nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
Algemeen
Op 1 januari 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning in werking
getreden. De gemeenten zijn op dit moment verantwoordelijk geworden voor de
huishoudelijke zorg. Dit zou Europees moeten worden aanbesteed.
Vanaf het begin heeft de SP geprobeerd het verplichte aanbesteden uit
de wet te schrappen. Het principe van de markt, zoveel mogelijk zorg tegen
een zo laag mogelijk prijs, werkt niet in de zorg. In de zorg gaat het om
mensen, mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben. Dat laat zich niet
vertalen in producten. Concurrentie en marktwerking gaan al snel ten koste
van kwaliteit, scholing en arbeidsomstandigheden van het personeel. Dat bleek
met de invoering van de marktwerking in de negentiger jaren in de thuiszorg
en is om deze reden weer teruggedraaid. Dat blijkt ook uit de invoering van
de Wet maatschappelijke ondersteuning. De aanbesteding leidde ertoe dat er
vooral concurrentie plaats vindt om de prijs. In plaats van dat het aanbesteden
leidt tot een afgewogen prijs-kwaliteitverhouding leidt het aanbesteden nogal
eens tot tariefafspraken beneden de kostprijs. Thuiszorginstellingen bezuinigingen
op het personeel, vooraf om een goede concurrentiepositie te verwerven en
achteraf omdat het voor de afgesproken prijs niet mogelijk is dezelfde kwaliteit
te leveren. Met als gevolg hogere werkdruk, verslechtering van de arbeidsvoorwaarden,
minder loon, demotie en ontslag. Behalve ontslag van indirect personeel staan
er veel banen op de tocht van thuiszorgmedewerkers doordat instellingen buiten
de aanbestedingen vallen. Daarnaast worden duizenden banen omgezet naar minder
gekwalificeerde arbeid (alphahulpen). Dit laatste mede vanwege de indicatiestelling
die zo uitpakt dat er minder professionele zorg wordt ingezet, alphazorg wordt
ingezet waar dat niet verantwoord is en waarbij mensen hun vertrouwde hulp
kwijt raken. De onzekerheid, angst en depressiviteit onder de mensen die zorg
nodig hebben neemt hierdoor toe. Mensen krijgen lang niet altijd meer de zorg
die zij nodig hebben.
Uit het onderzoek van Research voor Beleid in maart 2007 naar aanbestedingen
bleek dat de gemiddelde prijs die de geïnterviewde gemeenten betalen
voor de huishoudelijke zorg lager ligt dat het (maximale) CTG tarief
voor 2006.1 In een rapport van Prismant werd vastgesteld
dat de afgesproken tarieven in 2007 volgens de meeste thuiszorginstellingen
niet kostendekkend waren.2 Research en Beleid
concludeerde ook dat de aanbesteding veel tijd en inzet had gevraagd van de
betrokken partijen. Tweederde van de gemeenten heeft voor de aanbesteding
externe ondersteuning ingehuurd. In een op de vijf gemeenten is door een zorgaanbieder
een kort geding aangespannen tegen de gunning.
De staatsecretaris van Volksgezondheid Welzijn en Sport heeft inmiddels
een onderzoek laten uitvoeren om onvoorziene/ongewenste effecten in de toekomst
te voorkomen en om aanbieders en gemeenten tot een meer sociaal overwogen
inkoop te stimuleren.3 De gemeenten zouden duidelijker
politieke keuzes moeten maken en meer moeten sturen op sociaal beleid. Voorkomen
moet worden dat contracten tot stand komen waarin met prijzen wordt gewerkt
die onder de kostprijs liggen. Ook afspraken over goed werkgeverschap zouden
in de contracten moeten staan. Zoveel mogelijk mensen zouden voor de zorg
behouden moeten blijven. Medewerkers in de zorg moeten op basis van vrijwilligheid
kunnen kiezen voor een arbeidscontract en dus niet gedwongen moeten worden
een alphahulpcontract te sluiten. Dat laatste past niet bij goed werkgeverschap.
Het is mooi dat gemeenten hierop dringend worden gewezen maar het is een illusie
te denken dat dan ook in de ruim 400 gemeenten ook zo wordt uitgevoerd. Zeker
gezien de complexheid van de procedures en onvoorziene omstandigheden zoals
arbeidssubstitutie.
Artikelsgewijs
Artikel I
Dit artikel wijzigt artikel 10 van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
Het college van burgemeester en wethouders dient de kwaliteit en de continuïteit
van maatschappelijke ondersteuning te garanderen. Zowel in de gevallen dat
het college de maatschappelijke ondersteuning zelf verricht als in de gevallen
dat de maatschappelijke ondersteuning door derden wordt verricht. Bij kwaliteit
kan bijvoorbeeld betekenen dat kostenreductie door aanbestedingen niet ten
koste gaat van het niveau van maatschappelijke ondersteuning. Bij continuïteit
kan bijvoorbeeld gedacht worden aan behoud van ervaren krachten met wie de
ondersteunden vertrouwd zijn.
Verder regelt dit artikel dat de keuze tussen het uit- en aanbesteden
van maatschappelijke ondersteuning of het zelf verrichten van maatschappelijke
ondersteuning voortaan aan het college van burgemeester en wethouders zelf
is. Het artikel regelt namelijk dat het college van burgemeester en wethouders
niet meer verplicht om maatschappelijke ondersteuning zoveel morgelijk door
derden te laten verrichten.
Ook is de verplichting van het college van burgemeester en wethouders
om zaken die in het kader van het verlenen van maatschappelijke ondersteuning
aan een persoon in eigendom wordt overgedragen of in bruikleen wordt gegeven
bij voorkeur van derden te betrekken komen te vervallen.
Artikel II
Dit artikel regelt dat het college van burgemeester en wethouders kan
afwijken van Europese en nationale aanbestedingsregelgeving.
Kant
XNoot
1Research voor Beleid. Aanbesteding Hulp bij het Huishouden, 29 maart
2007.
XNoot
2Prismant. Wmo en de arbeidsmarkt van de thuiszorg. Rapportage 1e t/m 4e
meting, januari 2007.
XNoot
3Staatssecretaris Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Tweede voortgangsrapportage,
26 september 2007.