31 371
Kredietcrisis

nr. 62
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN FINANCIËN EN VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag. 10 december 2008

Zoals door mij is toegezegd tijdens het Algemeen Overleg over de kredietcrisis van 3 december jl. doe ik uw Kamer een brief toekomen over kredietverlening van banken aan bedrijven, consumenten, zorginstellingen en woningcorporaties.

De afgelopen periode heeft het kabinet op diverse manieren steun verleend aan financiële instellingen. Met deze maatregelen is ondermeer getracht om de essentiële rol die kredietverlening speelt in de economie, te waarborgen. In toenemende mate bereiken ons signalen dat partijen minder makkelijk toegang krijgen tot kredieten. Kredietverlening is, voor zowel bedrijven als consumenten, de belangrijkste bron van financiering. Als deze kredietverlening bemoeilijkt wordt heeft dat zijn weerslag op de gehele economie.

Het is van groot belang voor de economie dat kredietverlening blijft plaatsvinden. Tegelijkertijd vergen de huidige omstandigheden dat banken zeer behoedzaam te werk te gaan in de beoordeling van een kredietaanvraag. Onzekere vooruitzichten maken dat kredietaanvragen langs minder optimistische scenario’s getoetst worden. Daarnaast geven de minder rooskleurige economische vooruitzichten een reden voor bedrijven om investeringen uit te stellen, waarmee in een aantal sectoren de kredietaanvragen afnemen. Hieruit volgt dat de totale kredietverlening kan teruglopen, zowel als gevolg van dalende kredietaanvragen als strengere toetsingscriteria.

In het huidige economische klimaat is het de verwachting dat dit beeld zich in de kredietmarkt manifesteert. Echter, het kan schadelijk zijn voor de economie wanneer er zich een abnormaal beeld voordoet, waarbij in de kern gezonde bedrijven niet meer tegen normale voorwaarden (gegeven de huidige omstandigheden) kredieten kunnen krijgen. Het kabinet committeert zich dan ook om de ontwikkelingen in de kredietmarkten te blijven volgen en, indien noodzakelijk, met passende maatregelen te komen.

In deze brief gaan wij achtereenvolgens in op de kredietverlening aan bedrijven, consumenten en tot slot de kredietsituatie waarmee woningcorporaties en zorginstellingen zich geconfronteerd zien.

Kredietverlening aan bedrijven

De bancaire kredietverlening aan Nederlandse bedrijven is tot en met oktober blijven stijgen. In oktober1 ging het daarbij om€ 303 miljard, waarvan € 267 miljard bij de private niet-financiële vennootschappen en € 37 miljard bij de publieke niet-financiële vennootschappen. Meer dan de helft (€ 188 miljard) betreft leningen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan vijf jaar.

In de afgelopen maanden is er een duidelijke omslag opgetreden in de zakelijke kredietgroei (zie onderstaande grafiek). In oktober bedroeg de groei van maand op maand 0,3 procent, in september 0,1 procent en in augustus 0,2 procent. Dit is aanzienlijk lager dan in de periode ervoor. Sinds eind 2007 lag de kredietgroei van maand tot maand onafgebroken tussen de 1,2 procent en de 2,5 procent.

De omslag in de zakelijke kredietgroei is niet te wijten aan seizoensinvloeden. Normaal gesproken ligt de kredietgroei in de maanden augustus tot oktober juist hoger dan in de maanden januari tot juli.

Het is niet uitgesloten dat het zakelijke kredietvolume in de aankomende maanden gaat dalen. De huidige afzwakking van de zakelijke kredietgroei doet denken aan de situatie in 2002/2003. Destijds was er op het dieptepunt sprake van een afname van het zakelijke kredietvolume. Tijdens eerdere conjuncturele neergangen in de jaren negentig en tachtig nam het zakelijke kredietvolume eveneens af. Hoewel de groei dus reeds enige maanden afvlakt, was er tot en met oktober nog steeds sprake van groei in de kredietverlening van maand-op-maand.

Eerste kwalitatieve informatie over de maand november lijkt er op te wijzen dat sprake is van een verdere afvlakking van de groei. Of er sprake is van nulgroei dan wel vermindering, valt op dit moment niet te constateren. Vooralsnog lijkt de conclusie gepast dat het geconstateerde beeld past bij deze fase van economische neergang, en niet te wijten is aan onredelijk kredietbeleid van de kant van banken. Dit sluit overigens niet uit dat ook gezonde bedrijven in de huidge situatie te maken kunnen hebben met een kritischere beoordeling van de kredietaanvraag.

In de actuele discussie is overigens mogelijk sprake van een misverstand voor zover verondersteld wordt dat banken ten gevolge van de kapitaalinjecties van de overheid in staat zouden moeten worden geacht makkelijker krediet te verlenen. De kapitaalinjecties dienen ter versterking van de solvabiliteit, zodat banken kunnen blijven uitlenen. Te zijner tijd dient het terug te vloeien naar de schatkist en de belastingbetaler, in plaats van te worden uitgeleend op de markt. Het is een noodzakelijke, maar niet voldoende voorwaarde voor kredietverlening.

Figuur 1 Procentuele groei in zakelijke kredietverlening

kst-31371-62-1.gif

Het is lastig om in de huidige situatie, waarin de financiële crisis en laagconjunctuur samenvallen, bij kredietverlening de aanbodeffecten vanuit het bankwezen te scheiden van de vraageffecten vanuit het bedrijfsleven. Vanuit de vraagzijde geldt dat een economische neergang voor minder kredietaanvraag van ondernemingen zorgt vanwege de verminderde economische vooruitzichten. Tegelijkertijd kan voor sommige bedrijven de kredietvraag toenemen door een substitutie-effect: financiering via bijvoorbeeld (verhandelbaar) schuldpapier is moeilijker geworden waardoor bedrijven eerder genoodzaakt zijn om bancair krediet aan te trekken. Banken maken in laagconjunctuur bovendien een andere risicoafweging. Uit gesprekken met bedrijven, banken en koepelorganisaties komt naar voren dat kredietaanvragen van bedrijven kritischer worden getoetst. De toegenomen risico’s maken het dat banken voorzichtiger zijn. Dit is in beginsel begrijpelijk gedrag.

Sommige banken geven aan dat de hogere kapitaaleisen die momenteel door de markt aan banken worden gesteld de groei in kredietverlening onder druk zet. Hoewel banken nog altijd nieuwe kredieten verstrekken, gaan zij daarbij selectiever te werk. Daarnaast zijn de kosten voor banken bij kredietverstrekking aan bedrijven gestegen. Dit is onder andere te verklaren uit het feit dat kapitaalverstrekkers een hogere rente vragen aan banken voor het verschaffen van geld, evenals particuliere spaarders.

Kortom, de kredietmarkt ondervindt hinder van de kredietcrisis en de huidige economische omstandigheden. Het gevolg is dat bedrijven of projecten die een aantal maanden geleden nog voor kredietverlening in aanmerking kwamen, dat nu niet meer komen. Daarbij worden het MKB en kleine leningen relatief minder geraakt dan het grootbedrijf en grotere en langer lopende leningen. Of er sprake is van abnormale risicoaversie ten aanzien van kredietverlening, gegeven de huidige marktomstandigheden, valt op basis van de cijfers op dit moment niet zonder meer vast te stellen. Dat zal nader worden onderzocht. Ook zal het kabinet onderzoeken waarom banken terughoudend zijn in het gebruik maken van de garantiefaciliteit.

Kredietverlening aan consumenten

De uitstaande bancaire kredietverlening aan consumenten bedroeg in oktober 2008 € 430 miljard. Daarvan bestond € 404 miljard uit langlopende (> 5 jaar) en € 2 miljard uit kortlopende (< 5 jaar) hypothecaire leningen. Het resterende deel (€ 24 miljard) zijn uitstaande consumptieve kredieten. Hieruit blijkt dat de hypothecaire leningen veruit de belangrijkste kredietbehoefte van consumenten uitmaakt.

De onderstaande grafiek toont de totale hypothecaire kredietverlening aan consumenten op kwartaalbasis. Naast banken worden deze kredieten verstrekt door verzekeraars1 en pensioenfondsen. Ook zijn de cijfers gecorrigeerd voor uitstaande hypotheken welke niet meer op de balans van banken staan, maar zijn doorverkocht aan securitisatie vehikels.

Figuur 2 Procentuele groei (jaar op jaar) in hypothecaire kredietverlening aan consumenten

kst-31371-62-2.gif

Volgens de cijfers in de grafiek is er, tot en met het derde kwartaal 2008, geen sprake van een abrupte omslag in de totale hypothecaire kredietverlening. Eerder is sprake van een geleidelijke vertraging die al langere tijd gaande is.

De ontwikkelingen in de totale hypothecaire kredietverlening moeten worden beschouwd in relatie tot het transactievolume op de huizenmarkt. Het aantal huizenverkopen neemt al bijna twee jaar af. Daarnaast speelt de afvlakkende prijsstijging van woningen een belangrijke rol in de afnemende hypotheekgroei.

Uit de gesprekken die zijn gevoerd blijkt dat deze banken nog altijd dezelfde hypotheekvoorwaarden hanteren als voorheen, zij het dat de criteria mogelijk wat strakker worden toegepast. In zoverre lijkt het acceptatiebeleid van banken dan ook niet als beperkende factor op te treden. De afname van het aantal verstrekte hypotheken lijkt vooral veroorzaakt te worden door vraaguitval aan de kant van de consument. Naast onzekere economische vooruitzichten wijst dit op een knelpunt in de woningmarkt.

Zorginstellingen en woningcorporaties

Binnen de gezondheidszorg speelt de discussie of banken niet te risico-avers zijn in hun kredietverstrekking aan zorginstellingen. De gezondheidszorg bevindt zich in een transitiefase van aanbodregulering, naar een stelsel met meer marktprikkels. Belangrijk onderdeel hiervan is dat de zorginstellingen zelf meer ruimte krijgen en risico gaan lopen ten aanzien van de investeringsbeslissingen. Voor de ziekenhuiszorg is in dit kader het bouwregime per 1 januari 2008 afgeschaft. Per 1 januari 2009 zal de langdurige zorg volgen. Het gevolg van deze beleidswijziging is dat financiers van zorginstellingen de (ver)bouwplannen kritischer toetsen. Met de beleidswijziging wordt beoogd de prikkel tot doelmatig investeren geleidelijk te vergroten. De minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) heeft in zijn brief van 16 oktober jl. (kenmerk CZ/TSZ/2 885 721) aangegeven met welke maatregelen de overgang naar prestatiebekostiging op het gebied van risicodragende vastgoedbeslissingen voor wat betreft de ziekenhuizen per 2009 omkleed wordt.

Een eventuele (tijdelijke) terugloop in kredietverstrekkingen aan zorginstellingen kan derhalve in de eerste plaats te maken hebben met de transitiefase. Daarnaast heeft de kredietcrisis mogelijk een remmend effect op de kredietverlening. De minister van VWS is in overleg met zorginstellingen, banken (waaronder de BNG) en het Waarborgfonds voor de Zorg om na te gaan of er sprake is van extra onzekerheden en onduidelijkheden. Hierover zal hij u binnenkort nader informeren in een brief, zoals toegezegd in het AO kapitaallasten van 22 oktober jl.

Voor de bouwsector, en de woningbouwcorporaties in het bijzonder, houdt het kabinet voortdurend de vinger aan de pols wat betreft de actuele ontwikkelingen. Er zijn signalen dat de productie vertraagt en investeringen teruglopen, maar vooralsnog is er geen aanleiding te veronderstellen dat deze ontwikkelingen substantieel afwijken van een normale conjuncturele neergang, in die zin dat zij neerwaarts worden beïnvloed door de kredietverlening. Mocht de situatie verder verslechteren, dan kan op dat moment worden overwogen om maatregelen te nemen, passend binnen het bestaande instrumentarium op de bouw en woningmarkt.

De minister van Financiën,

W. J. Bos

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Op dit moment zijn de cijfers voor de maand november nog niet beschikbaar.

XNoot
1

Verzekeraars en pensioenfondsen hebben een marktaandeel van ongeveer 7% van de hypotheken van banken, verzekeraars en pensioenfondsen tezamen. Er is op dit moment geen geschikte manier om de securitisaties van alleen banken op kwartaalbasis weer te geven.

Naar boven