Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2012
Middels deze brief wil ik uw Kamer nog voor aanvang van het zomerreces op de hoogte
stellen van mijn voornemen om zo snel mogelijk het besluit tot wijziging van het Besluit
universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen ter implementatie van de herziene
universeledienstrichtlijn in verband met diensten voor eindgebruikers met een fysieke
beperking aan uw Kamer voor te leggen in het kader van de procedure beschreven in
artikel 18.14 van de Telecommunicatiewet. In het besluit worden de diensten beschreven
die zorgen voor een betaalbare gelijkwaardige toegang tot openbare telefonie en de
telefoongids voor eindgebruikers met een fysieke beperking. De regeling voorziet in
het bijzonder in de instelling van een bemiddelingsdienst waarmee eindgebruikers met
een auditieve of spraakbeperking tegen een betaalbaar tarief kunnen bellen met andere
eindgebruikers. De bemiddelingsdienst moet er voor zorgen dat deze eindgebruikers
met hun tekst- en/of beeldtelefoon kunnen telefoneren met eindgebruikers van reguliere
telefonie (zoals vrienden, familie, de huisarts, de taxicentrale of collega’s). Zodra
het besluit in werking is getreden kan via de procedure omschreven in artikel 9.2
van de Telecommunicatiewet een aanbieder worden aangewezen, zodat deze tekst- en beeldbemiddelingsdienst
zo snel mogelijk daarna in gebruik kan worden genomen.
De in artikel 18.14 van de Telecommunicatiewet voorgeschreven procedure biedt uw Kamer
de gelegenheid kenbaar te maken dat de in het besluit geregelde materie bij wet dient
te worden geregeld. De wet bepaalt dat door of namens een der Kamers der Staten-Generaal
of door ten minste een vijfde gedeelte van het grondwettelijke aantal leden van een
der Kamers binnen vier weken te kennen kan worden gegeven dat het onderwerp of de
inwerkingtreding van het besluit bij wet moet worden geregeld. In dat geval blijft
inwerkingtreding achterwege en wordt zo spoedig mogelijk een wetsvoorstel ingediend.
De voorlegging dient volgens artikel 18.14 van de Telecommunicatiewet plaats te vinden
nadat het besluit is vastgesteld. De Aanwijzingen voor de regelgeving schrijven voor
dat voor de voorlegging een tijdstip moet worden gekozen waarbij ten minste drie van
de vier weken buiten het reces van de kamers valt. De vaststelling zal niet eerder
dan na aanvang van het reces van uw Kamer plaatsvinden. Het reces van de Tweede Kamer
loopt af op 13 september 2012, het reces van de Eerste Kamer loopt af op 11 september
2012. Het volgen van de hoofdregel in Aanwijzing 43a zou er toe leiden dat het besluit
niet eerder dan 4 oktober 2012 in werking kan treden.
Aanwijzing 43a biedt de ruimte om in zeer spoedeisende gevallen van dit voorschrift
af te wijken. Ik voel mij genoodzaakt in dit geval een beroep te doen op deze mogelijkheid.
Ik vind het zeker gezien de recente gebeurtenissen ten aanzien van AnnieS van dringend
belang dat eindgebruikers met een spraakbeperking, auditieve of visuele beperking
zo snel mogelijk een beroep kunnen doen op de in het besluit geregelde diensten voor
een gelijkwaardige toegang tot openbare telefonie en de telefoongids. Daarom ben ik
voornemens uw Kamer te verzoeken om, indien u van mening bent dat het onderwerp of
de inwerkingtreding van het besluit bij wet moet worden geregeld, dit mee te delen
uiterlijk vier weken na ontvangst van de brief waarmee het besluit aan uw Kamer wordt
voorgelegd, ondanks het feit dat deze periode binnen het reces zal vallen.
De reden voor de vertraging in de totstandkoming van dit besluit is gelegen in de
reacties naar aanleiding van de internetconsultatie van het ontwerp van dit besluit
van belanghebbenden op de voorgenomen inrichting van de bemiddelingsdienst. Deze reacties
gaven aanleiding tot het doen van nader onderzoek naar een oplossing voor de bemiddelingsdienst
die beter uitvoerbaar is en vooral ook beter aansluit bij de behoeften van eindgebruikers
met een fysieke beperking. Ik betreur dat hierdoor vertraging is opgelopen die er
nu toe leidt dat ik de vier weken bedoeld in artikel 18.14 van de Telecommunicatiewet
in het reces moet laten plaatsvinden. Ik hoop dat uw Kamer begrip heeft voor deze
afweging.
De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M. J. M. Verhagen