nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
Artikel I, onderdeel H, komt te luiden:
H
Artikel 3:29 wordt als volgt gewijzigd:
1. De laatste zin van het tweede lid vervalt.
2. Onder vernummering van het derde tot en met het zevende lid tot
het vierde tot met het achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. Indien een vrouwelijke zelfstandige of een vrouwelijke beroepsbeoefenaar
op arbeidsovereenkomst over eenzelfde periode zowel recht heeft op een uitkering
op grond van paragraaf 1, als op een uitkering op grond van paragraaf 2
van deze afdeling, worden haar, in afwijking van het tweede lid, zowel de
uitkering op grond van zowel paragraaf 1, als de uitkering op grond van
paragraaf 2 uitbetaald, mits de vrouwelijke zelfstandige of de vrouwelijke
beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst niet vrijwillig verzekerd is als
bedoeld in de Tweede Afdeling, Hoofdstuk IV, van de Ziektewet en voor zover:
a. werkzaamheden als vrouwelijke zelfstandige of vrouwelijke beroepsbeoefenaar
op arbeidsovereenkomst worden verricht; en
b. de uitkering op grond van paragraaf 1 en de uitkering op
grond van paragraaf 2 samen niet meer bedragen dan 100% van de
som van de inkomsten uit of in verband met arbeid die de vrouwelijke zelfstandige
of de vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst ontving op de dag
direct voorafgaande aan de dag waarop recht op uitkering op grond van afdeling
2, paragraaf 1, en de uitkering op grond van afdeling 2, paragraaf 2,
ontstaat.
3. In het achtste lid (nieuw) wordt «het derde en vierde lid»
vervangen door: het vierde en vijfde lid.
2
Artikel VI wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «voor de datum van inwerkintreding
van deze wet» ingevoegd: , noch op vrouwelijke beroepsbeoefenaars op
arbeidsovereenkomst aan wie een uitkering op grond van paragraaf 2 is
toegekend voor de datum van inwerkingtreding van deze wet.
2. In het tweede lid wordt «het zwangerschapsverlof»
vervangen door: het recht op uitkering, bedoeld in artikel 3:18, tweede lid.
TOELICHTING
I. Algemeen
Deze nota van wijziging brengt enkele wijzigingen aan in het wetsvoorstel.
Onderdeel 1
Er kan sprake zijn van samenloop van een uitkering op grond van paragraaf 1
van hoofdstuk 3 van de Wet arbeid en zorg met een uitkering op grond van paragraaf 2
van dat hoofdstuk, indien betrokkene als zelfstandige en als werknemer werkzaamheden
verricht. In artikel 3:29, derde lid, van de Wet arbeid en zorg, zoals voorgesteld
in het wetsvoorstel, is in die situatie de uitkering voor de vrouwelijke zelfstandige
niet hoger dan 100% van de som van de inkomsten uit of in verband met
arbeid.
Bij het opstellen van de Wet arbeid en zorg is de keuze gemaakt om samenloop
van de vrijwillige verzekering op grond van de Ziektewet (ZW) met een uitkering
op grond van de Wet arbeid en zorg volledig toe te staan. Gelet op het in
het wetsvoorstel voorgestelde artikel 3:29, derde lid, is het ongewenst om
voor vrijwillig verzekerden op grond van de ZW een uitzondering op het tweede
lid van dat artikel te laten bestaan en is het vervallen van de laatste zin
van artikel 3:29, tweede lid, van de Wet arbeid en zorg gewenst. Door het
vervallen van die zin kan aan iemand die tegelijkertijd recht op uitkering
op grond van de vrijwillige verzekering op grond van de ZW heeft als recht
op uitkering op grond van paragraaf 2 van de Wet arbeid en zorg, de laatstgenoemde
uitkering slechts worden uitbetaald voor zover die uitkering de uitkering
uit hoofde van de vrijwillige verzekering overstijgt.
In artikel 3:29, derde lid, aanhef en onderdeel a, wordt aan «beroepsbeoefenaar
op arbeidsovereenkomst» telkens het woord «vrouwelijke»
toegevoegd. Dit betreft een redactionele wijziging die samenhangt met de aard
van de uitkering en waarmee wordt aangesloten bij de redactie van de artikelen
3:18 en 3:22 (nieuw) van de Wet arbeid en zorg. Verder wordt aan artikel 3:29,
derde lid, onderdeel b, van de Wet arbeid zorg de zinsnede «of de vrouwelijke
beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst» toegevoegd. Hiermee wordt
een redactionele omissie in het wetsvoorstel gecorrigeerd.
Onderdeel H blijft voor het overige ongewijzigd.
In verband met de in het wetsvoorstel voorgestelde vernummering van artikel
3:29, dient het achtste lid (nieuw) van dat artikel redactioneel te worden
gewijzigd.
Onderdeel 2
Verder wordt de overgangsbepaling (artikel VI) zodanig gewijzigd dat deze
wet geen gevolgen zal hebben voor uitkeringen van vrouwelijke beroepsbeoefenaars
op arbeidsovereenkomst die zijn verstrekt voor de datum van inwerkingtreding
van deze wet. Met betrekking tot deze groep heeft deze wet derhalve eerbiedigende
werking. Zonder deze eerbiedigende werking zou de opbouw van de uitkering
bij samenloop met de vrijwillige verzekering op grond van de ZW of samenloop
met de uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg voor werknemers kunnen
wijzigen. Dit is niet wenselijk vanuit het oogpunt van rechtszekerheid. Daarnaast
zou een niet beoogde wijziging van de hoogte van de uitkering leiden tot onwenselijke
belasting van de uitvoering.
Hierbij wordt opgemerkt dat dit voor vrouwelijke zelfstandigen niet aan
de orde is, aangezien zij eerst na de inwerkingtreding van deze wet recht
kunnen hebben op een uitkering wegens zwangerschap en bevalling.
Tot slot vervangt onderdeel 2, tweede lid, de term «zwangerschapsverlof»
in artikel VI, tweede lid, door de term «zwangerschaps- en bevallingsuitkering»,
aangezien voor zelfstandigen geen recht op verlof bestaat, maar een recht
op zwangerschaps- en bevallingsuitkering.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner