31 356
Vaststelling van een nieuwe Mediawet (Mediawet 20..)

nr. 26
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID VAN DER HAM TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 24

Ontvangen 1 juli 2008

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel 2.62, tweede lid, wordt «Een instelling» vervangen door: Een regionale instelling.

II

De aanhef van afdeling 2.6.5 komt te luiden: BEKOSTIGING LOKALE EN REGIONALE PUBLIEKE MEDIADIENSTEN.

III

Na artikel 2.172 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.172a

1. Het College van Burgemeester en Wethouders zorgt voor de bekostiging van het functioneren van één lokale publieke media-instelling in de gemeente door vergoeding van de kosten die rechtstreeks verband houden met het verzorgen van de lokale publieke omroepdienst.

2. Het College van Burgemeester en Wethouders kent aan de lokale publieke media-instelling een bijdrage toe gelijk aan het aantal woonruimten in de gemeente waarop de lokale publieke media-instelling zich richt, vermenigvuldigd met het normbedrag per woonruimte. Dit bedrag bedraagt in 2007 € 1,12.

3. Het College van Burgemeester en Wethouders stelt het normbedrag en aantal woonruimten jaarlijks bij op basis van de gegevens in de circulaires gemeentefonds van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie en van Financiën over het nominale accres en de woonruimteontwikkeling per gemeente in het jaar van bekostiging.

4. Het College van Burgemeester en Wethouders kan een hoger normbedrag per woonruimte hanteren.

5. Onze Minister zendt telkens na drie jaar aan de Staten-Generaal eenverslag over de doeltreffendheid en de effecten van het bepaalde in dit artikel in de praktijk.

Toelichting

Dit amendement beoogt dat de bekostiging van publieke lokale media instellingen geschiedt volgens een vaste norm van een lokale publieke media-instelling door het College van Burgemeester en Wethouders en zo de ontoereikende doorgifte van de door het rijk aan de gemeenten ten behoeve van lokale publieke media-instellingen ter beschikking gestelde middelen te voorkomen, alsmede de (journalistieke) onafhankelijkheid van de lokale publieke media-instellingen te waarborgen.

Hoewel sommige gemeenten het gehele bedrag (en soms meer) doorgeven aan de lokale publieke media-instellingen, blijkt uit een inventarisatie van de OLON, dat tweederde van de lokale publieke media-instellingen minder ontvangen dan waar ze op grond van het inwoneraantal van hun gemeenten op zouden mogen rekenen (i.c. het bedrag dat hun gemeente ten behoeve van dit doel ontvangt). In sommige gevallen worden zelfs helemaal geen middelen door de gemeente verstrekt. Daarbij komt dat ook indien wel een subsidie wordt verstrekt, deze dikwijls jaarlijks moet worden bevestigd, hetgeen niet ten goede komt aan de kwaliteit en de continuïteit van de programma’s, en al evenmin aan de programmatische onafhankelijkheid van de omroep. In veel gemeenten waar minder dan de ontvangen middelen worden doorgegeven, kan de lokale publieke media-instelling onvoldoende uitdrukking en vorm geven aan de brede informatiefunctie die zij geacht wordt uit te oefenen en die door veel luisteraars ook hogelijk wordt gewaardeerd.

Van der Ham

Naar boven