31 356
Vaststelling van een nieuwe Mediawet (Mediawet 20..)

nr. 24
AMENDEMENT VAN HET LID VAN DER HAM

Ontvangen 25 juni 2008

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel 2.62 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt de zinsnede «dan wel de gemeenteraad heeft».

2. In het tweede lid wordt «Een instelling» vervangen door: Een regionale instelling.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Een lokale instelling wordt alleen aangewezen als de gemeenteraad zich bereid verklaart voor de bekostiging ervan zorg te dragen.

II

De aanhef van afdeling 2.6.5 komt te luiden: BEKOSTIGING LOKALE EN REGIONALE PUBLIEKE MEDIADIENSTEN.

III

Na artikel 2.172 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2.172a

1. De gemeenteraad zorgt voor de bekostiging van het functioneren van ten minste één lokale publieke media-instelling in de gemeente door vergoeding van de kosten die rechtstreeks verband houden met het verzorgen van de lokale publieke omroepdienst.

2. De gemeenteraad kent aan de lokale publieke media-instelling een bijdrage toe gelijk aan het aantal wooneenheden in de gemeente of gemeenten waarop de lokale publieke media-instelling zich richt, vermenigvuldigd met het normbedrag per wooneenheid. Dit bedrag bedraagt in 2007 € 1,07.

3. Het gemeentebestuur stelt het normbedrag en aantal woonruimten jaarlijks bij op basis van de gegevens in de circulaires gemeentefonds van de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie en van Financiën over het nominale accres en de woonruimteontwikkeling per gemeente in het jaar van bekostiging.

4. De gemeenteraad kan een hoger normbedrag per wooneenheid hanteren.

5. Onze Minister zendt telkens na drie jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het bepaalde in dit artikel in de praktijk.

Toelichting

Dit amendement beoogt dat de bekostiging van publieke lokale media instellingen geschiedt volgens een vaste norm van een lokale publieke media-instelling door de gemeenteraad en zo de ontoereikende doorgifte van de door het rijk aan de gemeenten ten behoeve van lokale publieke media-instellingen ter beschikking gestelde middelen te voorkomen, alsmede de (journalistieke) onafhankelijkheid van de lokale publieke media-instellingen te waarborgen.

Hoewel sommige gemeenten het gehele bedrag (en soms meer) doorgeven aan de lokale publieke media-instellingen, blijkt uit een inventarisatie van de OLON, dat tweederde van de lokale publieke media-instellingen minder ontvangen dan waar ze op grond van het inwoneraantal van hun gemeenten op zouden mogen rekenen (i.c. het bedrag dat hun gemeente ten behoeve van dit doel ontvangt). In sommige gevallen worden zelfs helemaal geen middelen door de gemeente verstrekt. Daarbij komt dat ook indien wel een subsidie wordt verstrekt, deze dikwijls jaarlijks moet worden bevestigd, hetgeen niet ten goede komt aan de kwaliteit en de continuïteit van de programma’s, en al evenmin aan de programmatische onafhankelijkheid van de omroep. In veel gemeenten waar minder dan de ontvangen middelen worden doorgegeven, kan de lokale publieke media-instelling onvoldoende uitdrukking en vorm geven aan de brede informatiefunctie die zij geacht wordt uit te oefenen en die door veel luisteraars ook hogelijk wordt gewaardeerd.

Van der Ham

Naar boven