31 371
Kredietcrisis

nr. 300
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 december 2009

Tijdens het VAO over de DSB Bank van 16 december 2009 (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 38) heeft mijn ambtgenoot van Financiën toegezegd dat uw Kamer op zo kort mogelijke termijn per brief nader zal worden geïnformeerd over het oriënterend feitenonderzoek van de Rijksrecherche naar een vermeend lek met betrekking tot de problemen bij de DSB Bank. Het Openbaar Ministerie (verder: OM) heeft mij over de uitkomsten van het onderzoek geïnformeerd. Mede namens mijn ambtgenoot van Financiën bericht ik u als volgt.

De Rijksrecherche is gevraagd een oriënterend feitenonderzoek in te stellen naar mogelijke bronnen van de publicaties in het Financieel Dagblad en de Volkskrant over het door De Nederlandsche Bank (verder: DNB) bij de rechtbank ingediende verzoek tot het instellen van een noodregeling ten aanzien van de DSB Bank.

Aan de hand van de bevindingen van de Rijksrecherche is het OM tot de conclusie gekomen dat er geen aanknopingspunten zijn voor verder strafrechtelijk onderzoek. Of er informatie is gelekt en zo ja, door wie, is uit het onderzoek niet duidelijk geworden.

De Rijksrecherche heeft ten behoeve van het onderzoek een groot aantal personen als getuigen gehoord. Hiertoe behoren zowel personen die werkzaam zijn bij de overheid, waaronder ambtenaren van het ministerie van Financiën, als extern betrokkenen. Verder heeft de Rijksrecherche onder meer onderzoek gedaan naar de relevante publicaties. Daarbij is ook aandacht besteed aan vermeende lekken zoals die in de media naar voren zijn gebracht, zoals ten gevolge van de werving voor het call center.

De uitkomst van het onderzoek is dat op zondagavond 11 oktober 2009 de groep van personen die van het aanstaande verzoek bij de rechtbank op de hoogte was groter was dan 500, verspreid over veel instanties, ook buiten de overheid.

Uit het onderzoek is verder duidelijk geworden dat de informatie over de (aanstaande) vordering van DNB bij de rechtbank zich in aanloop naar de zitting als een olievlek heeft verspreid. Of iemand informatie heeft gelekt en zo ja, wie de bron is geweest van de pers is zoals gezegd uit het onderzoek niet duidelijk geworden. Ongeveer de helft van de meer dan 500 betrokkenen wist of kon met grote zekerheid voorspellen dat de noodregeling zondag zou worden aangevraagd. De andere helft wist zoveel dat zij dat met redenen omkleed konden vermoeden.

Een verder onderzoek naar het achterhalen van de bron van de pers heeft volgens het OM geen kans van slagen. Bovendien is het de vraag of, als de personen die zouden hebben gelekt gevonden zouden worden, deze personen een geheimhoudingsplicht hadden. Het OM heeft dan ook geen aanknopingspunten gevonden voor verder strafrechtelijk onderzoek. Ik onderschrijf de conclusies van het OM.

De Minister van Financiën is uitgaande van bovenstaande onderzoeksbevindingen van mening dat de kring van betrokkenen zodanig groot is geweest dat de kans reëel was dat er op enig moment informatie bij de media zou belanden. Aangezien het indienen van een vordering tot het instellen van de noodregeling onder de verantwoordelijkheid van DNB valt, zal de Minister van Financiën in overleg treden met DNB om te bezien hoe de kring van betrokkenen kan worden verkleind in dergelijke situaties en welke verdere stappen kunnen worden genomen om de vertrouwelijkheid van dergelijke operaties te waarborgen.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven