nr. 154
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 maart 2009
Op 30 maart jl. heb ik gesproken met vertegenwoordigers van de financiële
sector over beloningen in relatie tot de kredietcrisis. De financiële
sector werd hierbij vertegenwoordigd door bestuurders van banken en verzekeraars;
zowel de door de overheid gesteunde als niet-gesteunde financiële instellingen
waren aanwezig evenals de desbetreffende brancheorganisaties. Bestuurders
uit de pensioensector hebben eveneens aan het overleg deelgenomen.
Aanleiding voor het gesprek was de motie Weekers en de recente maatschappelijke
discussie over de variabele beloningen bij financiële instellingen. In
de motie Weekers werd opgeroepen een «herenakkoord» te sluiten
waarin de sector afspraken maakt over gematigde beloningen aan de top en het
afzien van bonussen door de top gedurende de financiële economische crisis
opdat daarmee het vertrouwen van het publiek herwonnen kan worden.
In mijn brief van 23 maart jl. (kamerstuk 31 371, nr. 151) heb
ik aangegeven dat we nog vaak geconfronteerd worden met het lopende beloningsbeleid
en de excessen uit het verleden hetgeen extra schade toebrengt aan de reputatie
van de sector in een tijd dat juist vertrouwen moet worden gewonnen. Omdat
de eerder gestelde voorwaarden en ingrepen onvoldoende bleken, heb ik in mijn
brief van 23 maart jl. aangekondigd aanvullende maatregelen te treffen.
Hierbij heb ik onder meer aangegeven dat variabele beloningen een nuttige
rol kunnen vervullen in de arbeidsmotivatie van medewerkers. Voorts heb ik
u bericht dat de financiële steun adequaat tot een sobere beloningshouding
dient te leiden, maar wel voorkomen dient te worden dat de door de staat gesteunde
bedrijven onaantrekkelijke plaatsen om te werken worden. In dit verband heb
ik aangekondigd tijdens het overleg met de top van de financiële sector
een zwaar beroep te doen op de bestuurders en brancheorganisaties om een ommekeer
te maken in de te royale (variabele) beloningen die bij hun ondernemingen
veelal worden toegekend. Ik heb daarbij aangegeven dat indien
dit tot onvoldoende resultaat mocht leiden, ik nieuwe initiatieven en maatregelen
zou overwegen.
In het gesprek op 30 maart jl. heeft de sector zich gecommitteerd
aan een duurzaam en gematigd beloningsbeleid. Tijdens het overleg hebben zowel
de sector als ik aangegeven het als een gezamenlijke opgave te zien om het
vertrouwen te winnen. Het akkoord is bijgevoegd.1
De belangrijkste afspraken zijn:
• Allen accepteren de gezamenlijke verantwoordelijkheid de discussie
over variabele beloningen in de financiële sector op realistische en
constructieve wijze te voeren en gezamenlijk zorg te dragen voor een maatschappelijke
gedragen beloningsbeleid en daarmee voor een maatschappelijk gedragen functioneren
van financiële systemen;
• Allen nemen afstand van belonings- en bonussystemen in de financiële
sector die aanzetten tot het nemen van onverantwoordelijke risico’s
gericht op louter korte termijn en aandeelhouderswaarde;
• Allen zien de noodzaak van beloningssystemen in de financiële
sector die duurzamer en gematigder zijn dan wat in het verleden in delen van
de financiële sector praktijk was;
• Tijdens de kredietcrisis zal de salarisstijging aan de top van
het bedrijf niet meer zijn dan bij de rest van het personeel;
• Bij door de overheid gesteunde ondernemingen ziet de Raad van Bestuur
af van variabele beloning over 2009;
• Bij door de overheid gesteunde ondernemingen zal ook bij het overige
senior management in 2009 en tot er een nieuw beloningsbeleid is, de grootst
mogelijke terughoudendheid worden betracht met variabele beloning; en
• Onderdeel van een duurzamer en gematigder beloningsbeleid zal zijn
het maximeren van vertrekvergoedingen van bestuurders op één
jaarsalaris en het vergroten van het belang van lange termijn variabele beloning
ten opzichte van korte termijn variabele beloning.
Ik ben van mening dat de sector de handschoen heeft opgepakt. Zij heeft
zich bewust getoond van de maatschappelijke discussie en op beloningsterrein
maatregelen aangekondigd die leiden tot een duurzaam en gematigd beloningsbeleid
voor de toekomst. Ik ben ervan overtuigd dat dit akkoord, samen met de aanbevelingen
van de commissie Maas en de principes van de toezichthouders DNB en AFM, een
belangrijke bijdrage kan leveren aan een duurzaam en gematigd beloningsbeleid.
De minister van Financiën,
W. J. Bos