31 385
Wijziging van de Advocatenwet en de Wet op het notarisambt in verband met het verruimen van de mogelijkheden tot het spoedshalve tuchtrechtelijk optreden tegen advocaten en notarissen

nr. 10
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 2 oktober 2008

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel E, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, wordt in artikel 60ab, een lid ingevoegd, luidende:

3. De raad van discipline beslist binnen veertien dagen nadat het verzoek van de deken van de orde waartoe de advocaat behoort overeenkomstig het eerste lid aan hem ter kennis is gebracht. De raad van discipline kan deze termijn ten hoogste eenmaal verlengen met eenzelfde termijn.

2. Artikel 60ac, eerste lid, komt te luiden:

1. De maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk wordt door de griffier van de raad van discipline medegedeeld aan de secretaris van de algemene raad met het oog op de verwerking op het tableau.

3. In artikel 60ad, eerste lid, wordt «eerste en vierde lid» vervangen door: eerste en vijfde lid.

4. In artikel 60ae wordt «derde lid» vervangen door: vierde lid.

5. In artikel 60af, vierde lid, wordt «eerste en vierde lid» vervangen door: eerste en vijfde lid.

B

In artikel II, onderdeel C, komt het derde lid van artikel 106 te luiden:

3. Indien een klacht overeenkomstig het eerste lid aan de voorzitter van de kamer van toezicht ter kennis is gebracht, beslist hij binnen veertien dagen. In overige gevallen beslist hij binnen veertien dagen na verhoor of behoorlijke oproeping van de notaris. De kamer van toezicht kan deze termijn ten hoogste eenmaal verlengen met eenzelfde termijn.

C

Artikel III vervalt.

Toelichting

Deze nota van wijziging geeft invulling aan het voorstel van het lid De Wit, gedaan tijdens de mondelinge behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer op 30 september 2008. De wijziging voorziet erin dat aan de raden van discipline en de voorzitters van de kamers in toezicht een termijn van orde wordt opgelegd, waarbinnen beslist moet worden over het opleggen van een spoedmaatregel. Spoedshalve tuchtrechtelijk optreden ziet op situaties die om direct ingrijpen vragen. Tuchtrechters moeten dan ook op korte termijn beslissen over het opleggen van een maatregel. Ook voor een notaris, kandidaat-notaris of advocaat is het van belang om snel zekerheid te hebben over de vraag of tegen hem spoedmaatregelen worden getroffen. Voor zowel de raden van discipline als de kamers van toezicht wordt daarom in artikel 60ab, nieuw derde lid, een beslistermijn van veertien dagen ingevoerd. Deze termijn kan eenmaal worden verlengd met ten hoogste veertien dagen.

Met nadruk zij opgemerkt dat deze beslistermijn moet worden onderscheiden van de termijn, als bedoeld in vernummerde vierde lid van artikel 60ab van de Advocatenwet. Daar betreft het de termijn die de deken heeft om een normale tuchtzaak aan te brengen wanneer al een spoedmaatregel is opgelegd.

De nieuwe formulering van artikel 106, derde lid, van de Wet op het notarisambt houdt voorts rekening met het feit dat een spoedmaatregel, behalve op grond van een klacht, ook ambtshalve kan worden opgelegd door de voorzitter van de kamer van toezicht. Indien een klacht is ingediend, moet de voorzitter binnen veertien dagen beslissen over het opleggen van een spoedmaatregel. Indien de voorzitter ambtshalve een spoedmaatregel wil opleggen, is deze termijn van veertien dagen gekoppeld aan het moment van verhoor of behoorlijke oproeping daartoe van de notaris.

De staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak

Naar boven