nr. 32
AMENDEMENT VAN HET LID VAN DER HAM
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel 1.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Onze Minister draagt zorg voor het bevorderen van het welzijn
van dieren. De zorg houdt in ieder geval in het geven van voorlichting en
scholing over dierenwelzijn en het opstellen van wet- en regelgeving, waarbij
de volgende criteria ter erkenning en invulling van de intrinsieke waarde
van het dier worden gehanteerd:
a. dieren zijn zo vrij mogelijk om natuurlijk gedrag te vertonen;
b. dieren zijn vrij van dorst, honger, onjuiste voeding, pijn, verwonding,
ziektes, angst, chronische stress, fysiek en mentaal ongerief;
c. de grenzen van het adaptatievermogen van het dier worden niet
overschreden;
d. het beperken van dieren in hun vrijheid is proportioneel aan het
doel; en
e. de wijze waarop dieren worden gedood is in ieder geval onmiddellijk,
pijnloos en zonder het opwekken van angst en het gedode dier wordt met eerbied
behandeld.
Toelichting
Met dit amendement wil indiener meer richting geven aan de zorgplicht
en het begrip «intrinsieke waarde van het dier». De overheid dient
door middel van voorlichting, stimulering en zonodig regelgeving het welzijn
van dieren en de erkenning en invulling van de intrinsieke waarde van het
dier vorm te geven. Indiener heeft hiervoor gebruik gemaakt van de zogenaamde «vijf
vrijheden voor dieren» die door de commissie Brambell al in 1965 zijn
geformuleerd. Ook zijn enkele formuleringen overgenomen uit de «Universele
rechten van het dier». De overheid streeft een zo groot mogelijke vrijheid,
uitvoering van gedragsrepetoire en hun sociale en psychisch welbevinden na.
Daarnaast geeft de indiener aan dat het benutten van dieren door de mens altijd
proportioneel dient te zijn ten opzichte van het doel. Het benemen
van vrijheden van dieren moet beargumenteerd zijn. De nadruk van de indiener
op het «permanent bevorderen» van het welzijn van dieren heeft
te maken met de taak aan de overheid om rond wetenschappelijk onderzoek naar
dierenwelzijn, het verbeteren van houderijsystemen en het maatschappelijk
debat rond het verminderen en/of bewuster het gebruik van dieren een voortrekkende
rol te spelen.
Van der Ham