31 389
Een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren)

nr. 66
ZESDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 25 november 2009

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1, derde aandachtstreepje, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt na «degene» een zinsnede ingevoegd, luidende: die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 4.3, en.

2. In derde onderdeel wordt de zinsnede «afgegeven opleidingstitel» vervangen door: verleende titel na een opleiding op het gebied van de diergeneeskunde.

B

Artikel 2.2, vierde lid, «de afdelingen 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht» wordt vervangen door: de hoofdstukken 6, 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht.

C

In artikel 2.8, eerste lid, onderdeel b, wordt «ten aanzien waarvan» vervangen door «waarvoor» en wordt «verleend» vervangen door: «verstrekt».

D

Artikel 4.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt «van dierenartsen en andere personen».

2. In het vijfde lid wordt «personen als bedoeld in het eerste lid» vervangen door: de andere personen, bedoeld in het eerste lid,.

E

Artikel 4.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «dierenartsen» vervangen door: personen die een opleiding op het gebied van de diergeneeskunde als bedoeld in artikel 1.1 met goed gevolg hebben voltooid.

2. In het derde lid wordt de zinsnede «Bij ministeriële regeling» vervangen door «Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur» en wordt de zinsnede «artikel 7.2, derde lid, onderdelen a tot en met j» vervangen door: artikel 7.2, tweede en derde lid.

F

In artikel 7.2, derde lid, wordt na «eerste lid» een zinsnede toegevoegd, luidende: of tweede lid.

G

In artikel 8.13, eerste lid, wordt na «2.8, eerste lid, onderdeel a, derde en vierde lid voor wat betreft de onderwerpen, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a, b en c,» een zinsnede ingevoegd, luidende: 2.9, eerste lid,.

H

Artikel 8:14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «hechtenis» vervangen door: gevangenisstraf.

2. In het tweede lid wordt «hechtenis» vervangen door: gevangenisstraf.

3. In het derde lid wordt «2.9, tweede, vierde en vijfde lid,» vervangen door: 2.9, eerste, tweede, vierde en vijfde lid.

4. In het vijfde lid, wordt «worden de ingevolge het derde lid geldende strafmaxima met een derde verhoogd» vervangen door: wordt de in het derde lid voorziene hechtenis met een derde verhoogd.

I

Artikel 11.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Het woord «Beschikkingen,» wordt vervangen door: Besluiten, niet in houdende een algemeen verbindend voorschrift,.

b. Er wordt een volzin toegevoegd, luidende: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot voorschriften, beperkingen en voorwaarden voor zover de uitvoering van bindende onderdelen van EG-maatregelen dit vereist..

2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot voorschriften, beperkingen en voorwaarden voorzover de uitvoering van bindende onderdelen van EG-maatregelen dit vereist..

Toelichting

Met deze nota van wijziging worden in het wetsvoorstel technische verbeteringen aangebracht.

Onderdelen A en D, E

In de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2007/08, 31 389, nr. 3, blz. 65) is uiteengezet dat een dierenarts wordt toegelaten tot het uitvoeren van diergeneeskundige handelingen indien hij staat ingeschreven in het register, bedoeld in het voorgestelde artikel 4.3. Tevens is uiteengezet dat dit anders dan het huidige artikel 2 van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde in combinatie met de titelbescherming in artikel 4.4 betekent dat de titel «dierenarts» door niet-ingeschrevenen niet meer gebruikt mag worden.

Bij de voorbereiding van de uitwerking van de uitvoeringsregelgeving is gebleken dat de term dierenarts in het wetsvoorstel abusievelijk twee betekenissen heeft gekregen, namelijk enerzijds de betekenis van artikel 1.1 (dierenarts is degene die daartoe is opgeleid) en anderzijds de betekenis in artikel 4.1 (bevoegd tot het uitoefenen van diergeneeskundige handelingen zijn dierenartsen en voorts andere personen die daartoe zijn ingeschreven) en 4.4 (alleen ingeschreven personen met een opleiding diergeneeskunde mogen zich dierenarts noemen). Een niet eenduidige betekenis kan met name leiden tot problemen bij de handhaving van handelingen die onbevoegd zijn verricht door personen die niet of niet meer bevoegd zijn. Een beroep op artikel 1.1 is immers niet uitgesloten.

Om dit te voorkomen is een technische verbetering aangebracht in artikel 1.1. Dit artikel is hiermee in overeenstemming gebracht met de betekenis van dierenarts in artikel 4.1 en de bedoeling zoals die blijkt uit de structuur van de wet en de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2007/08, 31 389, nr. 3, blz. 65). Met de wijziging in de onderdelen D en E, eerste lid, zijn artikel 4.1, tweede en vijfde lid, en artikel 4.3, eerste lid, daarbij aangepast en is met de wijziging in onderdeel E, tweede lid, tevens voorzien in een bepaling inzake een melding tot registratie.

Onderdelen B, C, F en H, eerste, tweede en vierde lid

De wijzigingen in deze onderdelen zijn correcties in verband met onjuiste verwijzingen (onderdelen B en F)) en onjuiste terminologie (onderdeel C en H, eerste, tweede en vierde lid).

Onderdeel G en H, derde lid

Onder de systematiek van de huidige Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde is na het met goed gevolg voltooien van een opleiding diergeneeskunde sprake van een recht tot uitoefenen van de diergeneeskunde van rechtswege (zie daarover de memorie van toelichting, Kamerstukken II 2007/08, 31 389, nr. 3, blz. 65). Zoals blijkt uit de artikelen 4.1 en 4.3 van het wetsvoorstel en toegelicht in de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2007/08, 31 389, nr. 3, blz. 65) is onder het wetsvoorstel het uitvoeren van diergeneeskundige handelingen voorbehouden aan degene die in het register staat ingeschreven. Dit betekent dat niet alleen de tuchtrechtelijke ontzegging met toepassing van artikel 195 van het Wetboek van Strafrecht tot strafvervolging wegens onbevoegde uitoefening van diergeneeskunde moet leiden zoals in artikel 8.15 van het wetsvoorstel is voorzien, maar ook het niet inschrijven in het register. Een voorbeeld daarvan zijn personen die uit een ander land van de Europese Unie komen en zich om welke reden dan ook niet hebben laten registreren. Met de wijzigingen in de onderdelen G en H, derde lid, wordt voorkomen dat een lacune ontstaat in de strafbaarstelling van een dergelijk handelen.

Onderdeel I

In de derde nota van wijziging (Kamerstukken II 2008/09, 31 389, nr. 12) is voorzien in wijzigingen met betrekking tot de implementatie van bindende onderdelen van EG-maatregelen. Een voorziening met betrekking tot het overgangsrecht in verband met het overgangsrecht in deze EG-maatregelen was vooralsnog in het wetsvoorstel abusievelijk niet opgenomen. Met de onderhavige wijziging wordt daar alsnog in voorzien.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Naar boven