nr. 10
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel E, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde
lid, wordt in artikel 60ab, een lid ingevoegd, luidende:
3. De raad van discipline beslist binnen veertien dagen nadat het
verzoek van de deken van de orde waartoe de advocaat behoort overeenkomstig
het eerste lid aan hem ter kennis is gebracht. De raad van discipline kan
deze termijn ten hoogste eenmaal verlengen met eenzelfde termijn.
2. Artikel 60ac, eerste lid, komt te luiden:
1. De maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk wordt
door de griffier van de raad van discipline medegedeeld aan de secretaris
van de algemene raad met het oog op de verwerking op het tableau.
3. In artikel 60ad, eerste lid, wordt «eerste en vierde lid»
vervangen door: eerste en vijfde lid.
4. In artikel 60ae wordt «derde lid» vervangen door:
vierde lid.
5. In artikel 60af, vierde lid, wordt «eerste en vierde lid»
vervangen door: eerste en vijfde lid.
B
In artikel II, onderdeel C, komt het derde lid van artikel 106 te luiden:
3. Indien een klacht overeenkomstig het eerste lid aan de voorzitter
van de kamer van toezicht ter kennis is gebracht, beslist hij binnen veertien
dagen. In overige gevallen beslist hij binnen veertien dagen na verhoor of
behoorlijke oproeping van de notaris. De kamer van toezicht kan deze termijn
ten hoogste eenmaal verlengen met eenzelfde termijn.
C
Artikel III vervalt.
Toelichting
Deze nota van wijziging geeft invulling aan het voorstel van het lid De
Wit, gedaan tijdens de mondelinge behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede
Kamer op 30 september 2008. De wijziging voorziet erin dat aan de raden
van discipline en de voorzitters van de kamers in toezicht een termijn van
orde wordt opgelegd, waarbinnen beslist moet worden over het opleggen van
een spoedmaatregel. Spoedshalve tuchtrechtelijk optreden ziet op situaties
die om direct ingrijpen vragen. Tuchtrechters moeten dan ook op korte termijn
beslissen over het opleggen van een maatregel. Ook voor een notaris, kandidaat-notaris
of advocaat is het van belang om snel zekerheid te hebben over de vraag of
tegen hem spoedmaatregelen worden getroffen. Voor zowel de raden van discipline
als de kamers van toezicht wordt daarom in artikel 60ab, nieuw derde lid,
een beslistermijn van veertien dagen ingevoerd. Deze termijn kan eenmaal worden
verlengd met ten hoogste veertien dagen.
Met nadruk zij opgemerkt dat deze beslistermijn moet worden onderscheiden
van de termijn, als bedoeld in vernummerde vierde lid van artikel 60ab van
de Advocatenwet. Daar betreft het de termijn die de deken heeft om een normale
tuchtzaak aan te brengen wanneer al een spoedmaatregel is opgelegd.
De nieuwe formulering van artikel 106, derde lid, van de Wet op het notarisambt
houdt voorts rekening met het feit dat een spoedmaatregel, behalve op grond
van een klacht, ook ambtshalve kan worden opgelegd door de voorzitter van
de kamer van toezicht. Indien een klacht is ingediend, moet de voorzitter
binnen veertien dagen beslissen over het opleggen van een spoedmaatregel.
Indien de voorzitter ambtshalve een spoedmaatregel wil opleggen, is deze termijn
van veertien dagen gekoppeld aan het moment van verhoor of behoorlijke oproeping
daartoe van de notaris.
De staatssecretaris van Justitie,
N. Albayrak