Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 april 2021
Op vrijdag 9 april (Kamerstuk 31 409, nr. 316) informeerde ik uw Kamer over het ongeval met de Baltic Tern, waarbij vijf containers
in zee belandden ten noorden van Ameland. In deze brief geef ik de laatste stand van
zaken weer.
Berging containers
Rijkswaterstaat heeft onmiddellijk na het verlies van de containers op grond van de
Wet bestrijding maritieme ongevallen aan de reder van de Baltic Tern de verplichting
opgelegd om de verloren containers op te sporen en te bergen. De reder heeft meteen
een bergingsbedrijf ingeschakeld. Het bergingsbedrijf is aan de slag. Rijkswaterstaat
controleert de bergingsactiviteiten.
De beide tankcontainers, waarvan één geladen met aceton en de ander met used cooking
oil, zijn inmiddels in goede toestand geborgen. De container met houtpellets is ook
gevonden en geborgen. De container was beschadigd en de lading was tot pulp vergaan
maar is grotendeels uit het water gehaald. Naar de twee laatste containers, beide
geladen met houtvezels, wordt op dit moment nog gezocht met sonarapparatuur.
Inspectie en nader onderzoek
Bij binnenkomst van de Baltic Tern in de haven van Rotterdam heeft de Inspectie Leefomgeving
en Transport (ILT), zoals gebruikelijk na incidenten, een havenstaatcontrole uitgevoerd.
Hierbij is extra aandacht geschonken aan het incident met het verliezen van de containers.
Het schip is aangehouden en dient, naast het verhelpen van eventuele tekortkomingen,
ook naar een werf te gaan om reparaties uit te voeren. Conform de geldende procedures
zijn de uitkomsten van deze inspectie nog niet openbaar, aangezien de inspectie nog
niet is afgerond. Zodra eventuele tekortkomingen zijn verholpen mag het schip weer
verder varen en zal het ILT-rapport openbaar worden gemaakt.
De ILT doet onderzoek naar de veiligheid van het schip, niet naar de oorzaak van het
ongeval. Dit ligt binnen de bevoegdheden van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Deze
besluit zelf of hij overgaat tot een onderzoek. Er is tevens door de Maritieme Politie
een onderzoek gestart om te bepalen of er sprake is van strafbare feiten. De ILT is,
vanwege haar deskundigheid, verzocht om hieraan assistentie te verlenen.
Ik zal u op de hoogte houden van verdere ontwikkelingen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga