nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 maart 2008
In aansluiting op mijn mondelinge toezegging bij het AO Ecofin van donderdag
28 februari (21 501-07/22 112, nr. 601) informeer ik u
hierbij over de laatste stand van zaken in de internationale discussie over
Staatsinvesteringsfondsen (SWFs).
Ik zal eerst de werkzaamheden bij het IMF toelichten, daarna beschrijf
ik de agenda van de OESO en ten slotte bericht ik u over de mededeling van
de Europese Commissie en de Conclusies op de Europese Raad.
IMF
In oktober 2007 heb ik bij de Jaarvergadering van het IMF erop aangedrongen
dat het fonds zich meer gaat bezighouden met staatsinvesteringsfondsen. In
het verleden hebben het IMF en de Wereldbank olie-exporterende landen veelal
aangeraden off-shore SWFs te beginnen om Dutch
Disease (kortweg de negatieve effecten voor overige exportsectoren van door
grondstofexport veroorzaakte wisselkoersappreciatie) tegen te gaan. Omdat
grondstoffenprijzen volatiel zijn draagt een SWF voor deze landen ook bij
aan een stabiliserend begrotingsbeleid. Bovendien zet het de eindige opbrengsten
van een eindige voorraad grondstoffen om in een rendement voor de langere
termijn, dat nog voortduurt als de voorraad is uitgeput. Vanwege de forse
groei en de opkomst van nieuwe spelers is het IMF tijdens de Jaarvergadering
in oktober 2007 gevraagd een dialoog op te starten met SWF-landen, om te komen
tot een «set of best practices». Op 17 november jl. heeft
hiertoe in een constructieve setting een ronde tafel bijeenkomst plaatsgevonden.
Op de voorjaarsvergadering van 12 en 13 april 2008 zal een voortgangsrapportage
worden besproken. De IMF Work Agenda die deze
week in de bestuursvergadering van het IMF wordt besproken gaat uit van een
eerste concept van deze set of best practices
ten tijde van de Jaarvergadering in oktober 2008. Het is de inzet van Nederland
en de EU dat deze best practices uiteindelijk
de basis zullen zijn van een vrijwillige code of conduct. De eerste tekenen
zijn voorzichtig positief: het grootste fonds Abu Dhabi is bijvoorbeeld intensief
betrokken bij het proces, en ook de Chinese Minister van Buitenlandse
Zaken heeft aangegeven te willen meewerken.
OESO
Bij de OESO bestaat sinds 2006, onder de paraplu van het investment committee, het project «Freedom of investment, National
Security and Strategic Industries». De deelnemers brengen in kaart welke
wetgeving OESO-landen hebben op het terrein van investeringen. Transparantie,
liberalisering en non-discriminatie staan hierbij voorop en er is een consensus
dat de enige uitzondering die gemaakt kan worden op een open investeringsbeleid
de bescherming van nationale veiligheidsbelangen is. In de discussies wordt
gekeken naar nieuwe beleidsontwikkelingen. Vorig jaar is in dit comité
ook gesproken over SWFs. Er wordt gestreefd naar een set of best practices
(voor ontvangende landen) die halverwege 2009 gereed zal moeten zijn. Deze
best practices richten zich hierbij vooral op de principes van proportionaliteit,
voorspelbaarheid, transparantie en accountability.
Europese Commissie
Op 27 februari heeft de Europese Commissie, daags voor de Europese
Raad, een mededeling uitgevaardigd over Staatsfondsen (bijgevoegd)1. De Commissie pleit hiervoor een multilaterale benadering.
Op de Ecofin van 4 maart jl. is deze mededeling besproken. Ik heb daar
mijn steun uitgesproken voor deze benadering. Ik vind het belangrijk om via
het IMF en de OECD te werken aan de vragen die mondiaal leven. De EC wil hier
een gecoördineerde input voor leveren. Hierbij heb ik wel aangegeven
dat ik één van de principes die de Commissie wilde vastleggen
voorbarig vond, namelijk het principe dat slechts gebruik zou worden gemaakt
van bestaande instrumenten. Dit zou de ruimte verkleinen om zelf na te denken
over een toets zoals in het VK bestaat voor concentraties met een «publiek
belang», en ik wilde ook eerst met u hierover van gedachten wisselen.
Ik heb wel aangegeven dat het uiteraard belangrijk is dat het EG-verdrag strikt
wordt nageleefd. Mede naar aanleiding van de Nederlandse inbreng zijn de raadsconclusies
van de Europese Raad van Regeringsleiders als zodanig aangepast (nummer 36,
bijgevoegd)1. Deze spreken nu van het gebruik, indien nodig, van
nationale en internationale instrumenten (zoals bijvoorbeeld de verklaring
van geen bezwaar).
De minister van Financiën,
W. J. Bos