Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31444 nr. G |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31444 nr. G |
Vastgesteld 18 juni 2008
De vaste commissie voor Financiën1 heeft over het Jaarverslag 2007 van het BTW-compensatiefonds (Kamerstuk 31 444 G, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.
Deze vragen, alsmede de daarop op 17 juni 2008 gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.
Hoe is de conclusie «dat één uniform percentage voor overheadkosten waarschijnlijk niet meer het verwachte resultaat met betrekking tot de administratieve lasten zal opleveren en daarom door een groot aantal gemeenten niet als positief zal worden gewaardeerd» tot stand gekomen?
De Belastingdienst heeft al met veel gemeenten (circa 70%) afspraken gemaakt over het deel van de BTW op overheadkosten dat voor compensatie in aanmerking komt. Het in overleg met de gemeenten vastgestelde percentage is geen star gegeven. Indien de ontwikkelingen daartoe aanleiding geven kan dit percentage op redelijk eenvoudige wijze worden bijgesteld (de formule is immers al bekend). In al deze gevallen is dus sprake van maatwerk.
Gebleken is dat de op basis van maatwerk vastgestelde percentages onderling behoorlijk grote verschillen vertonen. Dit hangt samen met de verschillen die er feitelijk bestaan tussen gemeenten. Als nu gekozen zou worden voor één uniform percentage, zal dit percentage in veel gevallen in betekenende mate afwijken van het al afgesproken percentage. Tevens zal het niet meer eenvoudig zijn om in te spelen op de actualiteit die zich bij een bepaalde (groep van) gemeente(n) voordoet. Gemeenten die nu of in de toekomst menen recht te hebben op méér dan het vastgestelde uniforme percentage zullen daar, voorzichtig uitgedrukt, niet positief tegenover staan. Alleen gemeenten waarvan is vastgesteld dat hun recht op compensatie minder bedraagt dan het via het uniforme percentage berekende deel, zullen een uniform percentage acceptabel vinden. Het gevolg is dan echter dat deze gemeenten feitelijk een te groot beroep zullen doen op het BTW-compensatiefonds.
Kan de evaluatie die in het voorjaar van 2008 wordt gestart ertoe leiden dat het BTW-compensatiefonds wordt afgeschaft (bijvoorbeeld omdat de kosten van administratieve rompslomp en de kansen op misbruik en oneigenlijk gebruik niet opwegen tegen de baten)?
Ja, dat kan. De aandacht gaat eerst uit naar een kwalitatief goed onderzoek. Daarna vindt politieke weging plaats; alle varianten zijn dan bespreekbaar, van voortzetting tot beëindiging.
Wanneer zijn de resultaten bekend van de evaluatie naar het BTW-compensatiefonds?
De verwachting is dat de resultaten van de evaluatie eind 2008 bekend zijn.
Hoeveel lopen de lagere overheden mis aan EU-gelden?
Thans vindt nog onderzoek plaats naar de omvang van de compensabele BTW die in Brussel in rekening is gebracht. Derhalve is de omvang nu nog niet bekend. Overigens staat het ministerie garant voor diezelfde omvang, zodat de lagere overheden per saldo niets mislopen.
Wat is de reden dat gemeenten, provincies en kaderwetgebieden meer hebben gedeclareerd?
Gemeenten, provincies en kaderwetgebieden hebben een hoger beroep gedaan op het BTW-compensatiefonds dan van te voren was geraamd. Dit hangt samen met een hoger uitbestedingsniveau of prijsstijgingen in de uitbestedingsuitgaven van gemeenten, provincies en kaderwetgebieden.
Waar komt het verschil van bijna anderhalf miljoen euro, dat blijkt uit de realisatie (bij programma uitgaven aan gemeenten), tussen de vastgestelde begroting en de realisatie vandaan?
Zie vraag 4.
Waar komt het verschil van ruim elf miljoen euro, dat blijkt uit de realisatie (bij programma-uitgaven aan provincies), tussen de vastgestelde begroting en de realisatie vandaan?
Zie vraag 4.
Hoeveel gevallen van misbruik en oneigenlijk gebruik zijn er voorgevallen in het jaar 2007?
Hoe verhouden deze gevallen zich met de voorgaande jaren?
Omdat het een nieuwe regeling betreft hebben de controles zich in de jaren 2004 t/m 2007 zich vooral op het startjaar (2003) gericht. Door te focussen op het startjaar konden onder meer systematische fouten in de administratie bij provincies en gemeenten worden opgespoord. Gekeken is naar de opzet van administratie en aanwezigheid van interne controle. Doel is om met provincies en gemeenten te komen tot een gedeelde verantwoordelijkheid voor de naleving van de regelgeving. Controles door de Belastingdienst vormen het sluitstuk. De ervaring over de afgelopen jaren is geweest dat in het merendeel van de ingestelde controles, zowel in het voordeel als nadeel van de provincies en gemeenten, door de Belastingdienst administratieve correcties zijn aangebracht.
Hoeveel fte’s houden zich bezig met het BTW-compensatiefonds bij de Belastingdienst?
Voor het BTW-compensatiefonds wordt jaarlijks gemiddeld circa 15 fte’s ingezet. Afhankelijk van de intensiteit van de controle bij provincies en gemeenten fluctueert dit aantal jaarlijks in enige mate.
Hoe is er een verbetering te betrachten in de onzekerheid over de juistheid van de uitgaven?
Over 2007 zijn geen belangrijke fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid geconstateerd die de kwantitatieve tolerantiegrenzen overschrijden. Dit blijkt ook uit het rapport bij het Jaarverslag BTW-Compensatiefonds van de Algemene Rekenkamer. De resterende onzekerheid over de juistheid van de uitgaven zal dan ook niet verder terug worden gebracht.
Hoeveel negatieve aangiftes zijn er voorgevallen in het jaar 2007 en hoe verhouden deze zich met de voorgaande jaren?
In de toelichting op de wijze van controle wordt in het Jaarverslag BTW-compensatiefonds (BCF) onder 4.4 Controlebeleid voor de door de Belastingdienst in te stellen BCF-controles de vergelijking gemaakt met de controle van negatieve aangiften bij de omzetbelasting. De negatieveaangiften omzetbelasting leiden evenals de door gemeenten en provincies ingediende opgaven BCF alle tot teruggaven.
Stelt de Belastingdienst niet per uitkeringsjaar vast in welke mate de uitbetaalde bedragen rechtmatig zijn geweest?
Is er recentelijk sprake van een nieuwe regeling (binnen 5 jaar 50% gecontroleerd)?
Komt op (langere) termijn hier elke provincie/gemeente mee aan bod? Zo nee, is dit volgens de regering wel de bedoeling?
De Belastingdienst stelt niet per uitkeringsjaar vast of de uitbetaalde bedragen rechtmatig zijn geweest. Zoals in het jaarverslag wordt aangegeven is uit oogpunt van eenvoud en efficiency ervoor gekozen de Wet op het BTW-compensatiefonds (BCF) in belangrijke mate aan te laten sluiten bij het systeem van heffing van omzetbelasting in de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De handelwijze van de Belastingdienst met betrekking tot de opgaaf BCF is niet anders dan die met betrekking tot de aangifte omzetbelasting. Binnen het algemene controlebeleid wordt op basis van klantbeelden voortdurend beoordeeld welke gemeenten en provincies op welke aspecten het meest voor controle in aanmerking komen. De Belastingdienst werkt daarbij risicogericht.
Bij het BCF is sprake van een nieuwe regeling. Het grootste risico schuilt vooral in het startjaar 2003: enerzijds in overgangsproblematiek en anderzijds in de mogelijkheid dat gemeenten en provincies bij toepassing van de regeling systematische fouten maken in hun administratie, welke doorwerking (kunnen) hebben naar latere jaren. De keuze voor de controle van het jaar 2003 betekent dat systematische fouten vroegtijdig ontdekt en gecorrigeerd kunnen worden, waardoor ook de volgende jaren betrouwbaarder worden. De keuze om binnen 5 jaar dan ook bij meer dan 50% van de provincies en gemeenten een controle in te stellen komt voort uit de hiervoor geïdentificeerde risico’s. Voor de resterende provincies en gemeenten zal, binnen de kaders van het algemene controlebeleid, bepaald worden op welke wijze deze in de controle betrokken worden. De controle zal zich dan richten op de, overigens in verband met het vervallen van de overgangsproblematiek, minder risicovolle latere jaren.
Is het juist dat lagere overheden de BTW-compensatie zelf financieren door uitname van het compensatiebudget uit de Fondsen?
Voor een groot deel wel, maar niet volledig. Gemeenten, provincies en kaderwetgebieden financieren het BTW-compensatiefonds grotendeels door een uitname uit het gemeente- en provinciefonds. Daarnaast is een deel afkomstig uit de voormalige regeling BTW-openbaar vervoer van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, groei door toename in het uitbestedingsgedrag van gemeenten en provincies en het vervallen van de goedkeuring voor samenwerkingverbanden.
Doen de lagere overheden zichzelf tekort als gecompenseerde BTW niet in rekening kan worden gebracht bij de Europese fondsen (voor Europese projecten)?
Mogelijk is de compensabele BTW in de toekomst niet meer subsidiabel in Brussel. Hierover vindt nog overleg plaatsvinden met de Europese Commissie. Voor wat betreft het verleden worden lagere overheden gecompenseerd via de garantstelling (zie ook antwoord op vraag 3b). De totale beschikbare middelen van de Europese Fondsen voor de lagere overheden blijven hetzelfde.
Hoe is de € 5,7 miljoen correctie verdeeld tussen de gemeenten, provincies en kaderwetgebieden?
Circa € 5,5 miljoen van de correctie betreft de gemeenten. Het resterende deel is gecorrigeerd bij provincies.
Wanneer zijn de onderzoeksresultaten over de structuurfondsen bekend?
Thans vindt afronding van het onderzoek naar de structuurfondsen plaats. Daarna vindt nog overleg plaats met de Europese Commissie. Zo snel mogelijk daarna zullen de onderzoeksresultaten bekend worden gemaakt (net voor of na het zomerreces van de Kamer).
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Vendrik (GL), Blok (VVD), Voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Gerkens (SP), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (CU), Van der Burg (VVD), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA) en Vos (PvdA).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Halsema (GL), Remkes (VVD), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), Van Gerven (SP), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), De Krom (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (CU), Nicolaï (VVD), De Roon (PVV), Van Dam (PvdA), Smeets (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA) en Roefs (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31444-G-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.