31 389
Een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren)

nr. 32
AMENDEMENT VAN HET LID VAN DER HAM

Ontvangen 6 oktober 2009

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

Artikel 1.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Onze Minister draagt zorg voor het bevorderen van het welzijn van dieren. De zorg houdt in ieder geval in het geven van voorlichting en scholing over dierenwelzijn en het opstellen van wet- en regelgeving, waarbij de volgende criteria ter erkenning en invulling van de intrinsieke waarde van het dier worden gehanteerd:

a. dieren zijn zo vrij mogelijk om natuurlijk gedrag te vertonen;

b. dieren zijn vrij van dorst, honger, onjuiste voeding, pijn, verwonding, ziektes, angst, chronische stress, fysiek en mentaal ongerief;

c. de grenzen van het adaptatievermogen van het dier worden niet overschreden;

d. het beperken van dieren in hun vrijheid is proportioneel aan het doel; en

e. de wijze waarop dieren worden gedood is in ieder geval onmiddellijk, pijnloos en zonder het opwekken van angst en het gedode dier wordt met eerbied behandeld.

Toelichting

Met dit amendement wil indiener meer richting geven aan de zorgplicht en het begrip «intrinsieke waarde van het dier». De overheid dient door middel van voorlichting, stimulering en zonodig regelgeving het welzijn van dieren en de erkenning en invulling van de intrinsieke waarde van het dier vorm te geven. Indiener heeft hiervoor gebruik gemaakt van de zogenaamde «vijf vrijheden voor dieren» die door de commissie Brambell al in 1965 zijn geformuleerd. Ook zijn enkele formuleringen overgenomen uit de «Universele rechten van het dier». De overheid streeft een zo groot mogelijke vrijheid, uitvoering van gedragsrepetoire en hun sociale en psychisch welbevinden na. Daarnaast geeft de indiener aan dat het benutten van dieren door de mens altijd proportioneel dient te zijn ten opzichte van het doel. Het benemen van vrijheden van dieren moet beargumenteerd zijn. De nadruk van de indiener op het «permanent bevorderen» van het welzijn van dieren heeft te maken met de taak aan de overheid om rond wetenschappelijk onderzoek naar dierenwelzijn, het verbeteren van houderijsystemen en het maatschappelijk debat rond het verminderen en/of bewuster het gebruik van dieren een voortrekkende rol te spelen.

Van der Ham

Naar boven