31 389 Een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren)

F VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 1 februari 2011

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft in haar vergadering van 18 januari 2011 het verzoek van de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie besproken om de plenaire behandeling van het wetsvoorstel 31 389 te vervroegen naar half februari 2011.

Zij onderkent de ernst van de voorliggende problematiek van dioxinevervuiling in paling en deelt de zorgen daaromtrent.

Naar aanleiding daarvan heeft zij de staatssecretaris op 18 januari een brief gestuurd.

De staatssecretaris heeft op 28 januari 2011 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Warmolt de Boer

BRIEF AAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Den Haag, 18 januari 2011

Onlangs heeft u de Eerste Kamer verzocht om de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Wet dieren (31389) te vervroegen naar uiterlijk half februari 2011. De motivatie achter het verzoek is dat u de tweede Kamer heeft toegezegd om op grond van de Wet dieren (artikel 5.10, eerste lid, onderdeel c) per 1 maart 2011 een vangstverbod in te stellen voor paling in vervuilde gebieden, in verband met dioxinevervuiling.

De commissie voor LNV heeft uw verzoek besproken in haar commissievergadering van 18 januari 2011. De commissie onderkent de ernst van de voorliggende problematiek van dioxinevervuiling in paling en deelt de zorgen daaromtrent. Vanuit uw departement wordt de Eerste Kamer gemeld dat de huidige wetgeving, i.c. de Visserijwet en de Welzijnswet voor dieren, geen grondslag biedt voor een vangstverbod van «vervuilde» dieren. De Warenwet zou bovendien alleen zien op het traject van verwerking van het product en evenmin soelaas bieden. Dienaangaande verneemt de vaste commissie voor LNV graag of de problematiek – zo lang het wetsvoorstel Wet dieren nog niet is aangenomen – niet kan worden opgelost door bestuursmaatregelen in het kader van de volksgezondheid. Graag vernemen de leden van de commissie van u of de wetgeving op het terrein van de volksgezondheid hiervoor geen aanknopingspunten biedt.

De Kamercommissie betreurt ten zeerste de berichtgeving in de media waaruit het beeld naar voren lijkt te komen dat de Eerste Kamer door het nog niet hebben afgerond van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Wet dieren een spoedige oplossing van deze dioxineproblematiek in de weg staat. De Kamercommissie brengt daarbij onder uw aandacht dat met de beantwoording door het departement met de door de leden gestelde vragen ook steeds enkele weken zijn gemoeid.

Dat neemt niet weg dat de Eerste Kamercommissie gelet op de ernst van de dioxineproblematiek graag constructief meewerkt aan een oplossing op de korte termijn. Zij ziet geen mogelijkheden voor een spoediger plenaire behandeling van het Wetsvoorstel dieren dan op 12 april 2011, waartoe eerder is besloten. Zij zal het College van Senioren dan ook adviseren deze datum voor plenaire behandeling te handhaven.

Gelet op het feit dat het wetsvoorstel Wet dieren nog niet is aanvaard, kan het voorgestelde artikel 5.10, eerste lid, onderdeel c niet dienen als grondslag voor een vangstverbod voor paling in vervuilde gebieden per 1 maart 2011.

De Kamercommissie geeft u daarom in overweging te onderzoeken of het mogelijk is dit probleem op te lossen door bovengenoemde bestuursmaatregelen op het terrein van de volksgezondheid, gebaseerd op vigerende wetgeving op het terrein van de volksgezondheid en haar daarover te berichten. Mocht blijken dat dit niet mogelijk is, dan geeft zij u in overweging – mede gelet op de in de Tweede Kamer aanvaarde motie Van Veldhoven c.s. (32 500 XIII, nr. 58) – tijdelijke wetgeving voor te bereiden en bij de Staten-Generaal aanhangig te maken die zich beperkt tot de tekst van artikel 5.10, eerste lid, onderdeel c van het wetsvoorstel Wet dieren. De Eerste Kamercommissie is bereid het voorstel voor deze tijdelijke wet met voorrang te behandelen, zodat de voorgestelde maatregelen – bij aanvaarding van het wetsvoorstel – op de kortst mogelijke termijn in werking zouden kunnen treden.

Graag verneemt de commissie voor Landbouw, Natuur en Voedsel kwaliteit uw reactie op deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

E. Schuurman

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 januari 2011

Deze brief is mijn reactie op uw brief van 18 januari jl. (kenmerk 147829u). In die brief vraagt de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van de Eerste Kamer of de problematiek inzake met dioxine vervuilde paling, zolang het wetsvoorstel Wet dieren niet is aangenomen, kan worden opgelost door bestuursmaatregelen in het kader van de volksgezondheid te treffen en of de wetgeving op het terrein van de volksgezondheid hiervoor geen aanknopingspunten biedt.

Het is thans niet mogelijk bestuursmaatregelen te treffen. De volksgezondheid wordt beschermd op grond van de Warenwet. Ingevolge de Warenwet is het een ieder verboden met dioxine vervuilde paling in de handel te brengen. De Warenwet biedt geen grondslag om, ter aanvulling op het verbod vervuilde paling in de handel te brengen, óók vangstverboden in te stellen. Ook de Wet publieke gezondheid – waaraan wordt gerefereerd in de aangehouden motie Jacobi (nr. 433 / 21 505-32) – biedt die grondslag niet; die wet ziet primair op bestrijding van infectieziekten en kent geen mogelijkheden om regels te stellen aan dieren en is daarmee evenmin een basis om een vangstverbod op paling in te voeren. Evenmin voorziet de Visserijwet 1963 in een grondslag. Het wetsvoorstel Wet dieren, dat thans aanhangig is bij de Eerste Kamer, zal wel voorzien in een basis voor een vangstverbod.

In de brief van 18 januari jl. is aangegeven dat de Kamercommissie geen mogelijkheden ziet voor spoediger plenaire behandeling van het wetsvoorstel Wet dieren dan op 12 april a.s. . Daarom streef ik via de volgende – tegelijk in te zetten – sporen naar een werkend vangstverbod vóór de aanvang van het visseizoen.

Via een spoedprocedure zal ik een wijziging van de Visserijwet 1963 in procedure brengen. Op grond van die wijziging kunnen bij ministeriële regeling gebieden worden aangewezen waar het vangstverbod zal komen te gelden, gelijk aan de mogelijkheid opgenomen in het wetsvoorstel Wet dieren. Tevens bezie ik in Europees verband of via een wijziging van het aalbeheerplan de invoering van een vangstverbod mogelijk is. Voor beide sporen geldt dat de realisatie van een vangstverbod vóór de start van het visseizoen afhankelijk is van de snelheid waarmee te volgen procedures kunnen worden doorlopen.

Gelet op bovenstaande waardeer ik het dat de Kamercommissie in de brief van 18 januari jl. heeft aangegeven een wetsvoorstel gericht op invoering van het vangstverbod op paling met voorrang te willen behandelen. Indien het Europese traject eerder kan worden afgerond dan de wijziging van de Visserijwet 1963, dan behoeft deze wetswijziging niet verder te worden doorgezet. Het aalbeheerplan voorziet in dat geval in de grondslag voor het vangstverbod.

Een kopie van mijn brief van heden aan de Voorzitter van de Tweede Kamer over deze problematiek2 is bijgevoegd bij deze brief.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Henk Bleker


XNoot
1

Samenstelling:

Schuurman (CU), voorzitter, Holdijk (SGP), Swenker (VVD), Doek (CDA), Terpstra (CDA), Eigeman (PvdA), Putters (PvdA), Sylvester (PvdA), Slagter-Roukema (SP), Westerveld (PvdA), Engels (D66), Willems (CDA), vicevoorzitter, Hermans (VVD), Huijbregts-Schiedon (VVD), Schaap (VVD), Peters (SP), Slager (SP), Smaling (SP), De Boer (CU), Böhler (GL), Laurier (GL), Koffeman (PvdD), Yildirim (Fractie-Yildirim), Benedictus (CDA) en Tiesinga (CDA).

XNoot
2

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 147829.01

Naar boven