nr. 300
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 december 2009
Tijdens het VAO over de DSB Bank van 16 december 2009 (Handelingen
der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 38) heeft mijn ambtgenoot
van Financiën toegezegd dat uw Kamer op zo kort mogelijke termijn per
brief nader zal worden geïnformeerd over het oriënterend feitenonderzoek
van de Rijksrecherche naar een vermeend lek met betrekking tot de problemen
bij de DSB Bank. Het Openbaar Ministerie (verder: OM) heeft mij over de uitkomsten
van het onderzoek geïnformeerd. Mede namens mijn ambtgenoot van Financiën
bericht ik u als volgt.
De Rijksrecherche is gevraagd een oriënterend feitenonderzoek in
te stellen naar mogelijke bronnen van de publicaties in het Financieel Dagblad
en de Volkskrant over het door De Nederlandsche Bank (verder: DNB) bij de
rechtbank ingediende verzoek tot het instellen van een noodregeling ten aanzien
van de DSB Bank.
Aan de hand van de bevindingen van de Rijksrecherche is het OM tot de
conclusie gekomen dat er geen aanknopingspunten zijn voor verder strafrechtelijk
onderzoek. Of er informatie is gelekt en zo ja, door wie, is uit het onderzoek
niet duidelijk geworden.
De Rijksrecherche heeft ten behoeve van het onderzoek een groot aantal
personen als getuigen gehoord. Hiertoe behoren zowel personen die werkzaam
zijn bij de overheid, waaronder ambtenaren van het ministerie van Financiën,
als extern betrokkenen. Verder heeft de Rijksrecherche onder meer onderzoek
gedaan naar de relevante publicaties. Daarbij is ook aandacht besteed aan
vermeende lekken zoals die in de media naar voren zijn gebracht, zoals ten
gevolge van de werving voor het call center.
De uitkomst van het onderzoek is dat op zondagavond 11 oktober 2009
de groep van personen die van het aanstaande verzoek bij de rechtbank op de
hoogte was groter was dan 500, verspreid over veel instanties, ook buiten
de overheid.
Uit het onderzoek is verder duidelijk geworden dat de informatie over
de (aanstaande) vordering van DNB bij de rechtbank zich in aanloop naar de
zitting als een olievlek heeft verspreid. Of iemand informatie heeft gelekt
en zo ja, wie de bron is geweest van de pers is zoals gezegd uit het onderzoek
niet duidelijk geworden. Ongeveer de helft van de meer dan 500 betrokkenen
wist of kon met grote zekerheid voorspellen dat de noodregeling zondag zou
worden aangevraagd. De andere helft wist zoveel dat zij dat met redenen omkleed
konden vermoeden.
Een verder onderzoek naar het achterhalen van de bron van de pers heeft
volgens het OM geen kans van slagen. Bovendien is het de vraag of, als de
personen die zouden hebben gelekt gevonden zouden worden, deze personen een
geheimhoudingsplicht hadden. Het OM heeft dan ook geen aanknopingspunten gevonden
voor verder strafrechtelijk onderzoek. Ik onderschrijf de conclusies van het
OM.
De Minister van Financiën is uitgaande van bovenstaande onderzoeksbevindingen
van mening dat de kring van betrokkenen zodanig groot is geweest dat de kans
reëel was dat er op enig moment informatie bij de media zou belanden.
Aangezien het indienen van een vordering tot het instellen van de noodregeling
onder de verantwoordelijkheid van DNB valt, zal de Minister van Financiën
in overleg treden met DNB om te bezien hoe de kring van betrokkenen kan worden
verkleind in dergelijke situaties en welke verdere stappen kunnen worden genomen
om de vertrouwelijkheid van dergelijke operaties te waarborgen.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin