nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 8.41, tweede lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De artikelen 8.32, 8.33 en 8.34 zijn van overeenkomstige toepassing
ingeval het veterinair beroepscollege op grond van het tweede lid de zaak
zelf afdoet.
B
In artikel 10.10 wordt «2.10, derde en vijfde lid» vervangen
door: 2.10, eerste, derde en vijfde lid.
C
Aan hoofdstuk 11 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 11.13
Indien het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 2007 ingediende
voorstel van wet houdende wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke
ambtenaren en enige andere wetten in verband met de flexibilisering en verduidelijking
alsmede enkele aanvullingen van de regeling van de rechtspositie van rechterlijke
ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding (Kamerstukken II 2007/08,
31 227, nr. 2) nadat het tot wet is verheven, in werking treedt
voordat de artikelen van hoofdstuk 8, paragraaf 5, van deze wet in werking
treden, wordt in artikel 8.18, vijfde lid, «voldoen aan artikel 1d,
eerste lid, onderdeel a of b, of vierde lid,» vervangen door «voldoen
aan artikel 5,» en wordt in artikel 8.21 «46f, 46g, eerste en
tweede lid,» vervangen door «46f» en «46p, eerste
tot en met vijfde lid,» door: 46p.
Toelichting
Onderdeel A
Op grond van het voorgestelde artikel 8.41, tweede lid, kan het veterinair
beroepscollege bij de behandeling van een beroep tegen een beslissing van
het veterinair tuchtcollege besluiten de zaak zelf af te doen. Om eventuele
misverstanden te voorkomen, wordt duidelijk gemaakt dat het beroepscollege
in dat geval beschikt over de bevoegdheden, opgenomen in de voorgestelde artikelen
8.32, 8.33 en 8.34. Daarin is geregeld welke beslissingen genomen kunnen worden,
en welke tuchtrechtelijke maatregelen kunnen worden opgelegd.
Onderdeel B
Geregeld wordt dat de in het voorgestelde artikel 10.10 geregelde voorgangprocedure
ook van toepassing is op de algemene maatregel van bestuur ter uitvoering
van het voorgestelde artikel 2.10, eerste lid. In die voorgestelde bepaling
is het nee-tenzij-beginsel met betrekking tot het doden van dieren geregeld.
Verwezen wordt naar het antwoord op vraag 106, opgenomen in paragraaf 5
van de lijst van vragen en antwoorden met betrekking tot dit wetsvoorstel.
Onderdeel C
In enkele voorgestelde bepalingen met betrekking tot het veterinair tuchtrecht,
opgenomen in het voorgestelde hoofdstuk 8, paragraaf 5, wordt verwezen
naar de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. Op dit moment is bij het
parlement een voorstel tot wijziging van die wet aanhangig (Voorstel tot wijziging
van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in
verband met de flexibilisering en verduidelijking alsmede enkele aanvullingen
van de regeling van de rechtspositie van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke
ambtenaren in opleiding; Kamerstukken II 2007/08, 31 227).
Het voorgestelde artikel 11.13 regelt dat de desbetreffende bepalingen
over het veterinair tuchtrecht worden aangepast aan de wijzigingen van de
Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren zodra dat desbetreffende wetsvoorstel
eenmaal wet is en van kracht wordt.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg