31 389
Een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren)

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 29 april 2008

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 8.41, tweede lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De artikelen 8.32, 8.33 en 8.34 zijn van overeenkomstige toepassing ingeval het veterinair beroepscollege op grond van het tweede lid de zaak zelf afdoet.

B

In artikel 10.10 wordt «2.10, derde en vijfde lid» vervangen door: 2.10, eerste, derde en vijfde lid.

C

Aan hoofdstuk 11 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 11.13

Indien het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 2007 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met de flexibilisering en verduidelijking alsmede enkele aanvullingen van de regeling van de rechtspositie van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding (Kamerstukken II 2007/08, 31 227, nr. 2) nadat het tot wet is verheven, in werking treedt voordat de artikelen van hoofdstuk 8, paragraaf 5, van deze wet in werking treden, wordt in artikel 8.18, vijfde lid, «voldoen aan artikel 1d, eerste lid, onderdeel a of b, of vierde lid,» vervangen door «voldoen aan artikel 5,» en wordt in artikel 8.21 «46f, 46g, eerste en tweede lid,» vervangen door «46f» en «46p, eerste tot en met vijfde lid,» door: 46p.

Toelichting

Onderdeel A

Op grond van het voorgestelde artikel 8.41, tweede lid, kan het veterinair beroepscollege bij de behandeling van een beroep tegen een beslissing van het veterinair tuchtcollege besluiten de zaak zelf af te doen. Om eventuele misverstanden te voorkomen, wordt duidelijk gemaakt dat het beroepscollege in dat geval beschikt over de bevoegdheden, opgenomen in de voorgestelde artikelen 8.32, 8.33 en 8.34. Daarin is geregeld welke beslissingen genomen kunnen worden, en welke tuchtrechtelijke maatregelen kunnen worden opgelegd.

Onderdeel B

Geregeld wordt dat de in het voorgestelde artikel 10.10 geregelde voorgangprocedure ook van toepassing is op de algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van het voorgestelde artikel 2.10, eerste lid. In die voorgestelde bepaling is het nee-tenzij-beginsel met betrekking tot het doden van dieren geregeld. Verwezen wordt naar het antwoord op vraag 106, opgenomen in paragraaf 5 van de lijst van vragen en antwoorden met betrekking tot dit wetsvoorstel.

Onderdeel C

In enkele voorgestelde bepalingen met betrekking tot het veterinair tuchtrecht, opgenomen in het voorgestelde hoofdstuk 8, paragraaf 5, wordt verwezen naar de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren. Op dit moment is bij het parlement een voorstel tot wijziging van die wet aanhangig (Voorstel tot wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en enige andere wetten in verband met de flexibilisering en verduidelijking alsmede enkele aanvullingen van de regeling van de rechtspositie van rechterlijke ambtenaren en rechterlijke ambtenaren in opleiding; Kamerstukken II 2007/08, 31 227).

Het voorgestelde artikel 11.13 regelt dat de desbetreffende bepalingen over het veterinair tuchtrecht worden aangepast aan de wijzigingen van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren zodra dat desbetreffende wetsvoorstel eenmaal wet is en van kracht wordt.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Naar boven