31 444 F
Jaarverslag en slotwet Diergezondheidsfonds 2007

nr. 5
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 9 juni 2008

De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit1 heeft over het jaarverslag 2007 van het Diergezondheidsfonds (Kamerstuk 31 444 F, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

Deze vragen, alsmede de daarop op 6 juni 2008 gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Schreijer- Pierik

Adjunct-griffier van de commissie,

Berenschot

1

Wat is uw betrokkenheid bij het AI early warningsysteem en de daaraan gerelateerde inzet van AID/VWA? Hoe wordt dat bekostigd?

Het early warning systeem vind zijn wettelijke basis in de regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s. Meldingen aan de VWA gaan via het officiële dierziektenmeldnummer dat 24 uur per dag bereikbaar is en ondergebracht is bij de meldkamer van de AID. Op basis van deze melding wordt contact opgenomen met het betreffende bedrijf en gaat er een specialistenteam, bestaande uit een GD-dierenarts, de praktiserende dierenarts en een VWA-dierenarts naar het bedrijf voor extra onderzoek.

Bij meldingen van problemen met b.v. voedsel- en wateropname wordt het probleem eerst geanalyseerd door de GD. Wanneer blijkt dat op basis van die analyse een verdenking van AI niet uitgesloten kan worden, wordt ook een dergelijk bedrijf bezocht door een specialistenteam.

Het uitrukken bij verdenkingen van de specialisten onder leiding van de VWA wordt bekostigd uit het DGF met uitzondering van de overhead van de VWA. Het GD-meldpunt bij problemen, ook wel de Pluimveekijker genoemd, wordt behoudens een beperkte eigen bijdrage van de veehouder volledig bekostigd uit een jaarlijkse subsidie van LNV en het productschap (50/50-verhouding).

2

Kunt u een overzicht geven van de werkwijze van het AI early warningssysteem, met daarin de hoeveelheid meldingen, de afhandelingswijze en de bijbehorende prestatiegegevens opgenomen? Zo neen, waarom staat het wel vermeld in het jaarverslag DGF?

Op basis van de regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s moet de veehouder bij bepaalde verschijnselen op zijn bedrijf de dierenarts waarschuwen. De dierenarts geeft dan gegevens over het bedrijf door aan de GD. De GD analyseert deze gegevens en kan deze ook combineren met gegevens uit de omgeving. Indien uit deze analyse blijkt dat AI niet uitgesloten kan worden, wordt de verdenking gemeld aan de VWA.

In 2007 zijn er iets meer dan 1400 meldingen aan de GD gedaan. Ik heb er voor gekozen om deze beperkte prestatiegegevens van een instrument dat niet rechtstreeks uit het DGF wordt gefinancierd in dit overzicht op te nemen om daarmee te onderstrepen dat het een onderdeel is van en set van maatregelen om vroegtijdig signalen op te pikken zodat eerder kan worden ingegrepen en de kosten van bestrijding worden beperkt.

3

Hoe ziet de financiering van TSE’s/BSE eruit? Wat is daarbinnen de verhouding EU/Nederland?

De financiering is afhankelijk van het type programma (preventie, monitoring of bestrijding). Voor laboratoriumtesten kent de EU een vaste bijdrage per test toe. De verhouding EU/Nederland (lees: DGF) bedroeg in 2007 3,5 mln. EU en 2,0 mln. DGF.

4

De procedure voor verdenkingen bij blauwtong is gewijzigd; de melding van de praktiserende dierenarts aan de VWA is al voldoende. Welke financiële- en administratieve lastenverlichting brengt deze wijziging met zich mee?

Voor blauwtong geldt een meldingsplicht. Veehouders of dierenartsen moeten een verdenking melden bij de VWA. Vervolgens wordt het bedrijf bezocht door een specialistenteam van de VWA. Dit team sluit een verdenking uit of neemt monsters om deze te bevestigen.

In de zomer van 2007 is de procedure gewijzigd in verband met het grote aantal meldingen. Dierenartsen konden op basis van klinische verschijnselen en epidemiologische gegevens gevallen van blauwtong melden.

Bovengenoemde wijziging van de procedure heeft geen administratieve lastenverlichting tot gevolg gehad, de aangifteplicht bleef immers gelden. De wijziging heeft wel een financiële lastenverlichting tot gevolg gehad. De uitvoeringskosten zijn door de wijziging beduidend lager geworden. Enige duizenden bedrijven zijn niet bezocht door een specialistenteam. De lastenverlichting zal tenminste enige honderdduizenden euro’s bedragen.

Bij het ingaan van de knuttenvrije periode, eind 2007, is de procedure weer teruggedraaid. Op dit moment worden verdenkingen vooralsnog weer bezocht door een expertteam.

5

Kunt u aangeven hoeveel vogels preventief tegen vogelgriep zijn ingeënt? Welke financiële- en administratieve lastenverzwaring heeft deze vaccinatiecampagne met zich meegebracht?

Sinds de start van het vaccinatieprogramma zijn ruwweg 35 000 stuks pluimvee gevaccineerd tegen vogelgriep op een 8-tal commerciële legpluimveebedrijven en ongeveer 37 000 dieren op bijna 2 100 hobbybedrijven.

Preventieve vaccinatie tegen vogelgriep heeft nog een korte historie in Europa. Met het faciliteren van de vaccinatiecampagne komt LNV tegemoet aan de wens vanuit de (hobby)pluimveehouders om hun dieren preventief te kunnen beschermen tegen vogelgriep. Deelname aan de campagne geschiedt op vrijwillige basis, waarbij de houder de kosten en de registratie- en uitvoeringsvoorschriften onderschrijft. Er is dus geen sprake van een lastenverzwaring door de vaccinatiecampagne als zodanig.

6

Kan worden aangeven wat de uitkomsten zijn van het onderzoek naar de effectiviteit van de vaccinatie? Wat zijn de uiteindelijke kosten/baten voor het Diergezondheidsfonds?

De resultaten van het bloedonderzoek naar de effectiviteit van het vaccin onder hobbydieren gaven in het eerste jaar (2006–2007) een wisselend beeld, met o.a. verschil in opbouw van weerstand tussen vogelsoorten en de hoogte en duur van deze bescherming door de tijd heen.

Mede op basis van deze resultaten is na afloop van de eerste campagne besloten om in de tweede campagne (2007–2009) een ander vaccin in te zetten. Het onderzoek naar de effectiviteit van dit vaccin loopt op dit moment.

De kosten voor het DGF bestaan uit de kosten voor bloedonderzoek ter controle op mogelijke insleep van vogelgriep onder hobbydieren en ter controle op de effectiviteit van het vaccin (zowel bij hobbydieren als commercieel gehouden pluimvee). De basisgedachte achter de inzet van preventieve vaccinatie ligt in het reduceren van de kans op de introductie van een uitbraak van vogelgriep in Nederland. De baten liggen dan ook daar.

7

De uitgaven voor de waakvlamcontracten zijn fors hoger dan eerder begroot. Is het waar dat als reden wordt gezien dat het bewustzijn voor humane gezondheidsrisico’s die worden ingezet bij dierziektecrisissen is toegenomen? In hoeverre is hier sprake van een ministerieoverstijgend probleem, zoals een volksgezondheidsprobleem? Zouden de kosten/inzet van mensen/middelen niet op een efficiëntere wijze kunnen worden ingezet, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de mogelijkheden van het bedrijfsleven? Immers liggen bij een dierziektecrisis delen van het bedrijfsleven nagenoeg stil.

Het is waar dat het bewustzijn voor de humane gezondheidsrisico’s bij de bestrijding zijn toegenomen. Dit is met name aan de orde bij een dierziekte als vogelgriep (AI). Juist door de waakvlamcontracten wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van het bedrijfsleven. Er wordt wel degelijk ook gebruik gemaakt van capaciteit die vrijkomt bij een dierziektenuitbraak.

8

Naast een eenmalige extra uitgaven ten behoeve van slachtpremies is een stijging in de uitgaven ten aanzien van dierziektebestrijding op te merken. Met de opmars van Blauwtong, MKZ-dreiging, AI-verdenkingen en scrapie lijkt een trend te ontstaan dat er meer dierziektedreiging ontstaat. Hoe speelt u op deze ontwikkelingen in?

De ervaringen met uitbraken van dierziekten in de afgelopen jaren, zijn voor het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) aanleiding geweest om een aantal crisishandboeken te maken. Hierin is vastgelegd hoe LNV handelt bij uitbraken van dierziekten.

Onderdeel van deze draaiboeken zijn de maatregelen die genomen kunnen worden om insleep van een dierziekte te voorkomen. Bij een besmetting in een lidstaat of een belangrijke handelspartner worden dan in Nederland al maatregelen genomen. Deze maatregelen zorgen enerzijds voor extra uitgaven maar als daarmee een uitbraak wordt voorkomen besparen ze veel hogere uitgaven.

Verder heeft LNV het preventiebeleid in de praktijk gebracht door vaccinontwikkeling voor Blue Tongue te stimuleren en een vaccinatiecampagne Blue Tongue te lanceren.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GL), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (CU), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Duyvendak (GL), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Vacature (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (CU), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).

Naar boven