nr. 26
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID VAN DER HAM TER VERVANGING
VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 24
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel 2.62, tweede lid, wordt «Een instelling» vervangen
door: Een regionale instelling.
II
De aanhef van afdeling 2.6.5 komt te luiden: BEKOSTIGING LOKALE EN REGIONALE
PUBLIEKE MEDIADIENSTEN.
III
Na artikel 2.172 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.172a
1. Het College van Burgemeester en Wethouders zorgt voor de bekostiging
van het functioneren van één lokale publieke media-instelling
in de gemeente door vergoeding van de kosten die rechtstreeks verband houden
met het verzorgen van de lokale publieke omroepdienst.
2. Het College van Burgemeester en Wethouders kent aan de lokale
publieke media-instelling een bijdrage toe gelijk aan het aantal woonruimten
in de gemeente waarop de lokale publieke media-instelling zich richt, vermenigvuldigd
met het normbedrag per woonruimte. Dit bedrag bedraagt in 2007 € 1,12.
3. Het College van Burgemeester en Wethouders stelt het normbedrag
en aantal woonruimten jaarlijks bij op basis van de gegevens in de circulaires
gemeentefonds van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie
en van Financiën over het nominale accres en de woonruimteontwikkeling
per gemeente in het jaar van bekostiging.
4. Het College van Burgemeester en Wethouders kan een hoger normbedrag
per woonruimte hanteren.
5. Onze Minister zendt telkens na drie jaar aan de Staten-Generaal
eenverslag over de doeltreffendheid en de effecten van het bepaalde
in dit artikel in de praktijk.
Toelichting
Dit amendement beoogt dat de bekostiging van publieke lokale media instellingen
geschiedt volgens een vaste norm van een lokale publieke media-instelling
door het College van Burgemeester en Wethouders en zo de ontoereikende doorgifte
van de door het rijk aan de gemeenten ten behoeve van lokale publieke media-instellingen
ter beschikking gestelde middelen te voorkomen, alsmede de (journalistieke)
onafhankelijkheid van de lokale publieke media-instellingen te waarborgen.
Hoewel sommige gemeenten het gehele bedrag (en soms meer) doorgeven aan
de lokale publieke media-instellingen, blijkt uit een inventarisatie van de
OLON, dat tweederde van de lokale publieke media-instellingen minder ontvangen
dan waar ze op grond van het inwoneraantal van hun gemeenten op zouden mogen
rekenen (i.c. het bedrag dat hun gemeente ten behoeve van dit doel ontvangt).
In sommige gevallen worden zelfs helemaal geen middelen door de gemeente verstrekt.
Daarbij komt dat ook indien wel een subsidie wordt verstrekt, deze dikwijls
jaarlijks moet worden bevestigd, hetgeen niet ten goede komt aan de kwaliteit
en de continuïteit van de programma’s, en al evenmin aan de programmatische
onafhankelijkheid van de omroep. In veel gemeenten waar minder dan de ontvangen
middelen worden doorgegeven, kan de lokale publieke media-instelling onvoldoende
uitdrukking en vorm geven aan de brede informatiefunctie die zij geacht wordt
uit te oefenen en die door veel luisteraars ook hogelijk wordt gewaardeerd.
Van der Ham