nr. 4
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN
TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD
Voorstel van wet
Enkele redactionele verbeteringen zijn aangebracht.
Artikel I
– In onderdeel A luidde artikel 46d, vijfde
lid, van de Advocatenwet:
Bij het ter kennis brengen aan de raad van discipline van de in het vierde
lid bedoelde klacht, legt de deken een verklaring over waaruit blijkt of de
advocaat tegen wie de klacht is ingediend tuchtrechtelijk is veroordeeld,
onder vermelding van de maatregel die is opgelegd.
– In onderdeel D luidde het slot van artikel
56, derde lid, van de Advocatenwet:
Op verzoek van het hof van discipline legt de deken een verklaring over
waaruit blijkt of de advocaat tegen wie de klacht is ingediend tuchtrechtelijk
is veroordeeld, onder vermelding van de maatregel die is opgelegd.
– In onderdeel E luidde artikel 60ab, derde
lid, van de Advocatenwet:
Indien de klacht of het bezwaar tegen de advocaat op grond waarvan het
ernstige vermoeden is gerezen niet reeds schriftelijk ter kennis is gebracht
van de raad van discipline, bepaalt de raad van discipline bij zijn beslissing
op het in het eerste lid bedoelde verzoek tevens een redelijke termijn waarbinnen
de deken de klacht of het bezwaar schriftelijk ter kennis van de raad van
discipline brengt. Bij overschrijding van deze termijn vervalt de beslissing
op het in het eerste lid bedoelde verzoek van rechtswege. De raad van discipline
kan op schriftelijk verzoek van de deken de termijn ten hoogste eenmaal verlengen
met een door hem te bepalen redelijke termijn. De artikelen 46c, eerste lid,
en 46d, eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing..
Artikel II
In onderdeel C was een wijziging opgenomen van artikel 106, tweede lid,
van de Wet op het notarisambt, luidende:
In het tweede lid wordt «of een andere maatregel dan schorsing»
vervangen door: of een maatregel.
Artikel IV
Artikel IV luidde:
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede
kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt
geplaatst.
Memorie van toelichting
Enkele redactionele wijzigingen zijn aangebracht.
Artikelen
– In de toelichting op artikel I, onderdelen A tot en met D,
was de laatste volzin van de eerste alinea niet opgenomen.
– In de toelichting op artikel I, onderdeel E, waren de laatste
drie volzinnen van de eerste alinea niet opgenomen.
– In de toelichting op artikel I, onderdeel E, luidde de tweede
alinea:
In de huidige paragraaf 4a (paragraaf 4b nieuw) is voorzien
in de mogelijkheid om met spoed voorlopige voorzieningen te treffen tegen
een advocaat, indien het belang van het onderzoek het treffen van de voorziening
vereist, of indien de voorziening noodzakelijk wordt geacht in verband met
de toestand van de praktijk. Voor het tuchtrechtelijk aanpakken van advocaten
kent de Advocatenwet op dit moment feitelijk niet de mogelijkheid tot het
spoedshalve treffen van maatregelen en voorzieningen. Voordat tegen advocaten
maatregelen op grond van paragraaf 4 getroffen kunnen worden, moet de
gebruikelijke tuchtprocedure worden doorlopen. Tot de tenuitvoerlegging van
de maatregelen kan bovendien pas worden overgegaan zodra zij in kracht van
gewijsde zijn gegaan (artikel 48, vierde lid). Hoger beroep tegen beslissingen
van de tuchtrechter in eerste aanleg (de raad van discipline)
heeft schorsende werking.
– In de toelichting op artikel I, onderdeel E, zesde alinea,
waren de derde en zesde volzin niet opgenomen.
– De toelichting op artikel IV luidde:
Voorzien is in een uitgestelde inwerkingtreding van deze wet, om (in het
geval van tuchtzaken tegen advocaten) de dekens en de raden van discipline
en (in het geval van tuchtzaken tegen notarissen) de kamers van toezicht voldoende
gelegenheid te bieden zich voor te bereiden op de nieuwe procedures.