31 423
Goedkeuring van de op 15 oktober 2007 te Luxemburg tot stand gekomen Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Montenegro, anderzijds, met Bijlagen en Protocollen (Trb. 2007, 224)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 23 mei 2008

De vaste commissie voor Europese Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig en voldoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

1. Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel ter goedkeuring van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst (hierna: SAO) met de Republiek Montenegro. Deze leden zijn van mening dat de problemen in de westelijke Balkan niet onafhankelijk van elkaar en van de rest van Europa kunnen worden behandeld en dat dit bevestigd wordt in het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa, zoals vastgesteld te Keulen in juni 1999. Daarmee is aan alle landen van de westelijke Balkan volledige integratie in de structuren van de Europese Unie in het vooruitzicht gesteld. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat bij een SAO elk land op eigen merites beoordeeld dient te worden. Deze leden zijn van mening dat een SAO geen onomkeerbare stap op weg naar een lidmaatschap van de EU is en ook kan leiden tot een partenariaat. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering deze visie deelt en of de regering kan aangeven waarom op diverse plaatsen in het SAO, zoals bijvoorbeeld in artikel 72, tijdsaanduidingen zijn opgenomen die de indruk wekken dat volgens een tijdpad wordt toegewerkt naar een lidmaatschap van de republiek Montenegro van de Europese Unie.

De leden van de CDA-fractie constateren met enige zorg dat de Commissie in het reguliere uitbreidingspakket van 2007 constateert dat in de Republiek Montenegro sprake is van gebrekkige staatsvorming, vertragingen op het gebied van justitiële hervormingen en corruptiebestrijding, voortdurende etnische spanningen en onvoldoende verwerking van het oorlogsverleden. Deze leden vragen of de regering kan aangeven waarom – ondanks deze zorgpunten – toch op 15 oktober 2007 het SAO is ondertekend. Voorts vragen deze leden de regering om de huidige voortgang op deze gebieden nader te omschrijven. Deze leden zullen dit wetsvoorstel met gemengde gevoelens beoordelen als er geen sprake is van vooruitgang op hoger genoemde gebieden. De leden van de CDA-fractie vragen een nadere toelichting over de situatie van de zware criminaliteit, de drugsbestrijding, de internationale mensenhandel en de bestrijding van illegale immigratie in de republiek Montenegro. Deze leden vragen de regering of de beperkte administratieve capaciteit van de republiek Montenegro remmend werkt en op welke wijze hulp wordt aangeboden. Tegelijkertijd zijn deze leden van mening dat verbeteringen vooral vanuit de Montenegrijnse samenleving zelf moeten komen. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat deze SAO een bijdrage kan leveren aan de politieke, economische en institutionele stabilisatie van de republiek Montenegro maar dat een SAO met de republiek Montenegro zowel stabiliserend als destabiliserend kan uitwerken in de regio. Deze leden vragen een nadere uitwerking van de gevolgen van de uitkomst van de verkiezingen in het buurland, de republiek Servië, op de stabiliteit in de regio. Deze leden vragen de regering of en zo ja, wanneer, de republiek Montenegro zal overgaan tot erkenning van de republiek Kosovo. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat weliswaar elk land afzonderlijk op eigen merites beoordeeld dient te worden, maar dat door de zogenaamde evolutieve clausule in de zesde considerans van de preambule de noodzaak tot intra-regionale samenwerking met de overige landen in de westelijke Balkan nadrukkelijk genoemd wordt en de toekenning van een SAO toch ook in samenhang met de ontwikkelingen in de buurlanden van de republiek Montenegro dient te worden bezien. Dit betekent volgens de leden van de CDA-fractie niet dat achterblijvende ontwikkelingen in buurlanden tot uitstel van een SAO met de Republiek Montenegro moeten leiden, maar wel dat de ontwikkelingen in de regio ook in onderlinge samenhang nauwlettend moet worden gevolgd.

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de SAO met Montenegro. De leden van de SP-fractie constateren dat de SAO voorziet in een vrijhandelsgebied voor goederen en diensten na vijf jaar en refereren voorts aan het Kopenhagencriterium dat een functionerende markteconomie voorschrijft die bestand is tegen de concurrentie van de interne markt. Deze leden hechten eraan dat Montenegro zich geleidelijk kan aanpassen zonder drastische ingrepen die op korte termijn leiden tot ontslagen en bezuinigingen op publieke diensten en sociale zekerheid. De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze deze termijn kan worden verlengd mocht Montenegro van mening zijn na vijf jaar toch niet bestand te zijn tegen de concurrentie van de EU. Voorts vragen deze leden in welke mate Montenegro zich verplicht standpunten van de Europese Raad te volgen inzake afspraken tot goede intra-regionale samenwerking op de Westelijke Balkan. Tenslotte vragen de leden van de SP-fractie welke rol de Stabilisatie- en associatieraad heeft in het beslechten van meningsverschillen met buurlanden.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de SAO met de Republiek Montenegro. In de overeenkomst en in de door de Nederlandse regering opgestelde memorie van toelichting wordt op tal van plaatsen aandacht besteed aan de na te streven doelen bij deze SAO. De vraag die de leden van de VVD-fractie daarbij stellen betreft de huidige stand van zaken in Montenegro. Zij memoreren dat in een eerdere appreciatie van de regering van de situatie in o.m. Montenegro corruptie, georganiseerde misdaad en tekortkomingen van de rechterlijke macht werden genoemd als nog steeds voortdurende belangrijke belemmeringen in het pre-accessie traject. Daarbij werd tevens aangegeven dat voortgang in het pre-accessie traject alleen kan worden geboekt op basis van objectief meetbare hervormingen en onomkeerbare resultaten, aldus deze leden. De leden van de VVD-fractie vragen in dat kader welke objectief meetbare hervormingen en resultaten in Montenegro zijn gerealiseerd die de ondertekening van deze SAO rechtvaardigen. Deze leden wijzen daarbij op majeure gevaren die de stabiliteit van Montenegro bedreigen, met name noemen zij de diepgewortelde corruptie, de etnische tegenstellingen en de zwakke economie.

De leden van de VVD-fractie vragen of in Montenegro wellicht sprake is van een aanzienlijke mate van afhankelijkheid van de rechterlijke macht ten opzichte van de politieke autoriteiten. Is in de afgelopen tijd nog regelmatig sprake geweest van willekeurige arrestaties en van straffeloosheid bij de politie? Is corruptie bij de politie en ook bij de rechterlijke macht een majeur probleem? Is verder sprake geweest van talrijke klachten over corruptie bij het privatiseren van overheidsbezit? Is nota bene de huidige premier Djukanovic door Italiaanse openbare aanklagers beschuldigd van betrokkenheid bij sigarettensmokkel? Zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Voorts vragen deze leden of premier Djukanovic een rechtszaak heeft aangespannen tegen de uitgever van een dagblad waarbij hij een financiële compensatie eiste vanwege zijn «beschadigde waardigheid en geestelijk lijden». Zij vragen of daarbij sprake is van een risico voor de persvrijheid en of reeds nu sprake is van zelfcensuur door journalisten die vrezen voor aanklachten wegens smaad.

Is, anderzijds, een mogelijk spoedig vertrek van Djukanovic ook weer een onzekere factor voor de toekomstige stabiliteit in Montenegro, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Verder vragen deze leden naar de beoordeling door de regering van de etnische verhoudingen binnen Montenegro en haar inschatting van het gevaar dat etnische groepen zich in de toekomst meer op basis van etniciteit politieke gaan organiseren. Tenslotte vragen de leden van de VVD-fractie naar het oordeel van de regering over de economische vooruitzichten van Montenegro.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van voorliggend wetsvoorstel betreffende de goedkeuring van de SAO van de EG, de lidstaten en Montenegro. Deze leden waarderen de overeenkomst als een welkome stap voor de verdere ontwikkeling van Montenegro naar een democratische rechtsstaat en gezonde economie, en als uitdrukking van de verantwoordelijkheid die de EU heeft richting Montenegro als land dat lang te kampen heeft gehad met oorlog en conflict.

De leden van de ChristenUnie-fractie hechten aan evenwichtigheid in de samenwerking tussen de EU en Montenegro. Zij melden dat de SAO zich sterk richt op economische samenwerking. Deze leden menen echter dat samenwerking op justitieel en sociaal gebied en ondersteuning bij staatsvorming en corruptiebestrijding even hoge prioriteit dient te hebben, zeker gezien de zorgpunten zoals geformuleerd door de Commissie. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering deze mening deelt en of zij bereid is zich in te spannen voor een evenwichtige ondersteuning.

De leden van de ChristenUnie-fractie menen dat de genoemde zorgpunten raken aan de kern van de problemen op de Westelijke Balkan. Zij vragen de regering aan te geven welke genoemde zorgpunten specifiek voor Montenegro gelden en op wat voor manier gewerkt wordt aan oplossingen. Voorts vragen deze leden of er middels de SAO ook aandacht zal zijn voor de positie van vluchtelingen en ontheemden vanuit voormalig Joegoslavië in Montenegro, waarvan velen nog wachten op een officiële status en in meer of mindere mate gediscrimineerd worden. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of er vorderingen zijn voor wat betreft intra-regionale samenwerking; zij memoreren dat dit een van de doelstellingen van de SAO is en tevens onderwerp van eerdere overeenkomsten. Verwacht de regering dat de SAO bijdraagt aan versterking van deze samenwerking, zo vragen deze leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie horen over een aantal aangelegen onderwerpen graag nadere informatie. Zij vragen of de regering inzicht heeft in de mate van corruptie in Montenegro en in welke lagen van de samenleving corruptie voornamelijk voorkomt. Ook vragen zij hoe de regering de persvrijheid en vrijheid van meningsuiting in Montenegro beoordeelt en op wat voor manier dit concreet aandacht krijgt middels de SAO. Deze leden horen daarnaast graag van de regering hoe zij de vrijheid van godsdienst in Montenegro beoordeelt. Zij vragen of er sprake is van scheiding tussen kerk en staat en of de verschillende godsdienstige stromingen gelijk worden behandeld.

Ten slotte hebben de leden van de ChristenUnie-fractie nog enkele vragen van economische aard. De groeicijfers voor Montenegro lijken positief. Hoe is echter de verdeling van de economische groei, zo vragen deze leden. Valt economische groei ten deel aan de hele bevolking, of profiteert slechts een klein deel van de economische groei?

Daarnaast vragen de leden van de ChristenUnie-fractie de regering de te verwachte gevolgen aan te geven van de mogelijkheid die de SAO creëert voor EU-onderdanen om onroerend goed aan te kopen in Montenegro.

In hoeverre levert dit risico op voor een verstoring van de woningmarkt in Montenegro, gezien de moeite die veel Montenegrijnen nu al hebben om te voorzien in huisvesting als gevolg van hoge prijzen van woningen, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.

2. Artikelgewijze toelichting

Artikel 2. Volgens artikel 2 behoort Montenegro volledig samen te werken met het Joegoslaviëtribunaal. De leden van de CDA-fractie vragen of hieronder ook het actieve opsporingsbeleid van de vier nog voortvluchtige verdachten van oorlogsmisdaden valt en op welke wijze de republiek Montenegro actief meewerkt aan het opsporen van deze verdachten.

De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze het verdrag voorziet in maatregelen indien de verplichte medewerking met het Joegoslavië tribunaal door de EU als niet bevredigend wordt ervaren.

Artikel 8. Volgens artikel 8 zal de associatie met een overgangsperiode van maximaal 5 jaar in twee fasen worden ingevoerd. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het noemen van tijdfases onwenselijk is en vragen een nadere uitleg van dit artikel.

Artikel 55. De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de multilaterale overeenkomst betreffende de totstandbrenging van een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte ter goedkeuring aan het (Nederlandse) parlement zal worden aangeboden.

Artikel 80. De leden van de CDA-fractie vragen naar aanleiding van artikel 80 of er ook ijkpunten zijn afgesproken ten aanzien van alle in dit artikel genoemde punten voor institutionele versterking. Waarom zijn geen sanctiemogelijkheden ingebouwd voor het geval de republiek Montenegro onvoldoende vooruitgang laat zien op bijvoorbeeld het gebied van de bestrijding van corruptie en de georganiseerde misdaad, zo vragen deze leden.

Artikel 83. De leden van de CDA-fractie zijn verheugd dat op basis van dit artikel de republiek Montenegro zich verplicht tot het terugnemen van eigen onderdanen, alsmede het overnemen van onderdanen van derde landen en staatlozen die op illegale wijze via Montenegro naar een lidstaat van de Europese Unie komen. Deze leden vragen de regering of er garanties zijn dat de opvang in alle gevallen op humane wijze zal geschieden.

Artikel 86. Dit artikel besteedt speciale aandacht aan de noodzaak om valsemunterij te bestrijden. De leden van de CDA-fractie vragen de regering om een nadere uitleg van de zorgen van de lidstaten van de EU over het gebruik van de Euro door de republiek Montenegro.

Artikelen 119 tot en met 125. Kan de regering aangeven wat de samenstelling is van de stabilisatie- en associatieraad, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Deze leden zijn van mening dat deze Raad wellicht vaker dan één keer per jaar bijeen dient te komen. Zij vragen of de regering kan aangeven waarom leden van het Montenegrijnse parlement en leden van het Europees Parlement elkaar kunnen ontmoeten in het kader van het parlementaire Stabilisatie en Associatiecomité en leden van nationale parlementen van de lidstaten hier niet voor worden uitgenodigd.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Atsma (CDA), Van Bommel (SP), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), voorzitter, Van Baalen (VVD), Ormel (CDA), Spies (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Jonker (CDA), Irrgang (SP), De Roon (PVV), Boekestijn (VVD), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Peters (GL), Gill’ard (PvdA), van Dijk (SP), Thieme (PvdD) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU).

Plv. leden: Jager (CDA), De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vos (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Haverkamp (CDA), Van Gennip (CDA), Lempens (SP), Schermers (CDA), Knops (CDA), Jacobi (PvdA), Samsom (PvdA), Kuiken (PvdA), Teeven (VVD), Vacature (CDA), Roemer (SP), Wilders (PVV), Nicolaï (VVD), Van der Ham (D66), Van der Burg (VVD), Duyvendak (GL), Boelhouwer (PvdA), Van Leeuwen (SP), Ouwehand (PvdD) en Voordewind (CU).

Naar boven