Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 februari 2023
Hierbij bied ik uw Kamer, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, het onderzoeksrapport
«Zelfonderzoek en zelfmelden van fraude en corruptie door bedrijven» aan. Dit onderzoek
is in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) uitgevoerd
door onderzoekers van de vakgroep Strafrecht en Criminologie van de Vrije Universiteit.
Met dit onderzoek is uitvoering gegeven aan de motie van de leden Groothuizen en Van
Nispen van juni 2020.1 Daarin is de regering verzocht om voor- en nadelen van zelfonderzoek door bedrijven
onafhankelijk te laten onderzoeken, in te gaan op de betrouwbaarheid en bruikbaarheid
van zelfonderzoek voor opsporingsinstanties en het Openbaar Ministerie en op de vraag
op welke wijze zelfonderzoek zou kunnen worden gereguleerd. Ook heeft de Organisatie
voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) bij de periodieke evaluatie van
het OESO anti-corruptieverdrag de aanbevelingen gedaan om in buitenlandse omkopingszaken
helder beleid voor zelfonderzoek en zelfmelding door bedrijven op te stellen.2
Het onderzoek geeft een goed overzicht van de wijze waarop vier andere landen met
(regulering van) zelfonderzoek en zelfmelding omgaan en van de situatie in Nederland
en hoe verschillende experts die zien. Kortheidshalve verwijs ik uw Kamer naar de
samenvatting van het onderzoeksrapport.3 Het onderzoek levert belangrijke handvatten op om te verkennen op welke manier het
instrument van zelfonderzoek en zelfmelding door bedrijven verder beleidsmatig en
juridisch kan worden uitgewerkt en in hoeverre dat wenselijk is. Het gaat hierbij
echter ook om complexe materie met normatieve en juridische dilemma’s die niet allemaal
door het onderzoek worden beantwoord en die nader uitzoekwerk en afstemming met de
vele betrokken partijen alsook politieke keuzes vergen. Een paar voorbeelden ter illustratie
zijn:
-
− Is regulering gewenst en in welke vorm;
-
− Wat moet de reikwijdte van een regeling zijn, vallen alleen financieel-economische
delicten er onder of ook delicten met directer slachtofferschap zoals zedendelicten
binnen een bedrijf;
-
− Hoe gaan we om het nemo tenetur beginsel en natuurlijke personen binnen een bedrijf: bij zelfonderzoek is er vooralsnog
immers geen zwijgrecht voor natuurlijke personen;
-
− Wat moet de positie van slachtoffers zijn.
Kortom, ik zie het onderzoek als een belangrijk startpunt om allereerst in gesprek
te gaan met de belanghebbende partijen – waaronder advocatuur, rechtspraak, opsporingsdiensten,
het OM en het maatschappelijk middenveld – over deze en andere vraagstukken die het
onderzoek blootlegt en hoe we daar vervolg aan geven. Daarin speelt ook mee, zoals
de onderzoekers ook onderkennen, dat de praktijk rondom zelfonderzoek en zelfmelden
in Nederland nog volop in ontwikkeling is.4 De beleidsreactie zal voor het kerstreces aan uw Kamer worden toegezonden.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius