31 371
Kredietcrisis

nr. 212
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juni 2009

Tijdens het Algemeen Overleg dat de staatssecretaris van Economische Zaken en ik met de vaste commissie voor Economische Zaken hadden op 23 april jl. (kamerstuk 31 371, nr. 186), heb ik toegezegd u te informeren over het eerstvolgende overleg dat ik periodiek voer met de banken. In dit gesprek van 29 mei jl. heb ik de toezeggingen uit zowel het Algemeen Overleg van 23 april als het spoeddebat dat ik samen met de minister van Financiën op 20 mei met uw Kamer voerde (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2008–2009, nr. 86, blz. 6698–6725), gestand gedaan. Hierbij vindt u een verslag van het overleg en de resultaten die hierin zijn bereikt.

1. De situatie en de ontwikkelingen bij de kredietverlening aan het bedrijfsleven

De situatie en de ontwikkelingen ten aanzien van bedrijfsfinanciering blijven nog steeds turbulent en diffuus. Er zijn veel signalen van bedrijven dat ze moeilijk aan financiering kunnen komen. In een gezamenlijke brief met de minister van Financiën van 15 mei jl. aan uw Kamer zijn wij ingegaan op de nieuwste DNB-cijfers ten aanzien van kredietverlening. Hieruit bleek dat het volume van kredietgroei afneemt en banken hun acceptatiecriteria verder aanscherpen. Dit past in het gangbare cyclische patroon, maar de kredietcrisis oefent wel een zelfstandig negatieve invloed uit, doordat meer dan in vorige perioden van laagconjunctuur de financiële positie van banken onder druk staat. Banken zijn daarom genoodzaakt terughoudender te zijn in hun kredietbeleid ten opzichte van vorige periodes van laagconjunctuur.

Ik heb u al vaker aangegeven dat ik het van belang vind om ook door deze macrostatistieken heen te kijken en dit beeld aan te vullen met ervaringen van ondernemers en banken. Het gesprek met de banken is hier een onderdeel van. Banken maakten mij duidelijk dat de recessie van invloed is op de mogelijkheden van kredietverlening aan het bedrijfsleven en dat herstel van de economie nog moeilijk in te schatten is. De verwachting is dat er dit jaar nog flink zal moeten worden afgeschreven op leningen. Verder wezen de banken er op dat een aantal sectoren in bijzonder zwaar weer verkeert en dat dit de financiering extra bemoeilijkt. Overigens gaven banken aan dat veel bestaande kredietlijnen op dit moment nog niet volledig benut zijn. Op dit moment maken bedrijven nog gebruik van de mogelijkheid om krediet te verkrijgen door te trekken op openstaande kredietlijnen, zo bleek in mijn gesprek met de banken. De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) zal dit beeld nader inventariseren.

De financieringsmonitor van het MKB is ook een nuttige aanvulling op de DNB-statistieken. EIM heeft in december een onderzoek uitgebracht naar de financiering van gevestigde MKB bedrijven. In uw Kamer had ik aangegeven deze opnieuw uit te zullen laten voeren. Op 2 juni ontving ik van EIM de resultaten van twee vervolgonderzoeken. Deze onderzoeken treft u als bijlage bij deze brief aan. Ze betreffen een onderzoek dat de financieringsbehoefte van gevestigde MKB bedrijven bekijkt en de financiering van gevestigde bedrijven en snelle groeiers vergelijkt. Aangezien bij het ene onderzoek de gestelde vragen niet geheel hetzelfde zijn als in december en bij het andere onderzoek de doelgroep afwijkt, kunnen we slechts op onderdelen een vergelijking maken met de situatie in december. Ik heb daarom EIM gevraagd ook een volledig met december vergelijkbaar onderzoek te maken. De belangrijkste resultaten van de nu uitgevoerde enquêtes zijn:

• de geënquêteerde bedrijven zijn iets optimistischer dan in december 2008 over de continuïteit van hun eigen bedrijf en die van hun toeleveranciers, maar snelle groeiers verwachten in vergelijking met alle gevestigde MKB bedrijven aanmerkelijk minder te gaan investeren;

• de financieringsbehoefte van gevestigde MKB bedrijven is sinds december licht gedaald;

• de perceptie bij ondernemers over de verkrijgbaarheid van krediet is sinds december iets verbeterd, maar de kredietvoorwaarden voor snelle groeiers zijn veel sterker aangescherpt dan voor gevestigde MKB bedrijven;

• er is een duidelijke verschuiving in het doel van de financiering, namelijk veel minder voor overnames, start, groei en innovatie;

• het is iets moeilijker om financiering te krijgen voor kleinere dan voor grotere bedragen en het is moeilijker om financiering te krijgen in de bouw en de industrie dan in dienstverlening en met name de handel.

Overigens verwacht ik dat het initiatief met een kredietintermediair, waarop ik in punt 2 van deze brief inga, er voor kan zorgen dat meer concrete informatie beschikbaar komt over de knelpunten die bedrijven ondervinden bij het verkrijgen van financiering en welke sectoren of categorieën bedrijven dit betreft.

In het spoeddebat hebben wij uw Kamer toegezegd voor het zomerreces met een brief te komen waarin de minister van Financiën en ik nader ingaan op het beeld ten aanzien van kredietverlening.

2. Het oprichten van een kredietintermediair

Tijdens het Algemeen Overleg op 23 april kwamen de volgende onderwerpen aan de orde die ik hier gezamenlijk behandel:

• De mogelijkheid om interventieteams in te stellen, die op verzoek van banken nagaan hoe bedrijven met problemen geholpen kunnen worden;

• Stimulering van oprichting door private partijen van een intermediair tussen bedrijven en banken;

• De uitkomsten van onderzoek naar de mogelijkheden tot het instellen van een nationaal meldpunt waar bedrijven kredietafwijzingen kunnen melden.

Achtergrond is de voortdurende discussie of banken ook in de kern gezonde bedrijven financiering weigeren. Zowel in het Algemeen Overleg van 23 april als in het spoeddebat van 20 mei gaven Kamerleden aan dat hun mailboxen vol zitten met klachten van bedrijven. Ook ik ontvang dit soort klachten. Opmerking hierbij is dat niet valt vast te stellen in hoeverre al deze klachten gegrond zijn, zeker in het huidige zwaar weer waarin de economie verkeert. Dat noopt nu eenmaal tot voorzichtigheid bij het verlenen van financiering.

Een meldpunt kan meer zicht bieden of er (veel) gevallen zijn waar financiering wel redelijkerwijs verwacht kon worden en toch niet tot stand komt en wat de oorzaken daarvan zijn. Suggesties voor het oprichten van interventieteams of een intermediair kunnen hierbij nuttige aanvullingen zijn. Zoals ik in het debat heb aangegeven, staat voor mij de behoefte van het bedrijfsleven voorop. Daar moet ook de oplossing voor de genoemde problematiek gerealiseerd worden. Ik heb toegezegd te willen bijdragen aan marktinitiatieven die leiden tot de instelling van een dergelijke, tijdelijke, intermediair. Een intermediair zou de binnengekomen meldingen door bedrijven van problemen bij het verkrijgen van een krediet kunnen analyseren. Ook kan de intermediair bedrijven helpen bij de kredietaanvraag, waardoor de kans op het verkrijgen van een krediet wordt vergroot.

Na verkennende gesprekken met MKB Nederland, VNO-NCW en NVB is op 25 mei jl. ambtelijk meer in de diepte gesproken met MKB Nederland. MKB Nederland staat positief tegenover een dergelijke kredietintermediair en is bereid het initiatief te nemen voor de uitwerking hiervan met partijen. Op 29 mei heb ik dit ook met de banken besproken. Die gaven aan te zullen meewerken aan de uitwerking van het oprichten van een kredietintermediair.

3. Het optimaliseren van bestaande regelingen

In de genoemde overleggen zijn op dit punt een aantal suggesties gedaan, waarop hieronder successievelijk wordt ingegaan:

a. Complexiteiten in de BBMKB, mede in relatie tot de interne procedures van banken.

Als voor een lening aan een MKB bedrijf onvoldoende zekerheden aanwezig zijn kan de bank deze lening onder de BBMKB brengen. Daartoe volstaat een melding en betaling van de premie van eenmalig ca 3%. Voor het verkrijgen van de garantie hoeven bedrijven in beginsel geen additionele informatie ten behoeve van EZ te verstrekken, met uitzondering van een verklaring inzake staatssteun die door de Europese Commissie wordt geëist. Banken dienen wel EZ op de hoogte te houden indien in belangrijke mate van de met het bedrijf afgesloten leningsovereenkomst wordt afgeweken. Dit kan op elektronische wijze. Pas indien de garantie wordt ingeroepen door de bank, moet door de bank een dossier worden verstrekt, waaruit blijkt dat conform de BBMKB spelregels is gehandeld. Banken hebben hiervoor intern procedures vastgelegd, die per bank verschillen.

Diverse banken zijn bezig deze interne procedures te stroomlijnen. Met banken wordt een aantal malen per jaar collectief en, wanneer zij daar behoefte aan hebben, ook individueel overlegd over de uitvoering van de verruimde BBMKB en hoe die optimaal kan aansluiten op de bancaire praktijk. Dat overleg leidt regelmatig tot aanpassingen van de BBMKB aan de bancaire praktijk. Zo sluit de BBMKB door recente aanpassingen inmiddels goed aan op de nieuwe kredietverleningssystemen van de banken, in het kader van Bazel II. Op andere (mogelijke) aanpassingen wordt in het volgende punt ingegaan.

b. Overige (mogelijke) aanpassingen in de BBMKB en de GarantieOndernemingsfinanciering

• Zeer binnenkort wordt de praktijk met betrekking tot de eigen inbreng van directeur-grootaandeelhouders (DGA’s) via een brief aan de banken aangepast in verband met de mogelijkheid dat nu ook grotere bedrijven gebruik mogen maken van de verruimde BBMKB. Hierdoor worden de eisen ten aanzien van de inbreng van privévermogen door de DGA verlicht.

• Recent is op verzoek van de banken bezien of de uitsluiting van de gezondheidszorg van de BBMKB opgeheven zou kunnen worden. Ik zal daarover in overleg treden met het ministerie van VWS.

• Bezien wordt of vanwege de kredietcrisis extra mogelijkheid van opschorting van aflossingen binnen de BBMKB moet worden geboden;

• Bezien wordt of de Garantie Ondernemingsfinanciering opengesteld kan worden voor fresh money bezien vanuit de positie van de financierende bank, dus wanneer de ene bank een lening van een andere bank overneemt en of de GO open gesteld kan worden voor exportkredietgaranties.

• Ik bericht uw Kamer over deze zaken in de brief die ik u medio juli zal toesturen met de eerste kwartaalrapportage over de benutting van de EZ-financieringsregelingen.

c. Premieverlaging BBMKB.

De wenselijkheid van een tijdelijke premieverlaging of -uitstel is bezien. Binnen het staatssteunkader is dit in beginsel mogelijk. Een premieverlaging vormt uiteraard een kostenpost voor de overheid. De premie die banken aan de overheid moeten betalen om gebruik te mogen maken van de borgstelling, bedraagt eenmalig voor de gehele looptijd van de garantie circa 3% van de borgstelling. Bij het tot nul terugbrengen van de premie kost dat bij een borgstellingvolume van € 600 miljoen dus € 18 miljoen per jaar. Dit is besproken met de banken. Die gaven aan dat premieverlaging ofuitstel niet tot substantieel extra kredietverlening zal leiden. Daarom zal hiervan worden afgezien.

d. Scheepsbouwregeling.

Door de banken zijn elf punten opgebracht, die een goede werking van de regeling in de weg zouden staan: bijvoorbeeld de hoogte van het borgstellingspercentage, garanties onder de regeling brengen en de modaliteiten waaronder beroep op de borgstelling kan worden gedaan. Deze zijn successievelijk alle doorgesproken en naar tevredenheid van de scheepsbouw opgelost. Zoals ook in het overleg met de banken van 29 mei aan de orde is geweest, is een finale check nodig aan de hand van een uitgewerkte juridische tekst. Naar verwachting kan deze over 2 weken met de banken besproken worden. Nadat overeenstemming is bereikt kan de aangepaste tekst vervolgens binnen enkele weken gepubliceerd worden.

e. Kredietverzekering

Dit betreft participatie door de Staat in kortlopende omzetpolissen. Het betreft hier de verzekering van betalingsrisico’s door commerciële kredietverzekeraars voor zowel export als voor binnenlandse handel. Door de slechte economische situatie zijn veel limieten (plafonds tot welk bedrag aan een specifieke afnemer verzekerd op krediet kan worden geleverd) verlaagd of ingetrokken. Inzet van de Staat is de limieten van die risico’s die verlaagd zijn (en dus nog wel acceptabel zijn voor de verzekeraar maar wel minder) weer te verhogen of te herstellen zodat handel doorgang kan vinden en commerciële relaties kunnen worden gehandhaafd. De ministeries van Financiën en EZ zijn in vergevorderd overleg met de kredietverzekeraars om hiervoor een oplossing te vinden waarbij de Staat voor een deel zal participeren in de risico’s van de kredietverzekeraars. De staatssecretaris van Economische Zaken zal U hierover samen met de minister van Financiën separaat berichten.

f. Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s)

Naar aanleiding van vragen over de rol die ROM’s in het kader van de kredietcrisis kunnen spelen, deel ik u mede dat ik met de ROM’s in overleg ben ter zake de mogelijkheden om middelen, die de Europese Investeringsbank beschikbaar stelt ter bestrijding van de economische crisis, in te zetten op regionaal vlak. Ik heb hierover op 22 juni a.s. een overleg met de ROM directeuren. Zoals ik in het spoeddebat heb toegezegd, informeer ik u hierover nader. Dit zal geschieden in de brief die ik u medio juli zal toesturen met de eerste kwartaalrapportage over de benutting van de EZ-financieringsregelingen.

g. Kwartaalrapportages over de benutting van de financieringsinstrumenten van het ministerie van Economische Zaken

Om de ontwikkelingen bij de verschillende instrumenten goed te kunnen volgen heeft de Kamer om een kwartaalrapportage gevraagd. De eerste rapportage zal na het tweede kwartaal verschijnen, dus in de eerste helft van juli. Als bijlage treft u de stand van zaken per 27 mei aan met betrekking tot de BBMKB, de Groeifaciliteit en de Garantie Ondernemingsfinanciering.

4. Knelpunten die op enkele specifieke gebieden bestaan op het gebied van financiering in relatie tot de beschikbaarheid van instrumenten

a. Duurzame (energie) investeringen

Uit verschillende onderzoeken (KPMG, PWC) blijkt dat de markt voor duurzame investeringen last heeft van de verslechterde marktomstandigheden: lage fossiele brandstof- en CO2-prijzen en kredietverleners die kritischer zijn. Dit is overigens een mondiaal verschijnsel. Aan de andere kant zijn er ook lichtpunten: overheden hebben ondanks de economische crisis hun duurzaamheidsambities niet bijgesteld en in de crisispakketten zitten juist intensiveringen op terrein van duurzame energie. Het blijft – gegeven de in Europese wetgeving gegoten doelstellingen – een groeimarkt van enorme omvang en het duurzame energiebeleid heeft, gelet op de klimaatproblematiek en de voorzieningszekerheidrisico’s, een hoge prioriteit.

Het is denkbaar dat als gevolg van de kredietcrisis banken nu minder geneigd zijn om hele grote (en innovatieve) projecten te financieren, gelet op de daaraan verbonden risico’s. De standaardprojecten zijn nog steeds goed financierbaar volgens de banken, alhoewel in zijn algemeenheid financiering met een langere looptijd moeilijker verkrijgbaar lijkt te zijn. Het (verruimde) generieke kredietinstrumentarium kan hier echter verlichting geven. Daarnaast staat de investeerders de SDE ter beschikking. Op dit moment zie ik dan ook geen reden om kredietfaciliteiten aan te passen, specifiek voor de duurzame energiesector. Wel zal het ministerie van Economische Zaken in overleg blijven met zowel de banken als ondernemers op het gebied van duurzame energie om de vinger aan de pols te houden. Daarnaast is van belang dat met de in het kader van het crisispakket aangekondigde wijziging van de financiering van de SDE meer zekerheid op de lange termijn is gecreëerd.

b. Beschikbaarheid eigen vermogen

In de Kamer werd gevraagd om aandacht te geven aan extra mogelijkheden om eigen vermogen aan te trekken, bijvoorbeeld via participatiemaatschappijen. EZ heeft al de nodige mogelijkheden om de beschikbaarheid van risicokapitaal te vergroten. Voor MKB bedrijven bestaat de Groeifaciliteit, voor technostarters de TechnoPartner Seed Faciliteit. In eerder overleg met de Nederlandse Vereniging van Participatiemaatschappijen is gevraagd of de kredietcrisis gevolgen had voor hun financieringsmogelijkheden. De reactie was dat dit maar beperkt het geval is. Grootste probleem was voor de participatiemaatschappijen de sterk afgenomen bereidheid van banken om in de zelfde verhouding leningen ter beschikking te blijven stellen. Een garantieregeling voor banken om deze in staat te stellen het vreemd vermogen van de participaties op pijl te houden is dan een logische aanpak. Dat hebben we gerealiseerd via de Garantie Ondernemingsfinanciering. Dit neemt overigens niet weg dat ik de ontwikkelingen op het gebied van risicokapitaal op de voet blijf volgen. Er wordt regelmatig gesproken met de brancheorganisatie en individuele participatiemaatschappijen en met partijen die voorstellen hebben om de beschikbaarheid van risicokapitaal te verbeteren. De minister van Financiën zal ingaan op de vraag om te bezien of ook Alternext betrokken kan worden bij de discussie over de beschikbaarheid van vreemd vermogen.

5. Overige punten

a. Rol pensioenfondsen

Tijdens het spoeddebat werd onder meer gevraagd naar de rol die pensioenfondsen kunnen spelen. Daarop zal de minister van Financiën terugkomen.

b. Industriebank

Dit punt is opgebracht door de burgemeester van Eindhoven, de heer Van Gijzel. Mijn medewerkers hebben een eerste gesprek hierover gehad met Brainport Eindhoven. Daarin bleek dat het idee voor een Industriebank voortspruit uit een overleg tussen een aantal captains of industry uit de regio Eindhoven, naar aanleiding van ervaringen met banken in enkele concrete gevallen. Afgesproken is dat mijn medewerkers deze cases doorspreken om te bezien welke oplossingen mogelijk zijn, in beginsel binnen het bestaande en deels recent tot stand gekomen instrumentarium en indien dit niet mogelijk zou zijn of andere oplossingen mogelijk en wenselijk zijn. Brainport Eindhoven zal dit gesprek organiseren. Naar verwachting zal dit gesprek in de eerste helft van juni plaatsvinden.

6. Besluit

Ik volg de ontwikkelingen ten aanzien van bedrijfsfinanciering nauwgezet. In dat verband vindt regelmatig overleg plaats met werkgeversorganisaties, brancheorganisaties individuele bedrijven, financiers en hun organisaties, met intermediairs en andere financieringsexperts en met partijen die suggesties hebben om knelpunten op financieringsgebied op te lossen. Er zal in dit kader in de zomer weer een vervolgoverleg met de banken worden georganiseerd. Bij nieuwe ontwikkelingen breng ik uw Kamer op de hoogte.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

BIJLAGE

Stand van zaken (EZ)instrumentarium ten aanzien van ondernemingsfinanciering

BBMKB

 200420052006200720082009 tot 2/6
Gepubliceerd budget: bedrag in mln €454530602715730745
Benutting: bedrag in mln €363479572615601199
Verruimingen: bedrag in mln €    1158
Verruimingen: aantallen    39201
Totaal aantal2 3892 8713 2753 3762 915878

• De benutting totale BBMKB ligt in 2009 tot heden op 199 mln; dit is 24% onder het goede niveau van dezelfde periode van 2008.

• Sinds begin november hebben de banken de verruiming binnen BBMKB 240 keer gebruikt, waarvan 215 keer (ongeveer 90%) van de verruimde startersfaciliteit en 25 keer een borgstelling van meer dan € 1 mln. Ca. 30% van het totale bedrag aan BBMKB garanties betreft de uitbreidingen. Voor ondernemingen met meer dan 100 werknemers is er nog geen gebruik gemaakt van de regeling. Een mogelijk knelpunt op het vlak van inbreng DGA wordt weggenomen.

• Het aantal verliesdeclaraties neemt sterk toe enerzijds als gevolg van de uitstaande portfolio aan borgstellingen die de afgelopen jaren fors gestegen is en anderzijds, vooral door de neergaande conjunctuur.

Groeifaciliteit

in € mln2006200720082009
Gepubliceerd budget€ 85€ 119€ 119€ 119
Verstrekte garanties€ 10€ 23€ 5,4

• De door de overheid verstrekte garantie betreft 50% van de gefiatteerde financiering van risicodragend vermogen. De faciliteit wordt gebruikt door banken en participatiemaatschappijen.

• De verwachting is dat de aantallen en volumes binnen de Groeifaciliteit de komende maanden beperkt zal zijn, aangezien banken, die het merendeel van het gebruik voor hun rekening zouden moeten nemen, terughoudend zijn met het verstrekken van risicokapitaal aan het MKB.

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

• Bij deze recent gestarte tijdelijke faciliteit zijn nu 7 kredietvoorstellen van banken van in totaal € 49,4 mln. gefiatteerd. Deze kredieten moeten nog verstrekt worden. De overheid staat voor 50%, dat is € 24,7 mln., garant. Het budget bedraagt € 1,5 miljard tot en met maart 2010. De GO is door de banken goed ontvangen.

Naar boven