31 389 Een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren)

T BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 oktober 2011

De heer Benedictus (CDA) heeft tijdens de behandeling van de Wet Dieren in uw Kamer d.d. 12 april 2011 aandacht gevraagd voor het fenomeen van cross kingdom jumpers. Ik heb toegezegd hierop met een schriftelijke reactie te komen. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft op mijn verzoek het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) gevraagd risico’s voor de volks- en diergezondheid van cross kingdom jumpers (ziektekiemen die normaliter organismen besmetten uit een ander koninkrijk, onder meer planten, dieren, schimmels en bacteriën) voor Nederland in beeld te brengen. Dit te relateren aan andere infectieuze aandoeningen. En, in geval van substantiële risico’s, aan te geven wat voor soort early warning systemen geschikt zijn voor een efficiënte signalering.

Over de risico’s is mij door het RIVM/CIb het volgende medegedeeld:

Door recent onderzoek is duidelijk dat ook ziektekiemen van planten kunnen overspringen naar mensen. Deze pathogenen, cross kingdom jumpers of koninkrijk springers genoemd, kunnen van het ene naar het andere koninkrijk overspringen. Planten maar ook schimmels en bacteriën zijn zulke koninkrijken. Sinds de jaren 70 vinden artsen bij mensen steeds vaker ziektekiemen, die eigenlijk voorkomen bij een ander koninkrijk. Voorbeelden van zulke cross kingdom jumpers zijn:

  • Burkholderia cepacia veroorzaker van knolrot bij uien, die ook kan voorkomen bij mensen met taaislijmziekte.

  • Pseudomonas aeroginosa, een bacterie die voorkomt in het milieu, die ook huid- en oorontstekingen en sepsis bij mensen en dieren kan geven.

  • Aspergillus fumigatus, een schimmel die voorkomt in het milieu, die ook kan voorkomen als opportunistische infectie bij mens en dier.

Deze infecties worden bij mensen en dieren gevonden met een verminderde afweer. De bevolkingsamenstelling verandert, bijvoorbeeld mensen met auto-immuunziekten en oncologische patiënten hebben een langere overlevingstijd en gebruiken meer en langer afweer onderdrukkende middelen, zodat opportunistische pathogenen makkelijker kunnen aanslaan. Het CIb ziet wel dat door een veranderende wereld en bevolkingssamenstelling opportunistische infecties van groter belang kunnen gaan worden als deze groepen mensen toenemen, maar ziet dit momenteel niet is als een groot volksgezondheidsprobleem. Ook veterinair kan dit meer spelen door vergelijkbare therapieën bij gezelschapsdieren en in de veehouderij door het belasten van dieren bij hoge melkgiften etc., maar ook hier gaat het dan om opportunistische infecties bij immuungecompromitteerde dieren.

Mijn conclusie is dat het fenomeen voldoende bekend is in de medische en veterinaire wereld, er aandacht voor is en het daadwerkelijk wordt vastgesteld. Maar dat het nog niet gezien wordt als een groot probleem waarvoor aanvullende maatregelen nodig zijn. Dit in tegenstelling tot risico’s van overdracht van pathogenen uit dieren naar mensen.

Ten aanzien van early warning systemen geeft het RIVM/CIb het volgende aan:

Tot nu toe blijven de risico’s beperkt tot vooral immuungecompromitteerden en zullen maatregelen dan ook op die groep gericht moeten zijn. Early warning systemen zijn dan ook vooral meldingen van IC’s etc.. Maatregelen gericht voor de gehele bevolking worden als weinig zinvol geacht.

Gelet op de zeldzaamheid van het fenomeen hoeven we daarvoor nu niets speciaal in te richten. Als er een probleem ontstaat, zijn we in Nederland voldoende uitgerust. De nieuwe structuur voor de signalering van zoönosen waarover mijn collega van VWS en ik aan de Tweede Kamer op 18 mei 2011 (TK 28 286, nr. 505) een brief hebben gestuurd, biedt mijns inziens ook een goed forum om signalen vanuit de medische hoek te bespreken. Het is dan aan het RIVM/CIb, zoals ook het geval bij zoönosen, de juiste experts bijeen te krijgen voor een risicobeoordeling.

Ik zal hiervoor speciale aandacht vragen bij het RIVM/CIb.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Naar boven