nr. 2
VOORSTEL VAN RIJKSWET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut ! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 10 april 2003 te
San José totstandgekomen Verdrag inzake samenwerking bij de bestrijding
van sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen over zee en
door de lucht in het Caribisch gebied ingevolge artikel 91, eerste lid, van
de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft, alvorens het Koninkrijk
daaraan kan worden gebonden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met
gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het
Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk
Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
Het op 10 april 2003 te San José totstandgekomen Verdrag inzake
samenwerking bij de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen en
psychotrope stoffen over zee en door de lucht in het Caribisch gebied, waarvan
de tekst is geplaatst in Tractatenblad 2003, 82 en de vertaling in het Nederlands
in Tractatenblad 2004, 54, wordt goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk.
Artikel 2
De strafwetten van de landen van het Koninkrijk zijn toepasselijk op ieder
die zich in het Caribisch gebied zoals omschreven in artikel 1, onderdeel
j en artikel 39 van het in artikel 1 genoemde Verdrag buiten de Nederlandse
Antillen onderscheidenlijk Aruba schuldig maakt aan een van de feiten die
de landen overeenkomstig artikel 3, eerste lid, van het op 20 december
1988 te Wenen tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake de
sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (Trb. 1990, 94) in hun strafwet hebben strafbaar gesteld, wanneer:
a. het strafbare feit wordt begaan in de aansluitende zone van het
Koninkrijk der Nederlanden in het Caribisch gebied;
b. het strafbare feit wordt begaan aan boord van een vaartuig zonder nationaliteit of een daarmee gelijk gesteld vaartuig uit hoofde van
het internationale recht, dat zich zeewaarts van de territoriale zee van enige
staat bevindt;
c. het strafbare feit wordt begaan aan boord van een vaartuig dat
de vlag voert van, of de registratiekenmerken of enige andere indicatie van
de nationaliteit vertoont van een andere staat die partij is bij het in artikel
1 genoemde Verdrag en dat zich zeewaarts van de territoriale zee van enige
staat bevindt.
Artikel 3
Deze rijkswet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze zal worden geplaatst in het Staatsblad, in
het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen en in het Afkondigingsblad
van Aruba en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie
zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Defensie,
De Minister van Buitenlandse Zaken,
De Minister van Justitie,