B
nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 19 maart
2007 en het nader rapport d.d. 12 februari 2008, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State
is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 7 november 2007, no.07 003606, heeft
Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Buitenlandse Zaken, mede
namens de staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging
aanhangig gemaakt het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
en de Regering van Canada inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken;
Ottawa, 14 augustus 2007 (Trb. 2007, 183), met toelichtende nota.
Het verdrag treft een regeling tussen Canada en Nederland voor de nauwere
samenwerking in douanezaken, de aanpak van grensoverschrijdende fraudes in
het handelsverkeer en de mogelijkheid om internationale drugshandel effectiever
te bestrijden.
De Raad van State onderschrijft de goedkeuring van het verdrag, maar plaatst
daarbij een kanttekening.
De Raad merkt op dat voor de toepassing van het verdrag wat het Koninkrijk
der Nederlanden betreft, onder «douaneadministratie» wordt verstaan:
de centrale administratie die verantwoordelijk is voor de toepassing van de
douanewetgeving (artikel 1, onderdeel a, onder ii, van het verdrag). Het begrip «douanewetgeving»
wordt vervolgens gedefinieerd als «de wet- en regelgeving inzake de
invoer en uitvoer van goederen met de administratie en handhaving waarvan
de douaneadministraties specifiek zijn belast, en alle door de douaneadministraties
ingevolge hun wettelijke bevoegdheden opgestelde voorschriften»1. Uit deze laatste definitie leidt de Raad af, zoals ook
in de toelichtende nota wordt gesteld, dat tot de Nederlandse diensten die
in aanmerking komen voor samenwerking in de zin van het verdrag niet alleen
kunnen worden gerekend de Douane en de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst/Economische
Controledienst, maar ook de Algemene Inspectiedienst en andere diensten met
specifieke controletaken inzake de in- en uitvoer (de toelichtende nota noemt
zelf het voorbeeld van de Inspectie Milieuhygiëne waar het betreft de
handhaving van de milieuwetgeving, onder meer afvalstoffen). Naar het oordeel
van de Raad is het begrip «douaneadministratie» in dit kader onvoldoende
scherp afgebakend. Te meer nu in de toelichtende nota wordt gesteld dat omwille
van de duidelijkheid het Douane Informatie Centrum te Rotterdam als centraal
aanspreekpunt zal worden aangewezen. De Raad adviseert in de toelichtende
nota in te gaan op bovenvermeld aspect.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 7 november
2007, no. 07.003606, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit
advies, gedateerd 19 november 2007, nr. W06.07.0403/III, bied ik
U hierbij aan.
De Raad van State onderschrijft de goedkeuring van het verdrag, maar merkt
daarbij op dat in artikel 1, onderdeel a, onder ii, van het verdrag het begrip «douaneadministratie»
onvoldoende scherp afgebakend is omdat in de toelichtende nota slechts een
aantal voorbeelden van uitvoerende diensten genoemd wordt, en daarnaast gesproken
wordt van «ook andere diensten met specifieke controletaken».
Gevolg gevend aan het advies van de Raad is de toelichting op dit onderdeel
aangevuld.
De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld verdrag
wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande
aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U, mede namens de staatssecretaris van Financiën, verzoeken
mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld
van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te
leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen