kan een subsidie worden aangevraagd dat voldoet aan de criteria zoals die zijn vastgelegd in het subsidiekader. Dit kader is gebaseerd op de Wet Justitiesubsidies en getoetst aan artikel 87 EG-verdrag. Dit heeft meer voorbereiding noodzakelijk gemaakt dan initieel was voorzien. Bovendien is het focus van het pogramma verschoven van camera’s naar cameratoezichtssystemen.
De verantwoordelijke partijen moeten per locatie gezamenlijk een aanvraag voor subsidie indienen. Hierdoor kan de bijdrage zo effectief mogelijk aan het bestrijden van terrorisme besteedt worden. De uitvoering en dus het ontwikkelen en implementeren van de cameratoezichtssystemen ligt bij de sector zelf.
Kan inzichtelijk worden gemaakt waar de € 0,5 miljoen die in het kader van het Fonds Economische Structuurversterking (FES) aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) beschikbaar is gesteld, precies vandaan komt? Op basis van welke overweging is besloten dit bedrag aan het NFi beschikbaar te stellen en waar dient het NFI dit bedrag aan te besteden?
Het Ministerie van Economische Zaken heeft gelden ter beschikking gesteld voor het programma Verbetering Terrorismebestrijding en Criminaliteitsbestrijding door Information Awareness (VIA) in het kader van de zogenaamde FES-gelden.
Dit programma bestaat uit drie deelprojecten, waaronder het deelproject Patroonherkenning dat uitgevoerd wordt door het NFI. Dit deelproject heeft tot doel het opbouwen, borgen en overdragen van expertise met betrekking tot toepassing van datamining en patroonherkenning in datasets ten behoeve van veiligheid.
De kosten worden jaarlijks met het FES verrekend.
Kan inzichtelijk worden gemaakt welk deel van het totale bedrag (€ 2,7 miljoen) dat vanuit de Justitiebegroting beschikbaar is voor eergerelateerd geweld, besteed is aan opleidingen en welk deel aan projecten van minderhedenorganisaties?
Voor de uitvoering van het Meerjaren Kaderplan Minderheden is een bedrag van € 1,3 miljoen beschikbaar. Voor diverse opleidingen op het terrein van eergerelateerd geweld (politie, openbaar ministerie en zittende magistratuur) is € 1 miljoen beschikbaar. Voorts is € 1,2 miljoen uit de Justitiebegroting beschikbaar voor de opvang van minderjarige slachtoffers. Daarnaast is en wordt door Justitie geïntensiveerd op de totstandkoming van handboeken en protocollen voor samenwerking op lokaal niveau, op de uitvoering van lokale projecten en op onderzoek naar de aard en omvang van eergerelateerd geweld. Daarmee zijn de intensiveringen vanuit de Justitiebegroting hoger dan de genoemde € 2,7 miljoen.
Zijn de aan het NFI toegekende middelen voldoende gebleken of wordt de kwaliteitsimpuls vertraagd door het budget?
De toegekende middelen vormen geen belemmering ten aanzien van de kwaliteitsimpuls die het NFI momenteel doorvoert.
Kan worden aangegeven hoe ver het momenteel staat met het realiseren van de uitbreidingsplannen nu de 67 extra zorgplaatsen in detentie niet zijn gerealiseerd in 2007? Welk deel hiervan is voorzien door aanbesteding door de Geestelijke Gezondheidszorg (GGz)?
De voorbereidingen voor het realiseren van zorgplaatsen zijn in 2007 in gang gezet. Eind 2008 zullen circa 367 zorgplaatsen zijn gerealiseerd, daarvan worden via een aanbesteding van zorgplaatsen in de GGz minimaal 127 plaatsen gerealiseerd. Gunning vindt plaats in augustus 2008.
In verband met de vertraging is de bijdrage aan DJI met € 10 miljoen verlaagd, zullen deze gelden wel weer voor 2008 beschikbaar zijn voor het uitbreiden van de zorgplaatsen? (vergelijk p. 56 en 69 van het Jaarverslag)
De gelden voor uitbreiding en exploitatie van de zorgplaatsen ten behoeve van gedetineerden zijn structureel toegekend. In 2007 is de geplande productie niet gerealiseerd, waardoor de hiervoor bestemde middelen niet zijn besteed en incidenteel ten gunste van de algemene middelen vrijvielen.
Waarom lag de groei bij de jeugdreclassering lager dan bij het opstellen van de begroting was voorzien?
Zie het antwoord op vraag 94.
Hoeveel vertraging is er ontstaan bij het verhogen van het opleidingsniveau van zittende groepsleiders in de JJI’s? Waarom is deze vertraging ontstaan?
Eind 2006 is begonnen met de ontwikkeling van een specifieke opleiding «werken in gedwongen kader» op HBO-niveau. Het ontwikkelen en vaststellen van nog niet bestaande modules die specifiek zijn voor werken in gedwongen kader, is een ingewikkeld en langdurig proces. Een deel van het zittende personeel wordt vanaf september bijgeschoold naar HBO-niveau. De eerste groepsleiders kunnen in het cursusjaar 2008/2009 instromen.
Hoeveel groepsleiders voor JJI’s zijn er in 2007 aangetrokken en hoeveel hadden er aangetrokken moeten worden op basis van de begroting?
Naast het reguliere verloop dienden 176 extra vacatures ingevuld te worden in 2007. Eind 2007 was hiervan ongeveer 20% ingevuld (=35).
Komt het bedrag van € 9,7 miljoen, dat voor de kwaliteitsverbetering van de PIJ-maatregel was bedoeld en nu is teruggevloeid naar het ministerie van Financiën op een later tijdstip weer wel voor dit doel beschikbaar? Zo ja, wanneer?
Voor de verbetering van de Pij-maatregel is een tot 2011 oplopende structurele geldreeks beschikbaar gesteld. De € 9,7 mln. was (structureel). bestemd voor de instroom van nieuw personeel en opleiding van het zittende personeel. Dit zal uiteindelijk leiden tot een verkleining van de groepsgrootte tot 8 jeugdigen in 2010 en verbetering van de kwaliteit. Er wordt nog volop gewerkt aan de verbetering van de kwaliteit van de Pij-maatregel. Vanwege de krapte op de arbeidsmarkt was het niet mogelijk om in 2007 het gewenste personeel te werven. Het bedrag is om die reden éénmalig teruggevloeid naar de algemene middelen. De feitelijke instroom van personeel vindt immers later plaats. Het geraamde bedrag voor 2007 valt daarmee vrij. Inmiddels worden voor de justitiële jeugdinrichtingen verdergaande verbetermaatregelen getroffen. Daarvoor is extra budget beschikbaar.
Is de kwaliteit van de PIJ-maatregel inmiddels zodanig verbeterd dat het bedrag van € 9,7 miljoen dat is teruggevloeid naar het ministerie van Financiën niet meer voor dat doel nodig is? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Zie het antwoord op vraag 38,
Hoe kan het dat een bedrag van € 9,7 miljoen niet besteed kon worden voor de kwaliteitsverbetering PIJ-maatregel? Was er geen andere oplossing of kwaliteitsimpuls denkbaar dan het terugstorten van de middelen naar het ministerie van Financiën?
Zie het antwoord op vraag 38.
Hoeveel opvangcapaciteit van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) was het gevolg van administratief verwijderden die feitelijk nog bij het COA verbleven?
Zoals aan uw Kamer gemeld in het debat over de uitvoering van de regeling Afwikkeling nalatenschap oude vreemdelingenwet, op 27 mei jl., wordt uw Kamer in de zomer nader geïnformeerd over het verblijf van administratief verwijderden in de opvang. Analyse hiervan wordt thans uitgevoerd.
Kan inzichtelijk worden gemaakt waarom de groei bij de jeugdreclassering lager is geweest dan voorzien? Wat gebeurt er nu met het bedrag van € 6 miljoen dat niet is besteed?
Zie het antwoord op vraag 95.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de 8 700 in 2007 nog niet uit de caseload van DT&V uitgestroomde vreemdelingen?
Per 1 juni 2008 bevinden zich nog 6 000 van de 8 700 vreemdelingen in de caseload van de DT&V. De grootste categorie betreft (ex-)asielzoekers die veelal nog in afwachting zijn van de behandeling van hun beroep (dus rechtmatig verblijf hebben).
Kan een onderverdeling worden gegeven van de 9 300 in 2007 uit de caseload van DT&V uitgestroomde vreemdelingen, bezien naar Vertrek met onbekende bestemming (MOB) en daadwerkelijk vertrek?
Uitgesplitst naar beide gevraagde vormen van vertrek zijn uit de caseload van DT&V 3 400 vreemdelingen daadwerkelijk uit Nederland vertrokken en 4 200 vreemdelingen niet aantoonbaar uit Nederland vertrokken. De resterende 1 700 vreemdelingen zijn uitgestroomd vanwege verschillende vormen van rechtmatig verblijf zoals toelatingsaanvragen, statusverlening e.a.
Wat is het aandeel in de kosten van DT&V van de medewerkers van Koninklijke Marechaussee (KMar) en de Vreemdelingenpolitie(VP)?
De VP en de KMar dragen zelf de salariskosten van de gedetacheerde medewerkers bij de DT&V. Met betrekking tot de overheadkosten van deze medewerkers vindt verrekening plaats met BZK en Defensie.
Zal het aantal front-offices voor de uitvoering van de Vreemdelingenwet nog worden uitgebreid, bijvoorbeeld in Zeeuws-Vlaanderen?
In lijn met het dienstverleningsconcept van de IND is een IND-loket in Nederland voor minimaal 80% van de aanvragers binnen één uur reizen per openbaar vervoer te bereiken.
Uit het oogpunt van klantgerichtheid en verdergaande dienstverlening wordt er daarnaast naar gestreefd het aantal verplichte lokethandelingen te minimaliseren. Er is vooralsnog dan ook geen verdere uitbreiding van het aantal loketten voorzien.
Waarom is er minder geld dan begroot uitgegeven aan wetgevingskwaliteitsbeleid?
Dit komt doordat een aantal activiteiten later zijn gestart in verband met de wisseling van het kabinet. Anderzijds is een aantal grote facturen niet in 2007 betaald, maar in 2008.
Welk deel van de beoogde maatregelen inzake de reductie van administratieve lasten is gerealiseerd?
Van de voor 2007 beoogde AL-verlichting van € 747 mln. (zie voor specificatie van de cijfers de tabel op pag. 40 van het Jaarverslag) is 422 mln. gerealiseerd; dat is iets minder dan 45%. Overigens is het wetsvoorstel vereenvoudiging jaarrekeningen voor kleine ondernemers (Kamerstukken 31 136), dat de commerciële jaarrekening op fiscale grondslag mogelijk maakt, op 15 mei jongstledendoor de Tweede Kamer aanvaard. De Eerste Kamer heeft de behandeling voortvarend ter hand genomen, een blanco eindverslag is reeds ontvangen en het voorstel staat als hamerstuk voor 10 juni 2008. De verwachting is dat een deel van de daarmee gepaarde AL-verlichting van € 325 mln. nog in 2008 gerealiseerd kan worden.
Hoe komt het dat de ontvangsten uit verbeurd verklaarde gelden hoger zijn uitgevallen dan begroot?
De hoogte van de ontvangsten is afhankelijk van de definitieve afloop van de rechtzaken en de mogelijkheden om de opgelegde bedragen te incasseren. Aan de raming van deze ontvangsten liggen dus grote onzekerheden ten grondslag, waardoor in de praktijk fluctuaties optreden.
Kan inzichtelijk worden gemaakt wat de mogelijke oorzaken zijn geweest voor het feit dat de uiteindelijk uitgaven voor de Hoge Raad verhoudingsgewijs een stuk hoger lagen dan de geraamde uitgaven?
De oorzaken die ertoe geleid hebben dat de uiteindelijke uitgaven voor de Hoge Raad hoger zijn dan de geraamde uitgaven liggen op het vlak van de enigszins vertraagde succesvolle invoering in 2007 van een nieuw geautomatiseerd zaakondersteuningssysteem (Csus) en de aanloopkosten i.v.m. toekomstige huisvestingsontwikkelingen voor de Hoge Raad.
Kan worden aangegeven in hoeverre in 2007 is getracht de opgelopen vertraging in de voortgang van het Geïntegreerd Processysteem Strafrecht (GPS) weg te werken/in te lopen?
GPS heeft in 2007 belangrijke resultaten geboekt met de praktijk proeven (pilots) in Amsterdam en Den Bosch. Dit zijn intensieve trajecten die doorlooptijd vereisen om zorgvuldige hechting in de organisatie te realiseren. Versnelling zou ten koste zijn gegaan van het draagvlak en de kwaliteit van GPS.
Kan concreter worden benoemd op welke wijze de wettelijke belemmeringen voor het gebruik van videoconferentie zijn weggenomen? Wat is de precieze stand van zaken inzake de wetgeving voor het elektronisch berichtenverkeer?
Ingevolge het Besluit videoconferentie (KB van 8 mei 2006, Stb. 2006, 275, zoals gewijzigd bij KB van 27 november 2006, Stb. 2006, 610) is de rechtbank bevoegd om het horen per videoconferentie te laten plaatsvinden indien het gaat om een strafzaak (artikelen 2 en 3) dan wel een een beroepsprocedure tegen een vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in de artikelen 94 en 96 van de Vreemdelingenwet 2000 (artikel 1). Dit betekent dat de rechtbank kan besluiten om de betrokken verdachte of vreemdeling «op afstand» te horen, met dien verstande dat een directe beeld- en geluidsverbinding tussen de betrokken personen totstandkomt.
Op 1 september 2008 zal de Wet afschaffing procuraat en invoering elektronisch berichtenverkeer (Stb. 2008, 100) in werking treden. Deze wet geeft in artikel 33 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een algemene regeling met betrekking tot het elektronisch verzenden van berichten. Het is de bedoeling dat het elektronischrolberichtenverkeer gelijktijdig met de inwerkingtreding van de wet functioneel zal zijn. Met betrekking tot het rolberichtenverkeer zal op 1 september 2008 tevens het besluit houdende regels aangaande de betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid van het elektronisch verzenden van verzoeken van verzoeken en mededelingen met betrekking tot de rol in werking treden.
Het elektronisch overig berichtenverkeer (verzending van processtukken) zal in een later stadium aan de orde zijn.
Op dit moment is een wetsvoorstel in voorbereiding dat een wettelijke basis voor elektronisch berichtenverkeer met de bestuursrechter mogelijk maakt. Dit voorstel voorziet in invoeging van een nieuw artikel 8:40a van de Algemene wet bestuursrecht, dat de bepalingen van afdeling 2.3 van deze wet (over elektronisch verkeer met bestuursorganen) van overeenkomstige toepassing verklaart. Een voorontwerp is ter consultatie gezonden aan een aantal bij bestuursrechtspraak betrokken instellingen (zie ook www.justitie.nl). Het streven is het voorstel nog deze zomer voor advies aan de Raad van State toe te zenden.
Hoe komt het dat er steeds meer bewerkelijke strafzaken zijn?
De toename van het aantal bewerkelijke strafzaken heeft te maken met het feit dat het percentage zaken zonder ingebrachte middelen, waarin de rolrechter aanstonds een niet ontvankelijkheid uitspreekt afneemt. Daarnaast heeft de instelling van CEAS geleid tot een toename van het aantal geruchtmakende en bewerkelijke herzieningszaken. In zijn algemeenheid geldt dat zich een ontwikkeling aftekent dat zaken complexer en bewerkelijker worden. Daarbij valt te denken aan de talrijke open normen die om invulling vragen, de rechtspraak met betrekking tot vormverzuimen, de ontwikkeling van fundamentele beginselen van een goede procesorde, de toetsing aan de mensenrechtenverdragen en de internationalisering.
Zijn er naast de toegenomen bewerkelijkheid van strafzaken nog andere oorzaken voor het sterk achter blijven van de (begrote) uitstroom?
De begrote uitstroom voor 2007 was voornamelijk gebaseerd op het uitstroomniveau van 2005, echter dit is gezien de toegenomen bewerkelijkheid en de aanwezige capaciteit van raad en parket niet haalbaar gebleken. Mede in dat licht is de Commissie normstellende rol Hoge Raad ingesteld die met voorstellen tot aanpassing van wetgeving en de werkwijze binnen de Hoge Raad is gekomen.
Is de kwaliteit van de beroepsopleiding voor advocaten voldoende verbeterd gelet op het initiatief van 14 grote advocatenkantoren om zelf de opleiding van stagiaires te verzorgen (The Law Firm School)?
De verbeteringen die maart 2007 in de beroepsopleiding zijn aangebracht hebben betrekking op het strikter nakijken van toetsen, beperking van de mogelijkheid tot herexamen, verzwaring van de leerstof en toevoeging van een extra onderdeel gedragsrecht in combinatie met intervisie. De Law Firm School die komend najaar start is een Engelstalige opleiding die zich specifiek richt op de internationale praktijk met onder andere vakken als banken effectenrecht. Deze opleiding levert geen algehele vrijstelling van de beroepsopleiding op. Alle stagiaires (dus ook die van 14 grote kantoren) zijn verplicht de door de Orde verzorgde vaardighedencursussen te volgen. De Orde zal de komende tijd onderzoek doen naar tevredenheid met de beroepsopleiding en tevens het vrijstellingsbeleid evalueren.
Is de herinrichting van de bestuurlijke organisatie van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand volledig voltooid?
Het proces van bestuurlijke centralisatie is nog niet geheel voltooid. Eind 2008 zal een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer worden gezonden. De Raden voor Rechtsbijstand bereiden zich ter voorbereiding op de wetswijziging al zoveel mogelijk voor, teneinde zoveel mogelijk reeds als één Raad te functioneren.
Is de toename van de kosten van het apparatenuitgaaf voor de raden voor Rechtsbijstand eenmalig 25% hoger dan voorgaande jaren of is dit structureel?
Door een doorgevoerde wijziging in het bekostigingssysteem van de raden voor rechtsbijstand is een verschuiving opgetreden tussen de variabele- en vaste kosten. Om deze reden is de variabele prijs met 25% gestegen. Hiertegenover staat dus een daling van het bedrag dat onafhankelijk van de bedrijfsdrukte aan de raden voor rechtsbijstand ter beschikking wordt gesteld. De totale kosten van het apparaat zijn zelfs in 2007 licht gedaald (-5%) ten opzichte van de realisatie 2006.
Wat zijn de kosten van de toevoegingen als gevolg van de wijziging van de Bijstandswet in 2004?
De toename van de kosten in verband met de wijziging van de Bijstandswet bedraagt circa € 8,5 miljoen (toename bedraagt circa 12 000 toevoegingen x € 708 gemiddelde prijs voor een toevoeging = € 8,5 miljoen).
Kan dit verschil nader worden toegelicht tussen de cijfers over de groei van het aantal notarissen genoemd in «De Stand van het Notariaat 2008» van KSU Uitgeverij en die in het Jaarverslag? (resp. 6 en 67)
In het Jaarverslag 2007 is het aantal notarissen per 31 december 2007, te weten 1507, zoals geregistreerd door de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB), opgenomen. Dit cijfer is preciezer dan de cijfers genoemd in «De Stand van het Notariaat 2008», omdat dit het aantal vestigingsplaatsen inclusief de lopende vacatures weergeeft (het aantal lopende vacatures was ultimo 2007 circa 29 wat het verschil met de cijfers in «De Stand van het Notariaat 2008» kan verklaren).
In 2007 is de 1500ste notaris benoemd. Er is op basis van de registratie van de KNB een trendmatige groei van het aantal notarissen waarneembaar (bron: KNB).
Kan de stelling dat het opsporings- en handhavingsbeleid onverminderd gericht is geweest op drugsbestrijding en bestrijding van eergerelateerd geweld met nadere informatie worden onderbouwd?
In 2007 is het aantal mensen dat met justitie in aanraking kwam op verdenking van overtreding van de Opiumwet voor het eerst sinds jaren gedaald. Dat het opsporings- en handhavingsbeleid onverminderd gericht is geweest op de drugsbestrijding, mag onder meer blijken uit de extra aandacht van Openbaar Ministerie en politie voor de aanpak van de georganiseerde wietteelt in het kader van het Programma Versterking Aanpak Georganiseerde Misdaad. Daarnaast is de sinds een tiental jaren ingezette intensieve, multidisciplinaire aanpak van synthetische drugsproductie en -handel met de Kabinetsnotitie «Voortzetting aanpak synthetische drugs vanaf 2007» voortgezet. De handhavingsdruk op Schiphol ten aanzien van cocaïnesmokkelaars blijft onverminderd groot. Cocaïnesmokkel vormt ook het aandachtsgebied van het Maritieme Analyse en Operatiecentrum (MAOC-N) dat Nederland samen met zes andere belanghebbende EU staten in Lissabon heeft opgericht. Uit KLPD-cijfers blijkt bovendien dat het percentage op drugs gerichte opsporingsonderzoeken in 2006 75% bedroeg en de hoeveelheden in beslag genomen drugs groot blijven, hetgeen ook mag wijzen op een constante aandacht van de handhavingsdiensten.
In het interdepartementale programma Eergerelateerd Geweld werken onder andere de ministeries van Justitie, VWS en VROM samen. Het programma richt zich op drie thema’s: maatschappelijke preventie (het vergroten van de weerbaarheid van gemeenschappen en van de zelfredzaamheid van potentiële slachtoffers), bescherming (het bieden van directe bescherming en opvang aan een (mogelijk) slachtoffer) en de strafrechtelijke aanpak. Indien het eergerelateerd geweld de strafrechtelijke normen overschrijdt, wordt strafrechtelijke vervolging ingezet. Op 4 december 2007 is de derde voortgangsrapportage van het Programma Eergerelateerd Geweld aan de Tweede Kamer toegestuurd. Daarin is een overzicht opgenomen van de ondernomen activiteiten. Het bij de rapportage gevoegde planningsdocument bevat alle andere maatregelen op het terrein van eergerelateerd geweld.
Hoeveel crimineel verkregen vermogen is er in 2007 naast de ontneming op basis van «Pluk Ze» nog meer ontnomen? Kan dit in een tabel worden uitgesplitst naar vermogen dat op via de fiscale weg is afgeroomd, danwel door middel van verbeurdverklaring, danwel op basis van het witwasartikel danwel op een andere wijze is ontnomen?
Wat op basis van «Plukze« wordt ontnomen, is het bedrag van de incasso van ontnemingsvorderingen. Wat er op basis van de fiscale wetgeving wordt geïnd, wordt niet geregistreerd als ontneming. Het bedrag dat via de fiscale weg wordt geind maakt deel uit van de ontvangsten van de Belastingdienst. In het versterkingsprogramma financieel-economische criminaliteit wordt onderzocht hoe inzicht in het totaal van ontneming van crimineel vermogen kan worden gekregen.
Hoe verhoudt de omvang van de in 2007 verkregen ontvangsten uit «Pluk ze» of uit andere wijzen van ontneming afgeroomd crimineel vermogen zich tot het totaal van de crimineel verkregen winsten in dat jaar?
Er zijn geen cijfers over de omvang van «de criminele winsten» in Nederland en er zijn ook geen betrouwbare schattingen bekend.
Wat een criminele organisatie heeft «verdiend» met zijn activiteiten wordt pas duidelijk als dat in een (strafrechtelijk) onderzoek wordt vastgesteld.
Kan inzichtelijk worden gemaakt waar de extra uitgaven, ruim één derde meer dan begroot, aan preventieve maatregelen voor zijn aangewend?
Jaarlijks wordt aan het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid een subsidie toegekend van € 5 mln. waarvan € 2,5 mln afkomstig is van de begroting van BZK. Justitie treedt hierbij op als penvoerder en verleent de totale subsidie. Bij Najaarsnota hevelt BZK een bedrag ad € 2,5 mln. over naar de Justitiebegroting.
Met ingang van het begrotingsjaar 2007 is de verantwoordelijkheid voor de subsidies met betrekking tot «Goede Doelen» van VWS overgegaan naar Justitie. VWS heeft hiervoor structureel een bedrag van € 0,3 mln. overgeheveld naar de Justitiebegroting.
De projectkosten voor «Herziening Toezicht rechtspersonen», die betrekking hebben op een nieuwe vorm van toezicht op rechtspersonen ad € 0,5 mln., zijn ten laste van dit artikel gekomen.
Financiële toelichting (bedragen afgerond x 1 000)
Justitie Begroting 2007 | 7 881 | |
Gerealiseerde uitgaven 2007 | 11 269 | |
Verschil | 3 388 | |
De dekking van het verschil is als volgt: | ||
Van BZK begroting tbv financiering CCV | € 2 500 | |
Van VWS begroting tbv financiering Goede Doelen | € 300 | |
Slotwet mutatie tbv overschrijding kader door projectkosten HTR | € 500 | |
Totaal | € 3 300 |
Kan worden aangegeven welk deel van het totale uitgave bedrag ten behoeve van operationele doelstelling 13.3 (handhaving en vervolging) is aangewend voor de implementatie van het Geïntegreerd Processysteem Strafrecht?
De realisatie van GPS in 2007 is € 4 264 975. Dit is 0,8% van het budget van de OM ad € 544 927 000 (stand per Slotwet 2007 art.ond 13.3.2).
Hoeveel reguliere plaatsen zijn er binnen het gevangeniswezen in 2007 tot psychiatrische zorgplaatsen omgevormd? Hoeveel plaatsen hadden dit op grond van de begroting moeten zijn?
In 2007 zijn geen reguliere plaatsen omgevormd tot zorgplaatsen. Op grond van de begroting hadden dit 67 plaatsen moeten zijn.
Zie ook antwoord op vraag 33.
Waarom is er vertraging ontstaan bij het omvormen van reguliere plaatsen tot psychiatrische zorgplaatsen binnen het gevangeniswezen?
Zowel het in beeld brengen van de doelgroep en het opstellen van een daarbij behorende zorgvisie, als het inzichtelijk maken van de noodzakelijke bouwkundige aanpassingen, hebben meer tijd gevergd dan aanvankelijk gedacht.
Waarom is er vertraging bij de uitvoering van het Plan van aanpak TBS en Forensische zorg in strafrechtelijk kader bij de uitvoering van de aanbeveling «Aanpassen TBS met voorwaarden (reclassering)»?
Zoals gemeld in de voortgangsrapportages Plan van Aanpak TBS is bij sommige elementen van het plan een geringe vertraging opgetreden. Dit was mede debet aan de onderuitputting van 4 miljoen. In 2007 is gestart met de uitvoering van de verbetermaatregelen van het toezicht op tbs-gestelden. Zo is de geleidelijke intensivering van het aantal toezichturen en een 24-uurs bereikbaarheidsdienst (ook) voor de tbs met voorwaarden doorgevoerd. Verder is in 2007 het forensisch psychiatrisch toezicht vormgegeven voor in eerste instantie de tbs met dwangverpleging. Echter, voor landelijke invoering wordt forensisch psychiatrisch toezicht eerst in een testfase beproefd. Indien deze succesvol blijkt, kan forensisch psychiatrisch toezicht ook worden uitgebreid naar andere modaliteiten zoals de tbs met voorwaarden.
Voor zover de vraag betrekking heeft op het wetsvoorstel Aanpassingen tbs met voorwaarden, kan worden gemeld dat wordt gestreefd naar indiening zo spoedig mogelijk na het zomerreces. De consultatiefase is eind 2007 succesvol afgerond. Na aanvaarding van het wetsvoorstel door de Ministerraad is het voor advies naar de Raad van State gezonden. Thans zijn wij in afwachting van dit advies.
Waarom is er vertraging bij de uitrol van het project «uitbreiding samenwerking Gevangeniswezen-Reclasseringsorganisaties»?
Het ontwikkeltempo van het Samenwerkingsmodel GW-3RO is aanvankelijk verbonden geweest met de voortgang van DBM-v. Dit vanwege de samenhang met verschillende onderdelen hiervan. Het besluit om DBM-v niet te implementeren heeft geleid tot een vertraging in de landelijke uitrol. Daarnaast zijn de ervaringen uit de verschillende pilots over het samenwerkingsmodel GW-3RO aanleiding geweest om een extra audit te plannen, hetgeen ook heeft bijgedragen aan een verdere opschorting van de landelijke implementatie. Met name de vermindering van de doorlooptijd vroeg meer aandacht dan was voorzien.
Wat is er gerealiseerd op de extramurale ISD-plaatsen? Hoeveel had er op basis van de begroting gerealiseerd moeten worden? Waarom is deze realisatie zo beperkt?
In 2007 waren 175 extramurale ISD-plaatsingen begroot (56 AWBZ, 21 DEMO en 98 overig). Er zijn 224 extramurale plaatsingen gerealiseerd.
Het begrote budget is bedoeld voor de financiering van de overige voorzieningen (niet-AWBZ en geen DEMO). Er is sprake van onderuitputting omdat tot dusver minder dan voorzien in dergelijke voorzieningen wordt geplaatst. AWBZ gefinancierde voorzieningen en DEMO voorzien grotendeels in de behoefte aan plaatsen.
Wat zijn de oorzaken van de vertraging in de uitrol van plannen en projecten, met name projecten waarbij reclassering betrokken is en welke maatregelen zullen er worden getroffen om de vertraging gedurende 2008 weer in te lopen?
Met de modernisering van de sanctietoepassing is sinds 2003 veel nieuw beleid gemaakt dat gevolgen had voor de werkwijze van de reclassering. De reclasseringsorganisaties hebben sinds 2003 te maken met grote veranderingen, zoals:
– het herinrichten van de advisering aan OM, ZM en DJI (instellen reclasseringsbalies, ontwikkelen risicotaxatieinstrumenten etc);
– een gerichtere inzet van de reclassering in de strafrechtstoepassing (introductie begrip justitiële titel);
– het betrekken opdrachtgevers bij het werk van de reclassering (OM, ZM en DJI) door meer zeggenschap;
– het doorvoeren van een efficiëntere taakuitvoering (o.a. goedkopere en efficiëntere uitvoering taakstraffen door introduceren werkstrafunit).
Deze structurele verbeteringen moet de reclassering combineren met de implementatie van de verbeteringen van het reclasseringstoezicht waarvan begin 2007 door incidenten de (pijnlijke) noodzaak duidelijk is geworden.
Eind 2007 heeft de reclassering de implementatielast van alle verbeteringen integraal op haalbaarheid en uitvoerbaarheid bezien. Bijsturing bleek nodig. Inmiddels zijn de implementatieplannen omgevormd tot een stapsgewijze doch slagvaardige aanpak met aandacht voor het opleiden van personeel en het aanpassen van systemen. Hoewel dit heeft geleid tot enige vertraging van de totale implementatie, zet de reclassering ook in 2008 al belangrijke stappen met verbeterd reclasseringstoezicht en -advies.
Waar is de extra bijdrage aan het CJIB voor onder meer het slachtofferloket, voor gebruikt en hoe functioneert het slachtoffer loket momenteel?
Het informeren van het slachtoffers over de status van hun schadevergoedingsmaatregel is centraal bij het CJIB belegd. Binnen het CJIB is het informeren van slachtoffers ondergebracht in het Slachtoffer Informatiepunt Schadevergoedingsmaatregelen (SIS). Om de één loketgedachte ten aanzien van slachtoffers te kunnen vasthouden is het SIS ingericht als een virtueel backoffice voor de lokale slachtofferloketten.
Het SIS verzorgt zowel de actieve als de passieve informatie aan slachtoffers in de tenuitvoerleggings fase. De actieve informatievoorziening gebeurt schriftelijk, waarbij slachtoffers niet cyclisch, maar per gebeurtenis worden geïnformeerd. De schriftelijke informatie kan worden gesplitst in een drietal onderdelen, te weten:
– informeren van het slachtoffer als de zaak bij het CJIB is binnengekomen;
– informeren van het slachtoffer over de stand van de zaak bij een mutatie (faseovergang of betaling);
– informeren van het slachtoffer als de zaak is afgedaan, afgesloten.
Om de één loket gedachte te kunnen vasthouden wordt er bij informatievoorziening richting slachtoffers gebruik gemaakt van OM briefpapier. Afgelopen jaar heeft het SIS ruim 58 000 brieven verzonden.
Naast de actieve informatievoorziening kunnen slachtoffers ook zelf contact opnemen met het SIS. Dit kan schriftelijk maar ook telefonisch. Voor de telefoongesprekken is een nieuw centraal telefoonnummer in het leven geroepen. Bij binnenkomst krijgen slachtoffergesprekken een voorrangspositie. Hierdoor wordt ruim 90% van de telefoongesprekken(maart 2008: 93,7%) binnen één minuut opgenomen.
Door de informatievoorziening betreffende de tenuitvoerlegging van de schadevergoedingsmaatregel bij het CJIB onder te brengen is het proces van informeren van slachtoffers sterk verbeterd. Er is sprake van uniformiteit en continuïteit in het informeren van slachtoffers. Het SIS functioneert goed. Vanuit de slachtoffers zijn reacties eigenlijk alleen maar positief.
Om deze taak uit te voeren is de personeelsformatie bij het team schadevergoedingsmaatregelen en het callcenter uitgebreid.
Hoe zullen de achterstanden in doorlooptijden met de aanvragen BIBOB in de toekomst worden voorkomen, zeker nu te verwachten (en gebleken) is dat het aantal aanvragen alleen zal toenemen?
Het Bureau heeft veel personeel aangetrokken en is, met het oog op de verwachte groei, inmiddels nieuw personeel aan het werven. Hiermee moeten achterstanden voorkomen worden. Overigens heeft het Bureau op dit moment nog steeds een «werkvoorraad» waardoor adviesaanvragen niet gelijk bij binnenkomst in behandeling kunnen worden genomen. Met de huidige capaciteit wordt deze werkvoorraad steeds kleiner. Met het oog op deze werkvoorraad en de verwachte piek in aanvragen in juli van dit jaar, wordt tevens tijdelijk extra personeel ingezet. De verwachting is dat de doorlooptijden door de piek in juli weer enigszins zullen oplopen.
Om deze piekbelasting en verder oplopen van doorlooptijden zoveel mogelijk te beperken worden afspraken gemaakt met bestuursorganen die aangeven meerdere adviesaanvragen in te willen dienen.
Tenslotte hebben vorig jaar gesprekken plaatsgevonden met informatieleveranciers. In de eerste vier maanden heeft 89% van deze informatieleveranciers binnen de afgesproken termijn informatie aangeleverd. Een jaar geleden was dit 75%.
U geeft aan te verwachten dat de doorlooptijden betreffende BIBOB verder zullen teruglopen, nu in 2007 de doorlooptijden niet zijn gehaald, maar inmiddels personeel is aangetrokken. Hoe is het op dit moment gesteld met de doorlooptijden?
De doorlooptijden lopen terug, maar de wettelijke termijn van acht weken is in de eerste vier maanden van 2008 in slechts 6 procent van de adviesaanvragen gehaald. Dit heeft te maken met, zoals bij het antwoord op vraag 72 is gemeld, dat adviesaanvragen enige tijd liggen voordat deze in behandeling worden genomen. Deze «werkvoorraad» neemt inmiddels af waardoor adviesaanvragen steeds sneller in behandeling worden genomen. De doorlooptijden zullen derhalve verder teruglopen. Voor het overige verwijs ik naar het antwoord op de vorige vraag.
In hoeverre is het project Maritieme Analyse en Operatie Centrum Narcotica (MAOC-N) aan te merken als Joint Investigation Team? Welke Lidstaat heeft bij dit project de voortrekkersrol?
MAOC-N is niet te kwalificeren als Joint Investigation Team. Het verdrag dat aan MAOC-N ten grondslag ligt creëert geen nieuwe juridische verplichtingen of bevoegdheden. Doel van MAOC-N is inlichtingen van de in het centrum samenwerkende handhavingsdiensten te helpen verbeteren door informatie onderling en op de geëigende wijze met Europol uit te wisselen. Daarnaast zal het centrum ook een zekere coördinerende rol vervullen in de operationele samenwerking tussen deelnemende landen bij de bestrijding van cocaïnesmokkel richting West-Afrika en Europa. MAOC-N sluit niet uit dat Joint Investigation Teams worden ingesteld.
Geen van de in MAOC-N samenwerkende landen heeft een voortrekkersrol. Frankrijk is de initiatiefnemer van het project.
Wordt in het kader van de versterking en verbreding van de strafrechtelijke aanpak van mensenhandel overwogen de strafmaat voor mensenhandel te verhogen?
Het strafmaximum voor het gronddelict is 6 jaar. Voor mensenhandel gepleegd onder strafverzwarende omstandigheden kan het strafmaximum oplopen tot 15 jaar. Deze strafmaxima bieden voldoende ruimte aan de rechter in verhouding tot de aard en de ernst van het delict.
Het is van groot belang mensenhandel niet alleen strafrechtelijk, maar ook via bestuurlijke maatregelen en preventief aan te pakken. Voor een preventieve werking is ook de gepercipieerde pakkans van belang. Deze pakkans wordt momenteel vergroot door de geïntensiveerde aanpak van mensenhandel.
Welke concrete verbeteringen en resultaten hebben de met de belangrijkste landen van herkomst van slachtoffers van mensenhandel aangegane samenwerkingsverbanden opgeleverd?
De belangrijkste landen van herkomst van slachtoffers van mensenhandel zijn Bulgarije, Roemenië en Nigeria. Met deze landen is zowel sprake van operationele samenwerking als van assistentie bij de opbouw van capaciteit. Met betrokken landen zijn voorts specifieke vormen van niet operationele samenwerking opgezet met als doel assistentie te verlenen bij capaciteitsopbouw in deze landen, zowel op het gebied van politie/justitie als op het gebied van slachtofferopvang.
Met Roemenië en Bulgarije zijn verschillende projecten opgezet die (deels) ook reeds zijn gestart. Met Nigeria is de Nederlandse ambassade bezig in samenwerking met de lokale afdeling van het IOM en met Italië een project op te zetten voor de opvang van 300 slachtoffers alsook een bredere doorlichting van de opvangstructuren in Nigeria. Daarnaast worden de mogelijkheden bezien voor technische assistentie aan het Nigeriaanse agentschap voor de bestrijding van mensenhandel. In de brief inzake de uitvoering van de motie Spekman houdende een verzoek om een plan van aanpak voor ex-alleenstaande minderjarige vreemdelingen, van 26 mei jl. is de Kamer reeds over de voortgang van de pilot Snelle Actie Teams Nigeria geïnformeerd.
De opgezette samenwerking heeft geleid tot intensievere samenwerking op operationeel niveau tussen betrokken landen. Dit heeft onder meer geresulteerd in een succesvol opsporingsonderzoeken van een groot internationaal vertakt Nigeriaans mensenhandel netwerk.
Zijn de output afspraken van het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2007 (LKNP) over het aanleveren van 40 000 meer verdachten aan het OM (in 2007 ten opzichte van 2002) door de regionale politiekorpsen behaald?
In 2002 hebben de regionale politiekorpsen 214 018 verdachten aangeleverd aan het openbaar ministerie. Op basis van de resultaatafspraak «verdachten OM» moest dit aantal in 2007 stijgen met minimaal 40 000. In 2007 hebben de regiokorpsen 251 591 «verdachten OM» aangeleverd. Daarmee was 2007 het meest productieve jaar waar het gaat om het aantal «verdachten OM» en is de landelijke doelstelling grotendeels gerealiseerd.
Ondanks dat de landelijke doelstelling niet volledig is gerealiseerd, heeft het merendeel van de korpsen een positief resultaat behaald ten opzichte van het jaar 2006. Negen korpsen hebben de voor dat korps geldende afspraak gerealiseerd. Twee korpsen blijven slechts enkele (tientallen) verdachten van hun doelstelling verwijderd. Twintig van de 25 korpsen laten ten opzichte van 2006 een stijging zien.
Aan welke specialistische deskundigheid bij de regionale samenwerking in de eerste lijn is er behoefte ?
Regionale samenwerking leidt er toe dat de specialistische deskundigheid die bij de verschillende organisaties aanwezig is meer inzichtelijk wordt en effectiever benut wordt. Voorbeelden hiervan zijn specifieke deskundigheid op het gebied van jeugdcriminaliteit, zedencriminaliteit en huiselijk geweld. Daarnaast vindt in de Veiligheidshuizen uitwisseling van specifieke deskundigheid plaats tussen justitiële organisaties en gemeentelijke- en zorginstellingen. Dit leidt tot een effectievere aanpak van verdachten. Door samenwerking tussen parketten wordt de specialistische deskundigheid voor het OM ondersteunt, doordat grotere parketten meer specialistische deskundigheid beschikbaar hebben en de kleinere parketten hiermee ondersteunen. De regionale samenwerking leidt dus tot een versterking van de specifieke deskundigheid.
Zal het effect van de per 1 december 2007 in werking getreden Aanwijzing discriminatie worden bijgehouden en geëvalueerd? Zo ja, door wie en op welke wijze? Zo neen, waarom niet?
Ja, het OM zal zelf, zo mogelijk met haar ketenpartners, de Aanwijzing Discriminatie evalueren door middel van een audit.
Welke maatregelen zijn er genomen om bij jeugdzaken voort te zorgen dat de doorlooptijden wel voor 80% binnen 6 maanden afgedaan worden afgedaan?
Zie het antwoord op vraag 104.
Hoeveel medewerkers maatschappelijke dienstverlening (MMD-ers) zijn aangesteld ten behoeve van de aansluiting van maatschappelijke vervolgvoorzieningen op detentie?
Er zijn ongeveer 190 MMD-ers aangesteld.
Hoeveel cliënten heeft één MMD-er gemiddeld? Wat kost het aanstellen van een fulltime MMD-er?
Een MMD-er heeft in een huis van bewaring gemiddeld 70 cliënten en in een gevangenis gemiddeld 80 cliënten. De kosten van het aanstellen van een MMD-er bedragen gemiddeld € 46 514,– per jaar (inclusief werkgeverslasten).
Welke groep gedetineerden ziet gedurende het verblijf in detentie in ieder geval een keer de MMD-er?
De MMD benadert iedere gedetineerde, met uitzondering personen die in vreemdelingenbewaring zitten. Ook TBS-gestelden hebben geen contact met MMD-ers.
Kan nader inzicht worden gegeven in de verhouding tussen de doelstelling tot verbetering van het ophelderingspercentage en de instroom, in het licht van het feit dat op pagina 68 wordt aangegeven dat het achterblijven van de instroom ten opzichte van de begroting genoemde aantallen te maken heeft met een afname van de criminaliteit?
Er is geen relatie met de doelstelling. Het verbeteren van het ophelderingspercentage en de instroom in relatie tot de afname van de criminaliteit zijn onafhankelijk van elkaar.
Kan een nadere toelichting worden gegeven op het opgestelde plan van aanpak inzake de verbetering van de tenuitvoerlegging van werkstraffen? Is er bewust alleen gerefereerd aan werkstraffen, of worden in het plan van aanpak ook de leerstraffen betrokken?
Het plan van aanpak inzake de verbetering van de tenuitvoerlegging van werkstraffen bestaat uit verschillende verbetermaatregelen. De maatregelen richten zich op:
– Consequentere uitvoering van de straf;
– Voorkomen van taakstraffen bij personen met contra-indicaties;
– Snelle executie van werkstraffen;
– Voorkomen van recidive na werkstraffen.
De taakstraf bestaat uit een werkstraf, een leerstraf of een combinatie van beide. Jaarlijks worden in Nederland ongeveer 40 000 taakstraffen ten uitvoer gelegd. Het overgrote deel (ruim 90%) bestaat uit werkstraffen. Om deze reden richt het plan zich op de werkstraffen.
Welke voorbereidingen zijn reeds getroffen, en welke maatregelen staan nog op de planning, om te voorkomen dat personen met duidelijke contra-indicaties een werkstraf opgelegd krijgen?
Door middel van de Aanwijzing Taakstraffen vordert het OM bij strafzaken in beginsel geen werkstraf bij personen die verslaafd zijn aan harddrugs, een psychiatrische problematiek hebben of reeds eerder een taakstraf of vrijheidsstraf hebben ondergaan. Deze formule hanteert het OM ook bij het aanbieden van een werkstraf in het kader van een transactie.
Verder zal reclasseringsadvies zowel bij de taakstrafzittingen van het Openbaar Ministerie, als in geval van een rechtszitting worden gevraagd. Reclasseringsadviseurs kunnen doorgaans beter dan de rechter inschatten hoe groot de kans is dat de individuele verdachte de werkstraf met succes afrondt.
Daarnaast vindt onderzoek plaats naar de toepassing van taakstraffen door het College van Procureurs-generaal en de Raad voor de Rechtspraak. Afhankelijk van de uitkomsten zullen zo nodig verdere maatregelen worden genomen.
In hoeverre zal door buitengebruikstelling in verband met brandveiligheid, en vertraging in de uitbreidingsprojecten, de opgelopen achterstand in het realiseren van celcapaciteit in 2008 weer worden ingelopen?
Zie het antwoord op vraag 26.
Wat is de verklaring voor het gegeven dat alleen het aantal reclasseringstoezichten is gestegen, en dat alle andere reclasseringsproducten zijn achtergebleven bij de begroting 2007?
De reclasseringsproductie (realisatie) blijft slechts 2% onder de berekende prognoses (begroting). Dit is een gebruikelijke afwijking. De afwijking tussen begroting en realisatie kan verklaard worden door fluctuaties van de instroom, dat wil zeggen de vraag van de justitiële opdrachtgevers. De hogere realisatie voor toezicht wordt naast de gestegen vraag tevens veroorzaakt door een verbeterde doorstroming en administratieve verwerking.
Wat zou een verhoging van tien uur reclasseringstoezicht per half jaar per cliënt kosten?
Antwoord volgt.
Wat zijn de gevolgen van de constatering dat de gevraagde aantallen taakstraffen door de opdrachtgevers achterblijven bij de prognoses in de begroting en de aantallen opgenomen in de subsidiebrieven? Wat zijn hier mogelijke oorzaken voor en zullen hierop maatregelen worden genomen?
In de 2e helft van 2007 is de instroom achtergebleven bij de planning. Uit een eerste analyse blijkt dat de landelijke daling wordt veroorzaakt door achterblijvende instroom in een beperkt aantal arrondissementen. Een onderzoek naar de achterliggende oorzaak is uitgezet. Vanwege de daling is het geplande aantal taakstraffen voor 2008 neerwaarts bijgesteld.
Kan nader inzichtelijk worden gemaakt wat de verklaring is voor het feit dat zaken (m.b.t. ontnemingsmaatregelen) waarbij het een bedrag boven de € 10 000 ligt lastiger zijn om te innen? Geeft dit (in samenhang met hogere gerechtsen personeelskosten) aanleiding de doelstellingen met betrekking tot het verdubbelen van de opbrengsten uit ontnemingsmaatregelen naar beneden bij te stellen? Zo neen, waarom niet?
Ontnemingsmaatregelen > € 10 000 (B, C en D categorie) zijn lastiger te innen omdat:
– De doorlooptijd vanaf pleegdatum tot datum veroordeling duurt meerdere jaren. Op het moment van veroordeling beschikt veroordeelde meestal niet meer over het wederrechtelijk verkregen voordeel. Bovendien is bij aanlevering van de zaak aan het CJIB de informatie over de financiële- en vermogenspositie van veroordeelde sterk verouderd of in het geheel niet meer relevant;
– Bij 14% van de gevallen is er sprake van beslag. Ontvangst vanuit dit beslag is over het algemeen niet voldoende om het gehele bedrag van de vordering te voldoen. Daarnaast is het afwikkelen van goederen- en/of buitenlandsbeslag tijdrovend. Om meer zaken met beslag aangeleverd te krijgen heeft het CJIB initiatieven ontplooid richting het OM/politie;
– Een deel van de veroordeelden zit gedetineerd of is in het Opsporingsregister gesignaleerd;
– Verhaal via de deurwaarder is vaak moeilijk omdat de legale inkomsten vaak relatief laag zijn.
Door het CJIB is sinds februari 2007 een specialistisch team geformeerd voor de zaken boven de € 100 000. De inzet van dit team is o.a. gericht op het opnieuw in kaart brengen van de vermogenspositie (actualiseren informatie) van de veroordeelde. Hierin wordt nauw samengewerkt met tal van ketenpartners, waaronder het BOOM.
Gelet op de ervaringen en de toenemende opbrengsten is er op dit moment geen aanleiding om de opbrengsten uit ontnemingsmaatregelen bij te stellen.
Welke uitgaven gedurende 2007, genoemd in operationele doelstelling 13.5 Zorg voor slachtoffers van criminaliteit hebben werkelijk een bijdrage geleverd aan de zorg voor slachtoffers en waar zijn deze gelden voor aangewend? Op welke wijze wordt er (financieel) geanticipeerd op de gevolgen van het wetsvoorstel positie slachtoffer in het strafproces?
In 2007 heeft Slachtofferhulp Nederland (SHN) 12,3 miljoen euro subsidie ontvangen. Op basis van meer definitieve realisatiecijfers van SHN bedraagt het aantal door SHN geholpen slachtoffers in 2007 circa 109 000. Deze slachtoffers ontvingen naast emotionele en praktische ondersteuning ook juridische ondersteuning. De juridische ondersteuning is gericht op het verhalen van de schade, de schriftelijke slachtofferverklaring en het spreekrecht en het begeleiden bij het strafproces. Ruim 20 000 voegingen benadeelde partij werden door SHN op kwaliteit gecontroleerd.
Ten behoeve van de landelijke implementatie en uitvoering van 441 slachtoffer-dadergesprekken heeft de Stichting Slachtoffer in Beeld in 2007 0,7 miljoen euro ontvangen. Het Schadefonds Geweldsmisdrijven heeft aan slachtoffers en nabestaanden in 2007 in totaal 8,6 miljoen euro uitgekeerd voor immateriële schade en 4,5 miljoen euro voor materiële schade.
Vooruitlopend op de invoering van het wetsvoorstel versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces is er een implementatietraject gestart waar alle relevante organisaties bij betrokken zijn. Om zicht te krijgen op de gevolgen van de wet voor verschillende onderdelen van de strafrechtsketen wordt op dit moment gewerkt aan de bouw van een simulatiemodel. Dit model geeft inzicht in de veranderende zaakstromen, gevolgen voor bedrijfsvoering en werklasteffecten. De resultaten van dit model zullen worden gebruikt om de financiële gevolgen van de wet te berekenen. Voor de voorschotregeling voor geweld- en zedendelicten zijn inmiddels, op basis van voorlopige cijfers, extra financiële middelen toegekend.
Kan nader worden ingegaan op het beleid op nationaal niveau, dat in het kader van Operationele doelstelling 13.6 wordt ontwikkeld? Dit specifiek met het oog op de verantwoordelijkheidsverdeling op rijksniveau nu ook onder het kopje «Regie, coördinatie en samenwerking» daar niet nader op in wordt gegaan?
Het ingezette antiterrorismebeleid zal in essentie worden voortgezet. Dit behelst een breed scala aan beleidsthema’s en activiteiten, waaronder de coördinatie van (internationale) beleidsontwikkeling op CT-gebied, het doelmatig verwerken van (inlichtingen)informatie, de regie over te nemen beveiligingsmaatregelen, beveiligings van burgerluchtvaart en communicatie rond het thema terrorisme(bestrijding). Daarnaast zal specifiek meer aandacht worden besteed aan het tegengaan van islamistische en niet-islamistische radicalisering, gebruik van internet voor terroristische of radicaliseringsdoeleinden, financiering van terrorisme en radicalisering, CBRN, het creëren van beveiligingsbewustzijn, technologische alerteringsinstrumenten en de balans tussen privay en mensenrechten in relatie tot terrorismebestrijding. Over de voortgang die wordt geboekt bij de ontwikkeling en uitvoering van de verschillende onderdelen van het antiterrorismebeleid wordt u elk half jaar geïnformeerd via de voortgangsrapportage terrorismebestrijding van de NCTb. Het trekken van lessen uit bestaande instrumenten en maatregelen maakt integraal deel uit van het beleid.
Hoeveel was de groei van het aantal zaken jeugdreclassering en hoeveel groei was er verwacht?
In de begroting 2007 is de verwachting opgenomen van een instroom in 2007 van 9900 jeugdigen in de jeugdreclassering. De realisatie 2007 is echter 8641. De verwachte instroom voor 2007 was mede gebaseerd op prognoses op basis van een onjuist realisatiecijfer over 2006 (9846, de werkelijke instroom 2006 was 9159). In de loop van 2007 is deze groeiverwachting op basis van de door de accountant geaccordeerde verantwoordingsinformatie 2006 van de provincies neerwaarts bijgesteld.
Bij controle van de beleidsinformatie van de provincies werd vervolgens duidelijk dat in een aantal gevallen in plaats van het aantal jeugdigen, modaliteiten (vormen van begeleiding) van jeugdreclassering waren opgenomen. Op een jeugdige kunnen meerdere modaliteiten jeugdreclassering van toepassing zijn, hierdoor was er sprake van dubbeltellingen in de beleidsinformatie (zie ook de antwoorden op vragen 97 en 105).
Wat was het budget in 2007 voor jeugdreclassering? Hoeveel procent van dat budget is niet besteed?
Zoals bij de antwoorden op vraag 35 en 94 is weergegeven was de verwachting omtrent het aantal zaken jeugdreclassering mede gebaseerd op een onjuist realisatiecijfer 2006. In de begroting 2007 was in totaal € 53,6 miljoen beschikbaar gesteld voor de jeugdreclassering. De totale uitgaven bedroegen in 2007 uiteindelijk € 48,5 miljoen. De realisatie is dus ca. 10 % lager dan verwacht.
De provincies houden nauwlettend zicht op de ontwikkelingen bij de bureaus jeugdzorg, maar welke controle of maatregelen ter aansturing heeft de verantwoordelijk programmaminister voor Jeugd en Gezin hierbij?
Met de invoering van de Wet op de jeugdzorg is de provincie verantwoordelijk voor aansturing van de uitvoering door bureau jeugdzorg. Het Rijk op zijn beurt financiert de provincie. Jaarlijks dient de provincie hiertoe een uitvoeringsprogramma in, waarin zij aangeeft wat de ambities zijn voor het komend jaar voor de jeugdzorg. Dit uitvoeringsprogramma moet voldoen aan de kaders die de verantwoordelijke ministers stellen in het Landelijk Beleidskader. De minister van Justitie is verantwoordelijk voor jeugdreclasseringstaak van bureau jeugdzorg. De programmaminister voor Jeugd en Gezin is hierbij verantwoordelijk voor de overige taken van bureau jeugdzorg.
Kan een toelichting worden gegeven op de maatregelen die worden ondernomen om enerzijds de registratieproblematiek binnen de provincies aan te pakken en anderzijds de doorlooptijd te verkorten in beschermingszaken?
Gebleken is dat slechts een deel van de bureaus jeugdzorg in staat is de kengetallen met betrekking tot de doorlooptijden te presenteren. Voor de bureaus die deze gegevens wel hebben aangeleverd kan de betrouwbaarheid op dit moment onvoldoende worden vastgesteld. Hierdoor is het ook onvoldoende helder welke conclusies aan de gepresenteerde cijfers kunnen worden verbonden. Op dit moment wordt gewerkt aan een brief richting de betreffende provincies, waarbij zij worden aangesproken op de verantwoordelijkheden die volgen uit de wet op de jeugdzorg.
M.b.t. de doorlooptijden loopt binnen het programma Beter Beschermd het deelprogramma «Verbetering samenwerking in de keten». Hierbij is de inzet om bij beschermingszaken binnen 2 maanden na melding aan de Raad voor de Kinderbescherming tot een uitspraak van de rechter te komen.
Wordt er niet eerder gestart met het werven van personeel dan na verbetering van het imago van de JJI’s?
Met het werven van personeel zijn de justitiële jeugdinrichtingen in hun regio reeds volop aan de slag; in een aantal inrichtingen met succes. In het najaar 2008 zal bovendien een landelijke wervingsactie gehouden worden. De krappe arbeidsmarkt maakt werving èn behoud van personeel op Hbo-niveau lastig.
Hoe lang gaat het duren voordat de presentatie van de JJI’s naar buiten (imago) is verbeterd?
Het opbouwen van een goed imago is een langdurig proces. De arbeidsmarktanalyse die eind 2007 is uitgevoerd, heeft een aantal aanbevelingen opgeleverd. Deze worden momenteel uitgevoerd. Een aantal daarvan zal op korte termijn bijdragen aan een goed imago, een aantal op langere termijn. Daarbij speelt een rol dat de JJI’s te weinig bekend zijn bij potentiële werknemers. Ook hiervoor wordt een plan van aanpak gemaakt.
Kan inzichtelijk worden gemaakt hoeveel extra groepsleiders er voor de kwaliteitsverbetering van de JJI’s zouden moeten worden aangetrokken en welk deel hiervan tot op heden is gerealiseerd?
Voor de kwaliteitsverbetering binnen de JJI’s dienen in het kader van de Pij-maatregel extra groepsleiders te worden aangetrokken. Op basis van het gemiddelde aantal Pij-ers binnen de JJI’s moeten in 2008 ongeveer 125 extra groepsleiders worden geworven. Per 1 mei jl. zijn er ongeveer 70 extra groepsleiders aangesteld (57%). In 2008 zullen tevens extra groepsleiders moeten worden geworven ten behoeve van de jeugdigen die op andere titel dan de Pij-maatregel verblijven, dit op grond van de verbetermaatregelen die getroffen zijn naar aanleiding van de inspectierapporten). Voor deze doelgroep is het aantal te werven extra groepsleiders geprognosticeerd op 150.
Zie ook het antwoord op vraag 37.
In hoeverre hangt de stijging van de gemiddelde prijs per plaats/dag in de JJI’s samen met het personeelscapaciteitsgebrek? Wat is de voor de komende jaren verwachte prijsontwikkeling?
In de prijsstijging van 2007 zijn noch de gevolgen van de krapte op de arbeidsmarkt, noch van de verhoging van de kwaliteit van het personeel verdisconteerd. De stijging hangt naast de kosten ten gevolge van bedrijfshulpverlening en gebouwelijke aanpassingen vanwege brandveiligheid vooral samen met de algemene ontwikkeling van de loonkosten.
Voor de komende jaren stijgt de gemiddelde dagprijs in de justitiële jeugdinrichting wederom vanwege intensivering van bouwkundige voorzieningen in het kader van brandveiligheid. Daarenboven zullen de effecten van de kwaliteitsverbetering van de Pij-maatregel en het opvolgen van de aanbevelingen van de Inspecties leiden tot een opwaartse bijstelling van de dagprijs. In de brief van 8 mei 2008 (TK 2007–2008, 24 587, nr. 279) is een meerjarig overzicht opgenomen van de kosten en de dekking van deze maatregelen. In de Justitiebegroting 2009 e.v. worden van jaar tot jaar de dagprijzen geactualiseerd.
Welke maatregelen worden genomen om het aantal plaatsing van PIJ-passanten binnen 3 maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis te verbeteren?
Er is zoveel mogelijk capaciteit gerealiseerd door uitbreiding van de bestaande inrichtingen en door tijdelijke inhuur van capaciteit bij het gevangeniswezen en zorgvoorzieningen. Hiermee wordt capaciteit in de justitiële jeugdinrichtingen vrijgemaakt en de doorstroom van pupillen bevorderd. Bij de wijziging van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen zal het onderscheid tussen opvang- en behandelinrichtingen komen te vervallen. Door deze wijziging kan sneller met de behandeling worden gestart.
Er wordt aangegeven dat de productie van het aantal taakstraffen onder druk is komen te staan en lager is uitgevallen dan begroot. Klopt de conclusie dat door de hoge instroom van beschermingszaken een groep jeugdigen waarvoor een taakstraf was voorzien zonder (taak)straf is afgedaan?
Nee, de aangebrachte taakstraffen zijn allen in behandeling genomen. De hoge instroom van beschermingszaken heeft de capaciteit voor taakstraffen onder druk gezet. Echter de instroom van jeugdigen voor taakstraffen is lager geweest dan verwacht, waardoor de taakstraffen die zijn opgelegd ook in behandeling zijn genomen.
Is met de inmiddels ingezette ontwikkelingen al iets te merken van verbeterde doorlooptijden van de zittende Magistratuur?
Het onderwerp Doorlooptijden maakt onderdeel uit van het programma Aanpak Jeugdcriminaliteit. Er is een onderzoek gestart naar de huidige doorlooptijden en de knelpunten die zich daarbij voordoen. Alle ketenpartners (dus ook de ZM) worden bij deze analyse en het formuleren van verbeterpunten betrokken, teneinde de Kalsbeek-normen op zo kort mogelijke termijn te realiseren. Overigens kan worden geconstateerd dat de doorlooptijden over de gehele keten de afgelopen jaren zijn verbeterd, met name voor de politie en het OM.
Wat zijn de oorzaken van de registratieproblematiek bij de bureaus jeugdzorg? Wanneer zal deze problematiek zijn opgelost?
De oorzaken voor de registratieproblematiek zijn divers. Een aantal bureaus heeft aangegeven de gegevens niet in het huidige systeem juist te kunnen registreren, anderen hebben registratie niet in voldoende mate in de primaire werkprocessen ingebed. De bureau’s hebben intern trajecten lopen ter verbetering. Significante en zichtbare verbetering wordt verwacht bij de levering van de gegevens per oktober 2008.
Welke bijdragen zullen door Nederland in 2008 worden geleverd bij de operationele samenwerking tussen de lidstaten om het beheer van de buitengrenzen te optimaliseren?
Nederland heeft sinds de oprichting van het Europees Agentschap voor het beheer van de buitengrenzen (FRONTEX) deelgenomen aan vele activiteiten van het agentschap, waaronder gezamenlijke operaties, risico-analyses en trainingen.
In 2008 zal Nederland aan 7 gezamenlijke operaties van Frontex deelnemen. Tijdens deze operaties worden Nederlandse grensambtenaren ingezet.
Daarnaast heeft Nederland op grond van de in op 12 maart 2008 getekende Memorandum of Understanding met FRONTEX, materieel geregistreerd in het Frontex-register waardoor Nederland – onder bepaalde voorwaarden – in 2008 maximaal twee maal en gedurende 4 tot 6 weken andere EU-lidstaten kan ondersteunen bij het grenstoezicht aan de EU-buitengrenzen. De in het register opgenomen Nederlandse schepen kunnen tijdens deze Frontex-operaties worden ingezet.
Zullen de hervestigingsmissies alleen plaatsvinden op voordracht van de UNHCR?
Ja. UNHCR heeft een hervestigingsprogramma voor vluchtelingen die niet terug kunnen keren naar hun land van herkomst en ook niet kunnen integreren in het land van verblijf. Jaarlijks geeft UNHCR aan de hervestigingslanden aan, wat de zogenaamde Global Resettlement Needs zijn. Op basis daarvan besluit de Staatssecretaris van Justitie, naar welke landen hervestigingsmissies zullen worden uitgevoerd.
De missies vinden dus enkel op voordracht van de UNHCR plaats. Daarnaast worden ook individuele voordrachten door de UNHCR gedaan, waar op basis van het door UNHCR aangeleverde dossier wordt beslist of de vluchteling voor hervestiging in Nederland in aanmerking komt.
Kan worden aangegeven wat de prognose- en realisatiecijfers voor de DT&V zouden zijn als de groep die valt onder het Generaal Pardon niet wordt meegenomen? Is dan nog steeds een daling van het aantal teruggekeerde asielzoekers waarneembaar?
Door de activiteiten die ondernomen zijn en worden rond de sturing binnen de vreemdelingenketen, wordt ook beter zichtbaar wat er bijvoorbeeld van de DT&V en JJI verwacht wordt. Enerzijds is een meerjarig beleidskader opgesteld waarin voor alle deelterreinen doelstellingen zijn opgenomen. Deze doelstellingen worden in 2008 en 2009 verder geconcretiseerd. Dat betekent bijvoorbeeld dat gekeken wordt op welke wijze kan worden aangetoond dat de activiteiten bijdragen aan de beleidsdoelstellingen. In het geval van de DT&V worden reeds rapportages opgesteld met diverse productiecijfers. Daarnaast wordt gewerkt aan een gemeenschappelijk informatiesyteem waarin de gegevens van de verschillende ketenpartners zullen worden samengevoegd om op die manier beter te kunnen rapporteren over de activiteiten binnen de keten en dus de bijdrage aan de beleidsdoelstellingen.
Het gegeven dat de terugkeerdoelstellingen nog geconcretiseerd moeten worden, maakt ook dat het niet goed mogelijk is om op dit moment een prognose te geven die representatief is voor de operationele doelen van de vreemdelingenketen, inclusief het terugkeerbeleid. In dit verband is ook van belang dat ik maatregelen tref voor een effectievere asielprocedure. Hierover zal ik u binnenkort informeren. De uitwerking daarvan zal ook meegenomen worden in een representatieve prognose van de terugkeerresultaten. De terugkeerresultaten zijn in grote mate afhankelijk van de medewerking van de vreemdeling en de autoriteiten van de landen van herkomst. Ten slotte vormen de terugkeercijfers van 2007 geen goede basis om een representatieve prognose te maken omdat dit voor het terrein van terugkeer een a-typisch jaar was. De oprichting van de DT&V betekende een herinrichting van de vreemdelingenketen ten aanzien van de uitvoering van het terugkeerbeleid en de pardonregeling had effecten op de algehele uitvoering van het terugkeerbeleid.
Is voorzien dat de Kamer geïnformeerd wordt over de «flankerende maatregelen» welke momenteel in het kader van het terugkeerbeleid worden geformuleerd? Zo ja, per wanneer?
Zie het antwoord op vraag 20.
Voor welke producten waren legesopbrengsten opgenomen die niet voor heffing in aanmerking kwamen en om welk bedrag gaat het?
Een product dat, naar achteraf bleek, niet voor heffing in aanmerking kwam was de referentprocedure Machtiging Voorlopig Verblijf (MVV). Hiermee is een geraamde ontvangst van € 6,8 mln. niet gerealiseerd. Voorts bleek een geraamde ontvangst van € 3,7 mln. niet realiseerbaar wegens vrijstelling van legesverplichting.
Wat was de capaciteit van de vertrekcentra in het jaar 2007? Wat was de bezetting van de vertrekcentra? Hoeveel bedroegen de kosten van de vertrekcentra in 2007 ten aanzien van investeringen, exploitatie en personeel?
De gemiddelde capaciteit van de vertrekcentra in 2007 bedroeg 750 plaatsen. De gemiddelde bezetting bedroeg 202 plaatsen. De totale kosten voor de vertrekcentra bedroegen in 2007 ca. 8,3 mln euro, waarvan ca. 3,8 mln euro voor personeel en ca. 2,5 mln euro voor exploitatie.
Hoeveel bedroegen per 31 december 2007 de totale kosten van het generaal pardon nu als gevolg van het generaal pardon vallen de COA-opvangkosten voor 2007 € 160 miljoen hoger uit?
In mijn brief van 24 oktober 2007 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 018, nr. 31) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de financiële aspecten van de Regeling ter afwikkeling van de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet. Daarbij heb ik aangegeven dat de Regeling tijdelijk heeft geleid tot een lager uitstroomtempo uit de centrale opvang van het COA. Als gevolg hiervan zijn extra kosten begroot ter hoogte van een bedrag van € 204 mln., te verdelen over de jaren 2007, 2008 en 2009.
De mutatie van € 160 mln. heeft betrekking op de totale omvang van opvangkosten van het COA over het jaar 2007 als gevolg van een hogere bezetting. Deze meerkosten zijn niet alleen te herleiden tot de Regeling, maar bijvoorbeeld ook tot een hogere instroom in de centrale opvang dan was voorzien.
Voor een verdere toelichting op de kosten van de Regeling verwijs u ik u naar de eerder genoemde brief.
Welke criteria zijn er voor het opstellen van een gemeenschappelijk ambtsbericht? Wanneer kan een eerste gezamenlijk ambtsbericht worden verwacht? Welke belemmeringen zijn er om een gezamenlijk ambtsbericht op te stellen?
Er is tot op heden nog geen sprake van gemeenschappelijke criteria op basis waarvan gezamenlijke ambtsberichten tot stand kunnen worden gebracht. Wel heeft een pilot plaatsgevonden over een eventueel gezamenlijk ambtsbericht Nigeria. Deze pilot is weliswaar beëindigd in verband met verschil van inzicht over de methodologische aanpak, echter in de beginfase van de pilot hebben de deelnemende landen input geleverd voor een Terms of Reference voor een gezamenlijk algemeen ambtsbericht, die door Nederland in samenspraak is opgesteld. De belemmeringen voor de totstandkoming van een gezamenlijk algemeen Ambtsbericht bestaan onder meer uit verschillende methoden van onderzoek, verschillen van inzicht over fact-finding versus synthese tekst en over de openbaarheid versus vertrouwelijkheid van bronnen. Momenteel voert Nederland overleg met andere Europese partners om te bezien in hoeverre samenwerking op het gebied van ambtsberichten verder mogelijk is.
Welke technische voorzieningen moeten worden getroffen voor het daadwerkelijk gebruik te kunnen ontvangen van gevraagde passagiersinformatie?
Voor het veilig ontvangen en verzenden van passagiersgegevens is het noodzakelijk dat zowel de grensbewaking als luchtvervoerders technische voorzieningen treffen waardoor het proces van verzenden en ontvangen snel en veilig kan verlopen. Het streven is om die technische voorziening voor meerdere grensbewakingsdoeleinden in te zetten zoals bijvoorbeeld de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit. Thans worden de mogelijkheden hiervoor in kaart gebracht.
Kan worden aangeven wat de reden is dat het aantal eerste aanvragen in 2007 fors is gestegen ten opzichte van het aantal eerste aanvragen in 2006? Wat is de prognose eerste aanvragen voor 2008?
Na de zomer 2007 is het aantal aanmeldingen op de AC’s fors toegenomen. Deze toename wordt vooral veroorzaakt door het stijgende aantal asielzoekers afkomstig uit Irak en Somalië. In 2008 wordt een asielinstroom van 16 000 verwacht.
Hoeveel klachten zijn er bij de IND geregistreerd over de klantonvriendelijkheid of het niet halen van wettelijke termijnen?
In 2007 zijn 4 821 klachten binnengekomen over de IND vergeleken met 9 842 klachten in 2006. Dit betekent een daling van 51%. De klachten hadden in 55% van de gevallen te maken met de behandelduur van een procedure en in 42% van de gevallen met de dienstverlening.
Welk percentage van het aantal aangevraagde visa is ingewilligd?
Van de aanvragen visa kort verblijf die in 2007 zijn behandeld door de IND is 59% ingewilligd.
Met hoeveel is het aantal aanvragen voor gezinshereniging/-vorming in 2006 en 2007 gedaald als gevolg van de invoering van de Wet inburgering buitenland respectievelijk als gevolg van de aanscherping van de eisen die aan huwelijksimmigranten worden gesteld (leeftijd, inkomen partner)?
In 2006 zijn er 11 500 reguliere aanvragen voor gezinshereniging/-vorming (zowel machtigingen tot voorlopig verblijf als vergunning tot verblijf regulier) minder ingediend dan in 2005. In 2007 zijn er 8 200 aanvragen minder ingediend voor dit verblijfsdoel dan in 2006.
Waarom beschikt u niet over informatie met betrekking tot het aantal personen dat zich na naturalisatie op de Nederlandse Antillen of Aruba in Nederland vestigt? Is het in overleg met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, alsnog mogelijk om te geven in de gegevens omtrent de woonplaats die aanvragers hebben gekozen nadat de naturalisatie met succes is voltooid?
Zoals aangegeven in antwoord1 op vragen die Lid Kamp (VVD) op 15 april 2008 over dit onderwerp stelde, kan ik deze informatie niet geven omdat het niet wordt bijgehouden.
De IND ontvangt de naturalisatieverzoeken van vreemdelingen vanuit de Nederlandse Antillen (NA) en Aruba. De IND bereidt een Koninklijk Besluit (KB) tot naturalisatie voor. Na de totstandkoming van de naturalisatie wordt het KB in het Nationaliteitenregister geregistreerd.
Vanuit de GBA worden slechts gegevens verstrekt indien hiervoor een wettelijke grondslag bestaat. Ik zal met de Staatssecretaris van BZK nagaan welke mogelijkheden er zijn om in het kader van deze onderzoeksvraag een autorisatie voor gegevensverstrekking uit de GBA te realiseren en u hierover nader informeren.
Welke Stichtingen dragen zorg voor de feitelijke opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de leeftijd van 13–15 jaar?
In 2007 hebben de volgende stichtingen de feitelijke opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de leeftijd van 13–15 jaar verzorgd: de stichting Bijzonder Jeugdwerk-Brabant, Stichting Kompaan, Stichting Kionda–LSG, Stichting Jade, Stichting NOMAS, XONAR, Stichting SHAM-AMA en Stichting Zuidwester.
Hoeveel alleenstaande minderjarige vreemdelingen zijn in 2007 in vreemdelingenbewaring geplaatst, en hoeveel alleenstaande minderjarige vreemdelingen verblijven thans in vreemdelingenbewaring?
Binnen de gestelde termijn voor de beantwoording van deze vragen is het helaas niet mogelijk u deze gegevens te verstrekken. Waar mogelijk, zullen wij u de gevraagde gegevens alsnog verstrekken.
Zijn de aangeduide 13 400 vreemdelingen met onbekende bestemming vertrokken?
De genoemde 13 400 vreemdelingen hebben zelfstandig de woonruimte verlaten voor, tijdens of na de vertrektermijn of hebben een aanzegging gekregen Nederland te verlaten al dan niet na een inbewaringstelling. Van deze personen is de huidige verblijfsplaats inderdaad onbekend. Aangenomen kan worden dat dit in veel gevallen betekent dat de vreemdelingen hebben besloten Nederland zelfstandig te verlaten.
Hoe verhouden de aantallen bij kengetallen terugkeer gepresenteerde terugkeercijfers zich tot de bij DT&V gepresenteerde terugkeercijfers?
De terugkeercijfers van de DT&V maken deel uit van de totale aantallen zoals die zijn weergegeven in het overzicht bij kengetallen terugkeer. De DT&V behandelt een caseload die bestaat uit zaken van in bewaring gestelde vreemdelingen en asielzoekers met een eerste negatieve beschikking.
Hoeveel personen zijn in 2007 gedwongen uitgezet? Hoeveel waren dat er in 2005 en 2006? Om hoeveel afgewezen asielzoekers ging het daarbij?
In 2007 zijn circa 10 950 vreemdelingen gedwongen uitgezet. Gedwongen uitzettingen omvatten onder meer uitzettingen vanuit de caseload DT&V, vertrek onder toezicht Mobiel Toezicht Vreemdelingen (MTV) en verwijderde toegangsgeweigerden aan de grens. De kengetallen Terugkeer zijn voor het jaar 2007 door een nieuwe bron aangeleverd, waardoor een vergelijking met cijfers uit voorgaande jaren wel mogelijk, maar niet zuiver is. Over het jaar 2006 en 2005 is uiteraard in de betreffende jaarverslagen wel gerapporteerd op basis van de gegevens zoals die bij de IND werden geregistreerd. Dit waren circa 15 800 gedwongen vertrekken in 2005 en circa 13 300 in 2006. 9% resp. 7% hiervan betrof uitgeprocedeerde asielzoekers.
Kan ervoor gezorgd worden dat de kengetallen terugkeer, ondanks dat deze cijfers kennelijk door een nieuwe bron worden aangeleverd, vergelijkbaar worden met de kerngetallen terugkeer van de afgelopen jaren (statistieken, termen, percentages, totalen, tabellen, splitsing bij de terugkeer naar asiel en niet-asiel),
Nee. Hoewel met het gebruik van de nieuwe bron de termen van de categorieën «gedwongen, zelfstandig en niet aantoonbaar vertrek» en de betekenis ervan niet veranderen, betekent het gebruik van de nieuwe bron wel dat een andere wijze van genereren en combineren van de gegevens wordt gehanteerd. Dit maakt een vergelijking met de gegevens van voorgaande jaren niet geheel zuiver. In de nieuwe bron kan een koppeling van de terugkeergegevens met de toelatingsprocedure overigens nog niet worden gemaakt.
Hoe verklaart u de toename van het aantal civiele en reguliere straftoevoegingen?
De volumestijging in 2006 bij de straftoevoegingen kan volledig worden verklaard door de stijging van het aantal toevoegingen op het terrein van Vreemdelingenbewaring. De volumestijging bij de civiele toevoegingen was met name zichtbaar op het terrein van sociale voorzieningen en persoon- en familierecht.
Kunt u het houdbaarheidspercentage van Asielgerelateerde beschikkingen bij de rechter splitsen in houdbaarheidspercentage vreemdelingenkamers en houdbaarheidspercentage Raad van State?
De in het jaarverslag genoemde houdbaarheidscijfers hebben betrekking op zowel asielprocedures als asielgerelateerde procedures bij de rechtbanken. Het houdbaarheidspercentage voor uitsluitend de asielgerelateerde zaken bij de rechter is 84%. Het houdbaarheidspercentage bij de Raad van State (dat wil zeggen dat de beschikking van de Staat niet is vernietigd) voor asielgerelateerde zaken is 92%.
Welk percentage van in vreemdelingenbewaring genomen vreemdelingen is zonder uitzetting weer in vrijheid gesteld?
Binnen de gestelde termijn is het helaas niet mogelijk u deze gegevens te verstrekken. Waar mogelijk, zullen wij u de gevraagde gegevens alsnog verstrekken.
Op welke wijze gaat u de informatiehuishouding en in het bijzonder de personeelsdossiers op orde brengen en wanneer zult u vervolgens tot digitalisering hiervan overgaan?
De ARK concludeert in haar rapport over 2007 dat de kwaliteit en de volledigheid van de personeelsdossiers voor verbetering vatbaar zijn. Ook in voorgaande jaren zijn tekortkomingen geconstateerd.
Sedert 2006 wordt binnen het programma Vernieuwing HRM Justitie gewerkt aan de modernisering van de personeelsen salarisadministratie. Als onderdeel van deze operatie is Justitie per 1 januari overgegaan op salarisverwerking bij P-Direkt. In het verlengde hiervan wordt nu gewerkt aan de invoering van zelfbediening. Dit vergt veel extra inzet van de medewerkers van personeelsafdelingen en de salarisadministratie.
Onderdeel van deze operatie is ook het digitaal beschikbaar stellen van het personeelsdossier aan medewerkers en managers. In 2006 en 2007 is veel geïnvesteerd in digitalisering en het verbeteren van de kwaliteit van de bestaande dossiers, deze inspanning loopt door in 2008. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan het verbeteren van de werkprocessen waarmee de dossiers gevoed worden. In dit verband migreert Justitie in de 1e helft van 2008 naar de rijksbreed gekozen standaard voor het beheer van digitale p-dossiers (documentum) in het systeem van P-Direkt. Dit systeem omvat extra controles op de juistheid en rubricering van gescande documenten. Bij dit nieuwe systeem wordt het «4 ogen principe» geïntroduceerd. Het is dan niet meer mogelijk om documenten digitaal te archiveren zonder dat deze door een andere medewerker zijn gecontroleerd. Vanaf de zomer kunnen medewerkers inzage krijgen in hun eigen personeelsdossiers. Verwacht wordt dat de kwaliteit van de dossiers zal toenemen als gevolg van verwerking van gesignaleerde afwijkingen. Tevens wordt gewerkt aan invoering van gecertificeerde werkprocessen zodat substitutie van de papieren stukken door digitale documenten mogelijk wordt.
Vanaf 2009 wordt dossiervorming in toenemende mate geïntegreerd in geautomatiseerde werkprocessen (rijksbreed gecoördineerd door P-Direkt) zodat fouten in de opslag van documenten niet meer kunnen voorkomen. Met deze maatregelen ontstaan waarborgen voor de juiste opbouw van personeelsdossiers, dit voorkomt vervuiling in de toekomst.
Ook in 2008 zal ik erop toezien dat naast bovengenoemde maatregelen ook een inspanning geleverd wordt op het verbeteren van de kwaliteit van bestaande dossiers. De sectoren binnen Justitie werken op dit moment intensief aan het op orde krijgen van de huidige personeelsdossiers. Hierbij wordt o.a. gekeken naar de aanwezigheid van de verplichte documenten, de rechtsgeldigheid van toeslagen en de aanwezigheid van documenten van andere personen in de dossiers. Om dit proces van verbeteringen te monitoren zal de directie Personeel en Organisatie met de Departementale Auditdienst een controleprogramma inrichten.
Kan er voor gezorgd worden dat er geen «inherente onzekerheid» bestaat omtrent de volledigheid van het overzicht topinkomens, zodat vanaf volgend jaar met zekerheid kan worden uitgesloten dat er topinkomens voorkomen bij het ministerie van Justitie?
Binnen Justitie zijn mensen in de top werkzaam die vallen onder de topmanagementgroep. Deze groep valt onder de administratie van BZK en BZK zal dan ook de opgave voor de topinkomens moeten verzorgen. Justitie heeft tot deze gegevens geen toegang. Daarnaast hebben verschillende mensen binnen Justitie een betaalde nevenfunctie. De opgave van deze functie is verplicht, echter niet de daarbij behorende salariëring of vergoedingen.
(a) Kan het overzicht over de uitgaven aan adviseurs nader worden gespecificeerd? (b) Wie zijn deze adviseurs, en wat is hun concrete taak? (c) Zijn er mogelijkheden het bedrag van bijna € 300 miljoen op de post «adviseurs en tijdelijk personeel» terug te brengen? (d) Zo ja, welke, en hoeveel kan er naar verwachting worden bespaard? (e) Kunnen de uitgaven voor de inhuur externen van 2007 worden afgezet tegen/vergeleken met de uitgaven in eerdere jaren?
a. De specificatie van € 300 miljoen aan externe inhuur in 2007 is in onderstaand overzicht weergegeven naar de aard van de uitgave.
Omschrijving | 2007 |
---|---|
Inhuur personeel op formatieplaatsen | € 101 553 665 |
Inhuur personeel boven de formatie (piekwerkzaamheden) | € 41 208 686 |
Juridische adviseurs | € 1 603 498 |
HRM-deskundigen | € 3 817 508 |
Accountants | € 3 841 387 |
Automatiseringsdeskundigen | € 106 228 206 |
Organisatieadviseurs | € 22 189 920 |
Landsadvocaat | € 3 599 010 |
Ontwikkeling informatiesystemen door derden | € 10 381 328 |
Voorlichtingskosten grafische producten (Directie Voorlichting) | € 357 024 |
Voorlichtingskosten audiovisuele producten (Directie Voorlichting) | € 15 977 |
Kosten voorlichtingscampagnes (Directie Voorlichting) | € 842 875 |
Overige deskundigen (WODC) | € 36 899 |
Uitbesteding wetenschappelijk onderzoek (WODC) | € 2 805 713 |
€ 298 481 697 |
b. Deze adviseurs worden ingezet op projecten waarvoor specifieke deskundigheid noodzakelijk is, zoals voor ICT projecten en complexe verandertrajecten. Daarnaast is er met enige regelmaat sprake van piekbelastingen die moeten worden opgevangen. Ook worden op deze wijze tijdelijk vacatures vervuld (tot aan het moment van aanstelling van ambtelijk personeel), (langdurig) ziekteverzuim opgevangen etc.
c. en d. Externen worden ingehuurd om de kwaliteit en de continuiteit binnen de Justitie organisatie te waarborgen. Adviseurs worden met name ingehuurd vanwege specialistische kennis, voor het tijdelijk opvullen van vacatures en voor het opvangen van piekbelastingen. Voor deze doeleinden, waaraan het overgrote deel van de uitgaven externen wordt besteed, is in feite geen alternatief voorhanden. Het uitgangspunt bij het inhuren van externen is doelmatigheid en effectiviteit. Binnen het Ministerie van Justitie wordt daarom kritisch gekeken naar de omvang van de inhuur van externen. Zo wordt er bij de beoordeling over inhuur van externen gebruik gemaakt van een toetsingskader en ligt de beslissingsbevoegdheid bij de hoogste leiding van een organisatieonderdeel.
e. In 2006 bedroeg de omvang van de inhuur externen bijna € 209 miljoen.
Samenstelling:
Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Azough (GL), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (CU).
Plv. leden: Uitslag (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Weekers (VVD), Smeets (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Vacature (algemeen), Halsema (GL), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), De Vries (CDA), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Vacature (algemeen), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Slob (CU).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31444-VI-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.