31 366
Wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met een uitkering aan zelfstandigen bij zwangerschap en bevalling en een verruiming van de periode voor deelname aan een vrijwillige verzekering in enkele socialezekerheidswetten (Wet zwangerschaps- en bevallingsuitkering zelfstandigen)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet arbeid en zorg te wijzigen om een uitkering mogelijk te maken voor zelfstandigen bij zwangerschap en bevalling, alsmede enkele socialezekerheidswetten te wijzigen om de periode te verruimen waarin op grond van deze wetten deelname aan een vrijwillige verzekering kan worden verzocht;

Zo is het dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE WET ARBEID EN ZORG

De Wet arbeid en zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift van artikel 1:1 komt te luiden: Algemene begrippen.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma worden de volgende onderdelen toegevoegd:

c. winst uit onderneming: de belastbare winst uit onderneming, bedoeld in paragraaf 3.2.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001, vermeerderd met de ondernemersaftrek, bedoeld in paragraaf 3.2.4 van die wet, en de MKB-winstvrijstelling, bedoeld in paragraaf 3.2.5, van die wet;

d. dienstbetrekking: een dienstbetrekking in de zin van de Ziektewet;

e. aanmerkelijk belang: aanmerkelijk belang, als bedoeld in hoofdstuk 4, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

f. inkomsten uit tegenwoordige arbeid: het gezamenlijke bedrag van:

1°. het belastbaar loon uit tegenwoordige arbeid, bedoeld in afdeling 3.3, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

2°. het belastbaar loon ter zake van het in Nederland verrichten van arbeid, bedoeld in afdeling 7.2, van de Wet inkomstenbelasting 2001;

3°. het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, bedoeld in afdeling 3.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001, behoudens voor zover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001; en

4°. het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden in Nederland, bedoeld in afdeling 7.2, van de Wet inkomstenbelasting 2001, behoudens voor zover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

B

Het opschrift van hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 2, komt te luiden: De zelfstandige en de beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst.

C

Artikel 3:17 komt als volgt te luiden:

Artikel 3:17 Het begrip zelfstandige en beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst

1. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:

a. beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst: de werknemer, bedoeld in artikel 1:1, onderdeel b, die op grond van artikel 6, eerste lid, onderdeel c, van de Ziektewet, geen werknemer in de zin van die wet is;

b. zelfstandige: de persoon, jonger dan 65 jaar, die:

1°. in Nederland woont en die winst uit onderneming geniet, tenzij hij de onderneming niet voor eigen rekening feitelijk drijft;

2°. niet in Nederland woont en die belastbare winst uit onderneming geniet als bedoeld in afdeling 7.2, van de Wet inkomstenbelasting 2001, tenzij hij de onderneming niet voor eigen rekening feitelijk drijft;

3°. anders dan uit dienstbetrekking inkomsten uit tegenwoordige arbeid geniet;

4°. anders dan in dienstbetrekking arbeid verricht ten behoeve van een lichaam waarin hij een aanmerkelijk belang heeft;

5°. directeur-grootaandeelhouder is en het werk tot stand brengt uitsluitend voor rekening en risico van de onderneming van de rechtspersoon waarvan hij directeur-grootaandeelhouder is;

6°. anders dan in dienstbetrekking of als zelfstandige als bedoeld in de onderdelen 1° tot en met 5° meewerkt in de onderneming van een echtgenoot of geregistreerde partner.

2. Door Onze Minister worden, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, regels gesteld omtrent hetgeen onder directeur-grootaandeelhouder als bedoeld in het eerste lid onderdeel 5°, wordt verstaan.

D

Artikel 3:18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden: Recht op uitkering voor de zelfstandige en de beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst.

2. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

3. De volgende leden worden toegevoegd:

2. De vrouwelijke zelfstandige heeft in verband met haar zwangerschap en bevalling recht op uitkering gedurende tenminste zestien weken.

3. Het recht op uitkering in verband met zwangerschap vangt aan zes weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling, zoals aangegeven in een schriftelijke verklaring van een arts of verloskundige, tot en met de dag van de bevalling. Indien de vrouwelijke zelfstandige dat wenst, vangt het recht op uitkering in verband met zwangerschap aan op een later tijdstip, doch uiterlijk vier weken voor de dag na de vermoedelijke datum van bevalling.

4. Het recht op uitkering in verband met bevalling vangt aan op de dag na de bevalling en bedraagt tien aaneengesloten weken vermeerderd met het aantal dagen dat de uitkering in verband met zwangerschap tot en met de vermoedelijke datum van bevalling, dan wel, indien eerder gelegen, tot en met de werkelijke datum van bevalling, minder dan zes weken heeft bedragen.

5. Voor de toepassing van het vierde lid worden dagen waarover de vrouwelijke zelfstandige ziekengeld heeft genoten in de periode dat zij recht heeft op uitkering in verband met zwangerschap maar die uitkering nog niet is ingegaan, aangemerkt als dagen waarover zij uitkering in verband met zwangerschap heeft genoten.

6. Geen recht op uitkering heeft de vreemdeling die niet rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 8, onderdeel a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000.

7. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden afgeweken van het zesde lid ten aanzien van:

a. vreemdelingen die rechtmatig in Nederland arbeid verrichten, dan wel hebben verricht;

b. vreemdelingen die, na rechtmatig verblijf te hebben gehouden in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig in Nederland verblijf hebben als bedoeld in artikel 8, onder g of h, van de Vreemdelingenwet 2000.

8. Zo nodig in afwijking van het zesde en het zevende lid en de daarop berustende bepalingen, bestaat recht op een uitkering voor de persoon voor wie dit recht voortvloeit uit de toepassing van bepalingen van een verdrag of van een besluit van een volkenrechtelijke organisatie en bestaat geen recht op een uitkering voor de persoon op wie op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie de wetgeving van een andere mogendheid van toepassing is.

9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, in afwijking van het zesde lid en van artikel 3:17, eerste lid, uitbreiding dan wel beperking worden gegeven aan de kring van verzekerden.

E

In artikel 3:21 wordt «de beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst» telkens vervangen door: de vrouwelijke zelfstandige of vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst.

F

Artikel 3:22 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt voor «vrouwelijke beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst» ingevoegd: vrouwelijke zelfstandige of de.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na «zwangerschapsverlof» ingevoegd: , respectievelijk het recht op uitkering, bedoeld in artikel 3:18, tweede lid,.

3. In het tweede lid wordt voor «beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst» ingevoegd: vrouwelijke zelfstandige of de vrouwelijke.

G

Aan artikel 3:23 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Zo nodig in afwijking van het tweede lid bedraagt de uitkering in verband met zwangerschap en bevalling 100% van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, indien de vrouwelijke zelfstandige in het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin het recht op uitkering ontstaat als zelfstandige, aan werkzaamheden voor één of meer ondernemingen tenminste het aantal uren heeft besteed dat is vermeld in artikel 3.6, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001.

H

In artikel 3:29 wordt, onder vernummering van het derde tot en met het zevende lid tot het vierde tot met het achtste lid, een lid ingevoegd, luidende:

3. Indien een vrouwelijke zelfstandige of een beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst over eenzelfde periode zowel recht heeft op een uitkering op grond van paragraaf 1, als op een uitkering op grond van paragraaf 2 van deze afdeling, worden haar, in afwijking van het tweede lid, zowel de uitkering op grond van zowel paragraaf 1, als de uitkering op grond van paragraaf 2 uitbetaald, mits de vrouwelijke zelfstandige of de beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst niet vrijwillig verzekerd is als bedoeld in de Tweede Afdeling, Hoofdstuk IV, van de Ziektewet en voor zover:

a. werkzaamheden als vrouwelijke zelfstandige of beroepsbeoefenaar op arbeidsovereenkomst worden verricht; en

b. de uitkering op grond van paragraaf 1 en de uitkering op grond van paragraaf 2 samen niet meer bedragen dan 100% van de som van de inkomsten uit of in verband met arbeid die de vrouwelijke zelfstandige ontving op de dag direct voorafgaande aan de dag waarop recht op uitkering op grond van afdeling 2, paragraaf 1, en de uitkering op grond van afdeling 2, paragraaf 2, ontstaat.

ARTIKEL II WIJZIGING VAN DE WET WERK EN INKOMEN NAAR ARBEIDSVERMOGEN

In artikel 19, eerste lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt «vier weken» telkens vervangen door: dertien weken.

ARTIKEL III WIJZIGING VAN DE WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING

Artikel 83 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt «vier weken» vervangen door: dertien weken.

2. In het tweede lid wordt «vier weken na de dagtekening» vervangen door: dertien weken na de dagtekening.

ARTIKEL IV WIJZIGING VAN DE WERKLOOSHEIDSWET

In artikel 54, tweede lid, van de Werkloosheidswet wordt «vier weken» telkens vervangen door dertien weken.

ARTIKEL V WIJZIGING VAN DE ZIEKTEWET

In artikel 66 van de Ziektewet wordt in het eerste lid «vier weken» telkens vervangen door: dertien weken en wordt in het tweede lid «vier weken na de dagtekening» vervangen door: dertien weken na de dagtekening.

ARTIKEL VI OVERGANGSBEPALING

1. De bepalingen van deze wet zoals deze luiden na de inwerkingtreding van deze wet zijn niet van toepassing op vrouwelijke zelfstandigen wier bevalling heeft plaatsgevonden voor de datum van inwerkingtreding van deze wet.

2. De verplichting, bedoeld in artikel 3:22, van de Wet arbeid en zorg, om, indien de vrouwelijke zelfstandige voor een uitkering in verband met zwangerschap en bevalling in aanmerking wenst te komen, uiterlijk twee weken voor de datum van ingang van het zwangerschapsverlof een aanvraag in te dienen geldt niet voor de vrouwelijke zelfstandige wier bevalling binnen tien weken na inwerkingtreding van deze wet plaatsvindt. De vrouwelijke zelfstandige, bedoeld in de vorige zin, kan een aanvraag voor een uitkering voor de periode van zwangerschap en bevalling uiterlijk vier weken na de datum van bevalling indienen.

ARTIKEL VII EVALUATIE

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL VIII INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL IX CITEERTITEL

Deze wet wordt aangehaald als: Wet zwangerschaps- en bevallingsuitkering zelfstandigen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Naar boven