nr. 13
AMENDEMENT VAN HET LID TEN BROEKE C.S.
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1a
1. Voordat de vertegenwoordiger van het Koninkrijk zijn medewerking
kan verlenen aan een besluit tot vaststelling van een wetgevingshandeling
op grond van de Titel betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht,
zoals vastgesteld in artikel 2 van het Verdrag van Lissabon, is instemming
van de Staten-Generaal vereist.
2. Stilzwijgende instemming is verleend indien niet binnen twee maanden
na ontvangst van het ontwerp-besluit door of namens een van de Kamers de wens
te kennen wordt gegeven dat het ontwerp-besluit de uitdrukkelijke instemming
behoeft.
3. In afwijking van het tweede lid is voor ontwerp-besluiten op grond
van de artikelen 42, 62, derde lid, 65, derde lid, 69A, eerste en tweede lid,
69B, eerste en tweede lid, 69E, eerste lid, 69F, tweede en derde lid, en 69H
zoals vastgesteld in artikel 2 van het Verdrag van Lissabon, uitdrukkelijke
instemming vereist.
4. De regering informeert de Staten-Generaal periodiek over de voortgang
van de onderhandelingen in de Raad over het betreffende voorstel voor de wetgevingshandeling.
Toelichting
Dit amendement strekt er toe het instemmingsrecht betreffende de ruimte
voor vrijheid, veiligheid en recht, naar analogie met de betreffende bepalingen
in de Goedkeuringswetten van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst, het Verdrag
van Maastricht, het Verdrag van Amsterdam, het Verdrag van Nice en het Verdrag
van Prüm te behouden.
Hierbij gelden twee regimes.
Ingevolge het eerste regime is stilzwijgende instemming met de overige
ontwerp-besluiten verleend als niet binnen twee maanden na ontvangst om uitdrukkelijke
instemming is gevraagd (tweede lid).
Het tweede regime bepaalt dat voor regelgeving op grond van die artikelen
van het Werkingsverdrag waarvoor een bijzondere wetgevingsprocedure of de
zg. noodremprocedure geldt, altijd uitdrukkelijke instemming is vereist (derde
lid).
Drie artikelen (42, 69A en 69B) kennen een noodremprocedure hetgeen inhoudt
dat een lidstaat een ontwerpregeling aan de Europese Raad kan voorleggen indien
die staat meent dat de regeling afbreuk zou doen aan een fundamenteel aspect
van het rechtsstelsel op een bepaald rechtsgebied. De Europese Raad kan met
consensus het ontwerp weer terugverwijzen naar de Raad, die dan de gewone
wetgevingsprocedure kan vervolgen. Dit amendement brengt regelgeving op grond
van deze drie artikelen onder de instemmingsprocedure, zodat het parlement
ingeval de noodremprocedure daadwerkelijk toepassing vindt, meebepaalt of
het veto tegen de ontwerpregeling al dan niet moet worden gehandhaafd.
De besluitvorming waarvoor altijd uitdrukkelijke instemming wordt verlangd
betreft de artikelen 42 (maatregelen op het gebied van de sociale zekerheid),
62 (bepalingen inzake paspoorten, identiteitskaarten e.d. indien het nodig
blijkt om de uitoefening te vergemakkelijken van het recht om zich vrij op
het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er te verblijven), 65,
derde lid (maatregelen betreffende het familierecht met grensoverschrijdende
gevolgen), 69A (ontwerp-richtlijn met minimumvoorschriften betreffende strafvordering),
69B (ontwerp-richtlijn met minimumvoorschriften op het gebied van strafrecht),
69E (instelling Europees openbaar ministerie), 69F, derde lid (maatregelen
betreffende de operationele samenwerking bij politiële samenwerking)
en 69H (voorwaarden en beperkingen waarbinnen in het kader van politiële
samenwerking optreden op het grondgebied van een andere lidstaat mag plaatshebben)
van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
Verder wordt de sinds vijftien jaar gebruikelijke periodieke informatie
van de Staten-Generaal over de voortgang van de onderhandelingen op dit terrein
van een basis in de wet voorzien (vierde lid). De verplichting tot periodieke
informatievoorziening aan de Staten-Generaal waarnaar het vierde lid verwijst,
kan nader worden uitgewerkt. Onder periodieke informatievoorziening wordt
in ieder geval begrepen tijdige toezending van de inbreng van de regering
en informatie over belangrijke ontwikkelingen in het onderhandelingsproces
zoals wijzigingen in het ontwerp-besluit.
De bepaling over voorstellen die een geheim of vertrouwelijk karakter
dragen is niet opgenomen, omdat het Verdrag inzake het functioneren van de
Europese Unie dergelijke wetgevingsvoorstellen niet kent. De bepaling over
stilzwijgende goedkeuring is niet overgenomen omdat in de vijftien jaar dat
soortgelijke bepalingen in de genoemde goedkeuringswetten hebben gestaan,
daarvan in de praktijk tussen Staten-Generaal en regering op het JBZ terrein
nimmer gebruik is gemaakt.
De in het amendement genoemde Titel en artikelen van het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie worden aangehaald met de nummering die in
het ter goedkeuring voorliggende Verdrag van Lissabon wordt gebruikt; na de
inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zal Titel IV in de geconsolideerde
tekst worden aangeduid als Titel V en zullen de artikelen 42, 62, 65, 69A,
69B, 69E, 69F en 69H in de geconsolideerde tekst worden aangeduid als de artikelen
48, 77, 81, 82, 83, 86, 87 en 89.
Dit amendement vormt een uitzondering op de algemene regel omtrent een
beperkt behandelingsvoorbehoud dat is neergelegd in een afzonderlijk amendement
van dezelfde indieners. Het is derhalve niet de bedoeling dat deze procedures
cumuleren.
Ten Broeke
Van der Staaij
Van Bommel
Peters
Ouwehand
Verdonk