31 349
Evaluatie van de Mijnbouwwet

nr. 4
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 september 2008

In het AO over de evaluatie van de mijnbouwwet (Kamerstuk 31 349, nr. 3) heb ik u toegezegd om u een reactie toe te zenden met betrekking tot de zienswijze die de heer Houtenbos in het kader van het rondetafelgesprek van 16 april 2008 aan u heeft voorgelegd over bodemdaling en de gevolgen daarvan.

De heer Houtenbos stelt hierin een aantal zaken aan de orde waarop ik puntsgewijs een reactie geef.

• De heer Houtenbos stelt dat de risico’s en gevolgen van bodemdaling te licht worden ingeschat.

Risico’s en gevolgen van bodemdaling worden expliciet geadresseerd in het winningsplan, dat vergunninghouders verplicht zijn om op te stellen alvorens zij tot het winnen kunnen overgaan.

Het winningsplan is publiek en wordt ter inzage gelegd en na goedkeuring door de minister van EZ op een overheidswebsite geplaatst.

• De heer Houtenbos stelt dat de berekeningen van Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) van de bodemdaling vooral leunen op het conceptuele bodemdalingsmodel en te weinig op onafhankelijke geodetische metingen.

De berekeningen worden niet gemaakt door SodM, maar door de mijnbouwondernemingen. SodM geeft wel richtlijnen aan de mijnbouwondernemingen hoe bodemdaling door delfstofwinning berekend kan worden.

De Technische commissie bodembeweging (Tcbb) onderzoekt momenteel hoe de richtlijnen van SodM zich verhouden tot de berekeningsmethode van de heer Houtenbos en zal hierover in het najaar advies uit brengen.

• De heer Houtenbos stelt dat verweer over onterechte afwikkeling van schade op de burger lastig is door ontoegankelijkheid van gegevens en de afhankelijkheid van naar zijn zeggen niet «objectieve» deskundigen.

De burger wordt tegen het misbruik van meerkennis beschermd door de Mijnbouwwet. Op grond van de Mijnbouwwet kan men zich wenden tot een onafhankelijk commissie (Tcbb). Dit betekent dat een ieder die meent schade te ondervinden van delfstofwinning te rade kan gaan bij de Tcbb.

Tevens wordt de meest relevante informatie over bodemdaling openbaar gemaakt op de website www.nlog.nl (winningsplannen en meetregisters van bodemdalingsmetingen).

Tot slot doet de heer Houtenbos een aantal aanbevelingen, die zijns inziens het vertrouwen bij lokale partijen kunnen versterken.

Een aantal van deze aanbevelingen zijn reeds hierboven geadresseerd. Mijn reactie op de overige aanbevelingen zijn hieronder weergegeven.

• De heer Houtenbos beveelt aan de geodetische deskundigheid bij Staatstoezicht op de Mijnen en de Tcbb te versterken.

Zowel SodM als de Tcbb bezien van tijd tot tijd hun kennispositie in relatie tot hun taak. Als er aanleiding is om de geodetische deskundigheid te versterken, dan zal daar zeker gevolg aan worden gegeven. Vooralsnog is die aanleiding er niet.

• De heer Houtenbos beveelt aan om tot een omkering van de bewijslast te komen.

Omkering van de bewijslast is uitvoerig aan de orde geweest bij de parlementaire behandeling van de Mijnbouwwet. Het parlement oordeelde, dat deze omkering niet nodig is, omdat de belangen van de burger voldoende zijn veiliggesteld door introductie van risicoaansprakelijkheid (wijziging burgerlijk wetboek, specifiek voor de mijnbouw) en introductie van de Tcbb.

• De heer Houtenbos beveelt aan om tot een sterker van het mijnbouwbelang onafhankelijke samenstelling van de Tcbb te komen.

Er zijn mij geen gevallen bekend, die mij aanleiding geven om te twijfelen aan de objectiviteit en onafhankelijkheid van de in 2000 ingestelde Tccb.

• Tenslotte beveelt de heer Houtenbos aan om een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar de historische trefzekerheid van bodemdalingsvoorspellingen.

Het doel van deze aanbeveling is mij niet duidelijk. Een onderzoek naar de historische trefzekerheid van bodemdalingsvoorspellingen heeft geen waarde voor de toekomst. Immers, als zou blijken dat voorspellingen in het verleden niet erg trefzeker waren, dan wil dat niet zeggen dat ze dan ook niet bruikbaar zijn in de toekomst. Andersom, als ze in het verleden wel trefzeker waren, dan wil dat nog niet zeggen dat ze dat in de toekomst ook zijn. Aan voorspellingen kleven nu eenmaal onzekerheden. Ze moeten telkens worden vergeleken met de metingen.

In de loop der jaren hebben de delfstofproducenten in Nederland een unieke kennis opgebouwd over de gevolgen van delfstofwinning op de daling van de bodem.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven