31 392
Wijziging van de Kieswet in verband met het verlenen van het kiesrecht voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement aan alle Nederlanders die in de Nederlandse Antillen en Aruba woonachtig zijn

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 28 april 2008

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave 
1.Inleiding1
2.Relatie met toekomstige staatkundige ontwikkelingen2
3.Aanleiding wijziging2
4.Opties na de uitspraak van de Raad van State3
5.Reikwijdte4
6.Uitvoeringsaspecten4
7.Administratieve lasten6
8.Passief kiesrecht7
9.Relatie met verkiezingen voor de Tweede Kamer7

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel dat alle Nederlanders op de Nederlandse Antillen en Aruba zonder onderscheid kiesrecht voor het Europees Parlement verleent.

Waar het gaat om zo’n belangrijke zaak als het kiesrecht, is hun uitgangspunt dat iedere Nederlander, ongeacht woonplaats, het democratische recht toekomt om deel te nemen aan verkiezingen. Uitzonderingsbepalingen zullen, gemeten naar die maatstaf, steeds echte uitzonderingen moeten zijn, goed gemotiveerd bovendien. De uitzonderingen voor Antilliaanse en Arubaanse Nederlanders ten aanzien van het kiesrecht voor het Europees Parlement – resultante van de wetgeving uit 1985 – zijn naar hun oordeel te arbitrair om langer stand te houden.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel tot wijziging van de Kieswet om Nederlanders woonachtig in de Nederlandse Antillen en Aruba stemrecht te verlenen voor de verkiezing van het Europarlement.

Deze leden onderschrijven de keuzen die gemaakt zijn om gevolg te geven aan het arrest van de Raad van State van 21 november 2006. Een beperking van het kiesrecht, om daarmee tegemoet te komen aan het gelijkheidsbeginsel, zou in de ogen van de leden van de PvdA-fractie ongewenst zijn. Ook de keus om dezelfde stemprocedure te gebruiken als voor andere Nederlanders die buiten Nederland verblijven is voor deze leden te ondersteunen, gezien de relatief korte termijn waarin dit wetsvoorstel behandeld moet worden. Het arrest bepaalde immers ook dat het kiesrecht voor mensen op de Nederlandse Antillen en Aruba bij de volgende verkiezingen in 2009 geëffectueerd moet zijn.

Toch willen de leden van de PvdA-fractie enkele vragen aan het kabinet voorleggen voordat het wetsvoorstel verder behandeld kan worden. Zij zien uit naar de beantwoording van hun vragen door de regering en de verdere behandeling van het wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel. Zij juichen het toe dat het verschil tussen Nederlanders buiten de Europese Unie en Nederlanders die ingezetenen zijn van de Nederlandse Antillen en Aruba, verdwijnt.

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennis genomen van het wetsvoorstel houdende verlening van kiesrecht voor het Europees Parlement aan de Nederlandse ingezetenen in de Nederlandse Antillen en Aruba. Zij zijn van mening dat het ongerechtvaardigde onderscheid dient te worden opgeheven bij de verlening van het kiesrecht voor de leden van het Europees Parlement tussen Nederlanders die in een derde land wonen enerzijds en Nederlanders die in de Nederlandse Antillen of Aruba wonen anderzijds. De leden van de VVD-fractie krijgen gaarne nog nadere uitleg op een aantal punten.

Voor de leden van de SGP-fractie roept het wetsvoorstel om het kiesrecht voor het Europees Parlement open te stellen voor de Nederlanders in de Nederlandse Antillen en Aruba enkele vragen op.

2. Relatie met toekomstige staatkundige ontwikkelingen

De leden van de SP-fractie vragen hoe deze wetswijziging zich verhoudt tot de op handen zijnde staatkundige hervormingen, zeker daar waar het de eilanden Bonaire, St. Eustatius en Saba betreft. Deelt de regering de opvat-ting dat het verheffen van de Kieswet tot rijkswet, gezien de hervormingen, wenselijk is?

De leden van de SGP-fractie wijzen er op dat dit wetsvoorstel een rechtstreeks gevolg is van een uitspraak van de Raad van State. Niettemin verbaast het deze leden dat in de toelichting op het wetsvoorstel niet wordt ingegaan op de relatie met de staatkundige vernieuwingen rond de Nederlandse Antillen.

3. Aanleiding wijziging

De leden van de fractie van de PvdA maken zich zorgen over de band tussen het Europees Parlement en de kiesgerechtigden op de Antillen en Aruba. De opkomstcijfers in Nederland zijn al zorgelijk laag en de kiezers identificeren zich nauwelijks met het Europees Parlement. Deze leden zijn bang dat dit voor de band tussen het Europees Parlement en de kiesgerechtigden op de Nederlandse Antillen en Aruba in versterkte mate zal gelden. Graag zouden de leden van de PvdA-fractie een visie van de regering ontvangen op de manier waarop zij bij wil dragen aan de band tussen het Europees Parlement en de nieuwe kiesgerechtigden. Uiteraard zullen ook het Europees Parlement, de Antilliaanse overheden en de politieke partijen die aan de verkiezingen deelnemen actief moeten blijven werken aan hun band met de kiezers.

4. Opties na de uitspraak van de Raad van State

Met belangstelling hebben de leden van de CDA-fractie kennisgenomen van de verschillende opties om de «opdracht» van de Raad van State uit te voeren. Die varianten riepen bij hen wel enkele vragen op.

Wil de regering motiveren waarom zij de eerste optie – beperking van het kiesrecht bij Europese verkiezingen tot ingezetenen van de Europese Unie – «niet wenselijk» vindt? Principieel lijkt voor de achterliggende redenering wel wat te zeggen: het Europese recht geldt slechts voor inwoners van de Europese Unie. Wie de Koninkrijksdelen in de West stemrecht voor «Europa» verleent, kan inwoners van, zeg, Drenthe of Zeeland toch niet beletten om stemrecht op te eisen voor statenverkiezingen in Limburg? Of andersom? Aldus redenerend is er toch ook weinig in te brengen tegen de uitbreiding van het kiesrecht voor, zeg, de Tweede Kamer tot Antilliaanse en Arubaanse Nederlanders? De leden van deze fractie zijn op zoek naar de principiële motivering achter de keuze van de regering.

Ook vragen de leden van de CDA-fractie om een nadere toelichting op de (tweede) optie om het (Europese) kiesrecht te koppelen aan een tijdsbepaling. Wordt de band met Nederland en Europa niet zwakker, naarmate men langer in andere delen van de wereld heeft gewoond? Zo gecompliceerd is het toch niet om zo’n grens in te voeren, zoals de regering suggereert?

De derde optie – alle Nederlanders buiten Nederland krijgen kiesrecht voor het Europees Parlement – is, zo geven de leden van de CDA-fractie de regering toe, het eenvoudigst. En ook principieel het meest helder te verdedigen. Maar hoe verhoudt zich dat tot het – even simpele – regeringsstandpunt uit 1985? Dat zette de Antillen en Aruba als geheel, zonder onderscheid te maken tussen Nederlanders, apart.

De leden van de VVD-fractie zouden graag zien dat de regering ingaat op de voor- en nadelen van de door de Afdeling voorgestelde mogelijkheid tot het opheffen van het ongerechtvaardigde onderscheid, waarbij het kiesrecht voor het Europees Parlement wordt voorbehouden aan degenen die in Nederland woonachtig zijn. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State acht een wetswijziging noodzakelijk om het ongerechtvaardigde onderscheid op te heffen en geeft in de uitspraak aan dat er in grote lijnen drie mogelijkheden zijn om het onderscheid op te heffen.

De eerste en de tweede optie die de regering bespreekt na de uitspraak van de Raad van State worden niet wenselijk geacht door de regering. Deze leden krijgen de indruk dat de voornaamste reden hiervoor is dat het verlies van het kiesrecht van Nederlanders in het buitenland, die tot op heden het kiesrecht voor het Europees Parlement hebben, de voornaamste reden hiervoor is. Klopt dit beeld van de leden van de VVD-fractie?

De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat de regering de verkeerde optie kiest voor het oplossen van het probleem dat is benoemd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het verlenen van het actief kiesrecht aan alle Nederlanders op de Nederlandse Antillen en Aruba is onwenselijk. De belangrijkste reden hiervoor is naar de mening van deze leden dat de Nederlandse Antillen op termijn geheel onafhankelijk zouden moeten worden. Een korte periode waarin de bewoners het stemrecht zouden hebben voor het Europees parlement is derhalve ook niet logisch. Daarnaast hebben de Antillen geografisch, cultuurhistorisch en feitelijk geen enkele binding met Europa. Deze leden zouden graag zien dat de regering van de nu ingeslagen weg terugkeert en zich concentreert op één van de andere twee opties namelijk de optie dat het kiesrecht voor het Europees Parlement wordt voorbehouden aan degenen die in Nederland woonachtig zijn.

De leden van de SGP-fractie constateren dat bij de eerste optie wordt gewezen op lidstaten die het kiesrecht voor het Europees Parlement beperken tot de inwoners van die gebieden waar het Europees recht van kracht is. Kan worden aangegeven hoe de verschillende lidstaten hiermee omgaan? Wat was destijds voor Nederland de argumentatie om het kiesrecht breder open te stellen?

Bij de derde optie wordt gesteld dat de meeste ingezetenen van de Nederlandse Antillen en Aruba niet alleen Nederlands staatsburger zijn, maar tevens burger van de Europese Unie. De leden van de SGP-fractie zouden hier graag een (cijfermatige) toelichting op ontvangen. Kunnen zij hieruit ook opmaken dat niet iedereen die Nederlands staatsburger is en in die landen woont, ook Europees staatsburger is?

5. Reikwijdte

De regering verwacht geen massale belangstelling voor Europese verkiezingen op de Antillen en Aruba, zo maken de leden van de CDA-fractie uit de toelichting op. Waarop is die verwachting gebaseerd? Zijn er onderzoeken gedaan? Is bekend waarom de opkomst op de Franse eilanden in het Caribisch gebied zo beperkt is? Is dat altijd zo geweest?

Op de Nederlandse Antillen en Aruba zijn circa 210 000 kiesgerechtigden. Het bevreemdt de leden van de VVD-fractie dat onbekend is hoeveel personen van de kiesgerechtigden op de Nederlandse Antillen en Aruba op grond van de huidige bepalingen al het kiesrecht genoten. Kan de regering aangeven waarin de oorzaak van deze onbekendheid ligt? Een ander punt is dat bij een opkomst van 85% in de Nederlandse Antillen en Aruba, en indien alle stemmen op één partij zouden worden uitgebracht, een partij via deze nieuwe groep kiesgenoten één zetel in het Europees Parlement zou kunnen bemachtigen. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat, gelet op de geringe groep die daadwerkelijk gebruik maakt van het kiesrecht, de invoering van het kiesrecht voor het Europees Parlement vrijwel niet opweegt tegen de geringe reikwijdte ervan. Hoe beoordeelt de regering deze verhouding?

6. Uitvoeringsaspecten

De leden van de CDA-fractie hebben nogal wat vragen en kanttekeningen bij de uitvoeringsaspecten. Met name vragen zij de regering nog eens te motiveren waarom onderscheid – opnieuw: onderscheid – wordt gemaakt tussen Nederlanders in de verschillende delen van het Koninkrijk. Waarom wordt de uitoefening van hetzelfde recht in het ene deel omslachtiger gemaakt dan in het andere?

Directer geformuleerd: waarom kunnen Nederlanders in Nederland wel met een oproepkaart in de hand in stembureaus stemmen en Nederlanders op de Antillen en Aruba niet? Waarom moet men zich in de West laten registeren als kiesgerechtigde in de gemeente Den Haag? Waarom worden op de eilanden geen stembureaus geopend, waarom moet men zich beperken tot stemmen per brief en (eventueel) via internet? Waarom wordt deze «normale» gang van zaken op in de overzeese rijksdelen «niet wenselijk» geacht? Op eilanden bestaat, zo betogen deze leden, immers een bevolkingsregistratie, basis voor een kiezerslijst. Dat maakt het mogelijk om oproepingskaarten toe te zenden. Op de eilanden worden periodiek verkiezingen gehouden, er zijn stembureaus en stembussen.

De regering voert vooral praktische bezwaren aan, die – zo constateren de leden van deze fractie – er kort en goed op neerkomen dat het Nederlandse en Antilliaanse/Arubaanse kiesrecht te veel uit elkaar lopen om verkiezingen in alle rijksdelen gelijkelijk te laten verlopen. Het kost te veel tijd om zo’n complexe materie in zo korte tijd te regelen, maken zij uit de toelichting op. Maar ligt dat wel in de (uiteindelijke) bedoeling? Gaat er na de Europese verkiezingen van 2009 aan zo’n uniforme rijkswet worden gewerkt?

En: is het niet mogelijk om, vooruitlopend op een ombouw van de Kieswet tot een rijkswet, een speciale voorziening voor de Europese verkiezingen van 2009 te treffen? Tenminste zouden, suggereren deze leden, in de Nederlandse vertegenwoordigingen op de eilanden stembureaus kunnen worden ingericht. Daartoe is des te meer reden waar nog onzeker is of in 2009 per internet kan worden gestemd.

De leden van de CDA-fractie informeren uitdrukkelijk naar de opzet van de Europese verkiezingen op de kleinere eilanden, Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, eilanden die – zoals in de bedoeling ligt – deel gaan uitmaken van het land Nederland. Zij nemen aan dat op die eilanden wel de «Nederlandse» regels volgens de Kieswet zullen worden toegepast. Dat, met andere woorden, de inwoners van die landen wel een oproepingskaart krijgen en in een stembureau een stem voor het Europees Parlement kunnen uitbrengen. Of ziet de regering dat anders?

Waarom, zo vragen de leden van de CDA-fractie, ziet de regering «vooralsnog» geen reden in de uitslag van Den Haag apart melding te maken van de «verkiezingsuitslagen» van kiezers in het buitenland? Het maakt het toch wel zo helder om wie zien hoe op de Antillen en het buitenland is gestemd?

De leden van de PvdA-fractie hebben vooral vragen over de wijze waarop deze stemmingen nu en in de toekomst uitgevoerd kunnen worden. Algemeen uitgangspunt dat deze leden daarbij aan zouden willen houden is het zoveel mogelijk wegnemen van obstakels die het uitoefenen van het kiesrecht bemoeilijken. Ten aanzien van de kiezers op de Nederlandse Antillen en Aruba gaat het dan om de registratie als kiezer en de manier waarop de stem uitgebracht kan worden. Binnen de Kieswet kunnen briefstembureaus worden ingericht; leden van de PvdA-fractie willen de regering vragen de mogelijkheden hiertoe optimaal te benutten om de verkiezingen zo goed mogelijk zichtbaar te maken.

De leden van de PvdA-fractie zouden bij voorkeur zien dat de verkiezingen op de Nederlandse Antillen en Aruba op dezelfde manier uitgevoerd worden als in Nederland, dus met een automatisch toegestuurde oproepkaart en stemming in een stembureau. Om dit te realiseren is een rijkswet nodig. De regering geeft aan een afweging voor het vastleggen van de verkiezingen voor het Europees Parlement bij rijkswet te maken op basis van de evaluatie van de eerstkomende verkiezingen. De leden van de PvdA-fractie kunnen zich deze route voorstellen, maar wijzen er wel op dat dit na de eerstvolgende verkiezingen dan wel voortvarend opgepakt moet worden. Graag zouden zij naast de praktische overwegingen rond de te maken keuzen ook principiële overwegingen, zoals een minimale drempel om het kiesrecht te effectueren, meegewogen willen zien.

De leden van de SP-fractie ontvangen graag een nadere toelichting van de regering waarom zij het niet wenselijk acht om stemming voor de Europese parlementsverkiezingen op de Nederlandse Antillen en Aruba zelf te laten plaatsvinden.

Voor de leden van de VVD-fractie is het de vraag of voor de ingezetenen van de Nederlandse Antillen en Aruba ook een registratieverplichting moet gelden. Deze leden vragen waarom de regering het niet wenselijk acht gebruik te maken van de bevolkingsadministratie van de overheid aldaar, om de bescheiden op te sturen die nodig zijn om te kunnen stemmen. Waarom kiest de regering niet voor de mogelijkheid om de stemming voor het Europees Parlement op de Nederlandse Antillen en Aruba zelf plaats te laten vinden? Deze leden horen graag van de regering welke mogelijkheid zij het meest wenselijk acht. De registratie van kiezers in het buitenland zal, in het kader van de eventuele introductie van een permanente registratie van niet-ingezetenen, aan een herziening worden onderworpen. De leden van de VVD-fractie juichen een dergelijke herziening toe. Wel vragen zij zich af op welke punten de regering de aandacht zal richten. Kan de regering deze punten concreet aangeven? Wanneer zal deze herziening starten en wanneer denkt de regering dit onderzoek af te ronden?

De regering geeft aan dat er momenteel op de Nederlandse Antillen en Aruba briefstembureaus bij de Nederlandse vertegenwoordigingen worden ingericht. Ingezetenen die momenteel kiesgerechtigd zijn kunnen hier hun stembrief inleveren in plaats van deze naar Den Haag op te sturen. De groep die hiervan gebruik maakt neemt de laatste jaren echter gestaag af. De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe groot de groep is die gebruik maakt van deze voorziening. De regering geeft aan dat wanneer veel kiezers op de Antillen en Aruba zich registreren, er overwogen kan worden om aldaar extra briefstembureaus op meerdere locaties te openen. Deze leden achten dit niet wenselijk, aangezien deze groep, zoals eerder aangegeven, de laatste jaren afneemt. Deelt de regering deze mening? Tevens zouden deze leden graag van de regering willen weten bij hoeveel kiezers zij overweegt om op de Nederlandse Antillen en Aruba extra stembureaus op meer locaties te openen.

In de toelichting wordt gesproken over ervaringen met de Europese verkiezingen in de Franse overzeese gebiedsdelen. De leden van de SGP-fractie vroegen zich af of Frankrijk de verkiezingen in de overzeese gebiedsdelen op dezelfde manier heeft geregeld als Nederland, of dat er verschillen bestaan. Kan worden toegelicht hoe de ervaringen met deze verkiezingen daar zijn?

Deze leden vragen voorts wat de bezwaren van de regering zijn tegen aparte vermelding van de resultaten van de kiezers in het buitenland in het proces-verbaal van de gemeente Den Haag. Omdat niet uitgesloten moet worden dat veel kiezers in de Nederlandse Antillen en Aruba besluiten om hun stem uit te brengen, zou het veel duidelijker zijn indien kiezers uit deze landen of derde landen apart vermeld worden. Zou een dergelijke vermelding – ook bij verkiezingen voor de Tweede Kamer – niet bevredigender kunnen zijn voor de inwoners van Den Haag? Deze leden hebben de indruk dat een dergelijke aanpassing niet ingrijpend hoeft te zijn. Zij ontvangen graag een reactie van de regering op deze punten.

7. Administratieve lasten

De leden van de VVD-fractie zijn ingenomen met de toezegging van de regering om de aanbeveling van de Adviescommissie inrichting verkiezingsproces om de registratie voor kiezers uit het buitenland makkelijker te maken op te volgen. De huidige staatssecretaris heeft de toezegging van haar ambtsvoorganger overgenomen om zich in te spannen voor de versoepeling van de registratieprocedure. Wel vragen de leden van de VVD-fractie zich af hoe deze regering van plan is om deze toezegging in te passen bij de implementatie van het rapport van de Adviescommissie. Deze leden horen graag van de regering wanneer de concrete voorstellen voor de versoepeling van de registratieprocedure verwacht kunnen worden. Voorts achten zij het wenselijk dat de vereenvoudiging reeds bij de eerst volgende verkiezing van het Europees Parlement in 2009 van toepassing kan zijn. Graag ontvangen deze leden een reactie van de regering hierop.

8. Passief kiesrecht

De leden van de SGP-fractie ontvangen graag een toelichting van de regering op de gevolgen van de voorgenomen wijzigingen voor het kiesrecht. Heeft de nieuwe status van de eilanden die een openbaar lichaam gaan vormen op zichzelf genomen reeds gevolgen voor de kiesgerechtigdheid voor de Tweede Kamer of het Europees Parlement van de inwoners ervan? Of gelden er speciale voorwaarden waaraan zij moeten voldoen?

9. Relatie met de verkiezingen voor de Tweede Kamer

De leden van de CDA-fractie noteerden dat de regering «op dit moment» geen aanleiding ziet het kiesrecht voor de Tweede Kamer in te voeren op de Antillen en Aruba. Dat roept de vraag op: op welk moment dan wel? In elk geval zal het wel worden ingevoerd, veronderstellen deze leden, voor de inwoners van de kleinere BES-eilanden.

Uit de nogal cryptische toelichting meenden deze leden te mogen opmaken dat de regering de Tweede Kamer niet ziet als een onderdeel van een koninkrijksparlement, dat wordt verkozen door alle kiesgerechtigden binnen het Koninkrijk. Is dat inderdaad de onderliggende, principiële redenering van de regering? Deelt zij, anders gezegd, de overweging van de Raad van State dat Antillianen en Arubanen binnen het Koninkrijk vertegenwoordigd worden door hun eigen parlementen, de Staten?

Is, zo vragen de aan het woord zijnde leden zich af, het niet wel denkbaar dat de inwoners van de Caribische delen van het Koninkrijk, op basis van hetzelfde gelijkheidsbeginsel als waartoe zij het Europese kiesrecht verkregen hebben, ook aanspraak kunnen maken op het kiesrecht voor de Tweede Kamer?

De leden van de SGP-fractie vragen of de inwoners van de zgn. BES-eilanden – anders dan die van de nieuw te vormen landen binnen het Koninkrijk – ook het kiesrecht voor de Tweede Kamer krijgen.

Indien dit het geval is, zijn deze leden van mening dat er dan reden te meer is om nog eens goed te kijken naar het onderscheid in het kiesrecht dat zal komen te bestaan tussen de verkiezingen voor het Europees Parlement en de Tweede Kamer. Betekent dit wetsvoorstel dat er nog een extra onderscheid zal gaan bestaan tussen inwoners van Nederland en de openbare lichamen die kiesrecht hebben voor beide organen en inwoners van de andere landen binnen het Koninkrijk die alleen kiesrecht hebben voor het Europees Parlement en Nederlanders in derde landen die op verzoek ook kiesgerechtigd zijn voor beide volksvertegenwoordigingen? Kan worden toegelicht wat de precieze rechtvaardiging is voor een eventueel onderscheid in het kiesrecht na de wijziging van de staatsstructuur? Hoe verhoudt dit zich tot de Grondwet en het Statuut?

De voorzitter van de commissie,

Leerdam

Adjunct-griffier van de commissie,

Hendrickx


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GL), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Smilde (CDA), Van Gent (GL), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (CU).

Naar boven