31 385
Wijziging van de Advocatenwet en de Wet op het notarisambt in verband met het verruimen van de mogelijkheden tot het spoedshalve tuchtrechtelijk optreden tegen advocaten en notarissen

nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 19 juni 2008

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel E, wordt artikel 60af als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid, wordt een nieuw eerste lid ingevoegd, luidende:

1. Deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing op bezoekende advocaten als bedoeld in artikel 16b, en op de advocaten die hun werkzaamheden uitoefenen onder hun oorspronkelijke beroepstitel als bedoeld in artikel 16h.

2. In het nieuwe derde lid wordt «het eerste lid» vervangen door: het tweede lid.

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

4. De bevoegde autoriteit van de staat van herkomst van de betrokken advocaat wordt in de gevallen, bedoeld in artikel 60ab, eerste en vierde lid, in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken.

5. Aan de bevoegde autoriteit van de staat van herkomst van de betrokken advocaat kunnen mededelingen worden gevraagd van de nodige gegevens over diens beroepsuitoefening en wordt kennis gegeven van iedere genomen beslissing, een en ander onverminderd het vertrouwelijke karakter van die inlichtingen.

B

Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel A worden twee nieuwe onderdelen ingevoegd, luidende:

AA

In artikel 14, eerste lid, wordt «65-jarige leeftijd» vervangen door: zeventigjarige leeftijd.

AB

In artikel 29, eerste lid, wordt in de laatste volzin «65-jarige leeftijd» vervangen door: zeventigjarige leeftijd.

2. In onderdeel C, eerste lid, komt de laatste volzin van artikel 106, eerste lid, te luiden: Artikel 27, eerste lid, tweede tot en met vierde volzin, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

C

Na artikel III wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIIA

1. Indien een verzoek tot benoeming tot notaris als bedoeld in artikel 8 van de Wet op het notarisambt wordt ingediend binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel AA, van deze wet en indien de verzoeker ingevolge artikel 14 van de Wet op het notarisambt, zoals dat luidde voor deze inwerkingtreding, van rechtswege ontslagen is geweest uit het notarisambt, is artikel 6, tweede lid, onderdelen a en b, onder 1° en 2°, van de Wet op het notarisambt voor de beslissing op dit verzoek niet van toepassing.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 15 mei 2007 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt in verband met het laten vervallen van het nationaliteitsvereiste voor benoeming tot notaris (31 040) tot wet wordt verheven en in werking treedt of is getreden, wordt in het eerste lid «artikel 6, tweede lid, onderdelen a en b, van de Wet op het notarisambt» vervangen door: artikel 6, eerste lid, onderdelen a en b, onder 1° en 2°, van de Wet op het notarisambt.

D

In artikel IV, eerste en tweede lid, wordt na «onderdelen A tot en met D,» telkens ingevoegd: en artikel II, onderdelen AA en AB,.

Toelichting

Onderdeel A (artikel I, onderdeel E, artikel 60af)

De nieuwe spoedprocedure, zoals neergelegd in de voorgestelde nieuwe paragraaf 4a, moet van overeenkomstige toepassing zijn op advocaten uit andere landen van de Europese Unie (EU), de Europese Economische Ruimte (EER) en uit Zwitserland, die onder hun oorspronkelijke beroepstitel permanente werkzaamheden in Nederland willen verrichten (artikel 16h-advocaten). Bovendien moet de nieuwe procedure ook van toepassing zijn op advocaten uit deze landen die op incidentele basis als bezoekende advocaat werkzaamheden in Nederland willen verrichten (artikel 16b-advocaten). Om dit te expliciteren, wordt het voorgestelde artikel 16af gewijzigd. De formulering van de nieuw toe te voegen artikelleden is voor een belangrijk deel ontleend aan de huidige artikelen 60a en 60aa van de Advocatenwet.

Onderdeel B (artikel II, onderdelen AA, AB en C)

In het rapport van de Commissie Evaluatie Wet op het Notarisambt, die onder leiding stond van de president van het Gerechtshof Arnhem, mr. A. Hammerstein (Kamerstuken II 2005/06, 23 706, nr. 62, bijlage) was de aanbeveling opgenomen om de leeftijdsgrens voor het defungeren van een notaris te verhogen van vijfenzestig naar zeventig jaar. Bij motie van 30 mei 2007 heeft de Tweede kamer verzocht uitvoering te geven aan deze aanbeveling. Bij brief van 1 november 2007 (Kamerstukken II 2007/08, 23 706, nr. 68) heeft de staatssecretaris van Justitie de uitvoering van deze motie aan de Kamer toegezegd. De verhoging van de leeftijdsgrens kan bijdragen aan het voorkomen van een mogelijk tekort aan notarissen en sluit aan bij de leeftijdsgrens bij andere ambten, zoals dat van rechter en burgemeester. In de brief van 1 november 2007 was reeds gemeld dat de minister van SZW akkoord is met de verhoging van de leeftijdsgrens. Ik maak graag gebruik van de gelegenheid om reeds bij dit wetsvoorstel mijn toezegging aan de Kamer gestand te doen. De wijziging van de laatste volzin van artikel 106, eerste lid, ziet op verbetering van een verwijzing naar artikel 27, eerste lid, van de Wet op het notarisambt.

Onderdelen C en D (artikelen IIIA en IV)

Uit het voorgestelde artikel IIIa vloeit voort dat diegenen die wegens het bereiken van de vijfenzestigjarige leeftijd van rechtswege ontslagen zijn geweest uit het notarisambt en met de wijziging van de leeftijdsgrens weer in aanmerking komen voor benoeming als notaris een beroep kunnen doen op een overgangsregeling ten aanzien van de procedure voor herbenoeming. De overgangsregeling houdt in dat indien binnen zes maanden na inwerkingtreding van de wijziging een verzoek tot benoeming als notaris wordt gedaan, er bij wijze van een verlichte benoemingsprocedure alleen zal worden getoetst aan de benoemingsvereisten van artikel 6, tweede lid, onderdeel b, onder 3° en 4°, en onderdeel c. De rechtsgevolgen die zijn ingetreden als gevolg van het eerdere ontslag van rechtswege, zoals de overdracht van het protocol op grond van artikel 15 van de Wet op het notarisambt en het verlies voor de duur van het defungeren van de bevoegdheden die de wet verbindt aan het notarisambt, zijn naar hun aard en naar het systeem van de wet onomkeerbaar en kunnen derhalve geen onderdeel uitmaken van een overgangsregeling. Deze reeds ingetreden rechtsgevolgen kunnen en worden derhalve niet ongedaan gemaakt. De wijziging van artikel IV voorziet erin dat de wijziging van de bepalingen over de leeftijdsgrens voor notarissen direct in werking treedt.

De staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak

Naar boven