31 347 Voorstel van wet van het lid Leijten tot wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning ter bevordering van de kwaliteit van de huishoudelijke verzorging en ter invoering van basistarieven voor de huishoudelijke verzorging

C VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT/JEUGD EN GEZIN1

Vastgesteld 29 september 2010

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

1. Inleiding

De leden van de fractie van het CDA hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijzigingen in de Wet maatschappelijk ondersteuning (Wmo). Er spreekt bezorgdheid en grote betrokkenheid uit voor de mensen die huishoudelijke hulp en zorg nodig hebben. Dat is zeker niet ten onrechte; in het verleden is er immers veel misgegaan en ook nu nog doen zich hier en daar uitvoeringsproblemen voor. Wat echter opvalt is dat een grondige onderbouwing en analyse op tal van onderdelen vrijwel ontbreken, of berusten op onderzoeken uit 2008 en 2009. Deze leden hebben dan ook nog een aantal vragen.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de wijzigingsvoorstellen inzake de Wmo en delen de mening van de Raad van State, dat deze wijzigingen ingaan tegen de systematiek en sturingsfilosofie van de Wmo. Zij leveren een ongewenste inperking van de vrijheid van gemeenten op, terwijl die bedoeld zijn als zelfstandig en verantwoordelijk uitvoerder van de Wmo.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van het initiatiefwetsvoorstel inzake de vaststelling van basistarieven voor huishoudelijke verzorging. Deze leden onderschrijven het belang van een goede prijs-kwaliteit verhouding in de huishoudelijke verzorging. Daarover hebben zij nog enkele vragen aan zowel de initiatiefneemster als de regering.

De leden van de SP-fractie zullen dit initiatiefvoorstel van harte ondersteunen. Dit wetsvoorstel beoogt reële basistarieven voor de huishoudelijke verzorging in te stellen. Gemeenten krijgen de plicht om te zorgen voor de continuïteit van de huishoudelijke zorg op een kwalitatief hoog niveau, de zogenaamde zorgplicht. Met het oog op de plenaire behandeling hebben deze leden nog de volgende vragen aan de regering en aan de indienster.

De leden van de ChristenUnie- en SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van dit initiatiefwetsvoorstel. Zij willen het voorstel wegen in het licht van andere ontwikkelingen die reeds in gang zijn gezet om onevenwichtigheden en kwaliteitsverlies bij de uitvoering van de Wmo tegen te gaan. Deze leden hebben een aantal vragen.

2. Algemeen

De leden van de CDA-fractie vragen zich af of de indienster op de hoogte is van het laatste onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), «Op weg met de WMO»?2 Daaruit blijkt dat de klanttevredenheid toeneemt. Van de aanvragers heeft in totaal maar 7% gebruik gemaakt van de klachtenprocedure. Graag een reactie van de indienster.

Is de indienster tevens op de hoogte van de stand van zaken van de WMO-adviesraden? Is de indienster ook van mening dat door de betrokkenheid van cliëntadviesraden, deze een betere sturingspositie innemen dan de rijksoverheid, die zich op veel grotere afstand van de uitvoering bevindt?

Doelmatigheid

De Wmo verlangt van de gemeente dat zij de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning borgt. In die zin zijn er grenzen gesteld aan de doelmatigheid. Kan de indienster aan de leden van de CDA-fractie aangeven hoe het vaststellen van een basistarief inhoudelijk tot stand komt? Wat draagt een basistarief bij aan de doelmatigheid? Komt de doelmatigheid door de basistarieven niet juist in gevaar? Waarom wil de indienster een zorgplicht invoeren; op welke feiten is een dergelijke ingrijpende maatregel gebaseerd?

Noodzaak regelgeving

In de zojuist gepubliceerde evaluatie van de Wmo door het SCP, is de conclusie dat de Wmo werkt, «in de zin dat de meeste gemeenten de wet uitvoeren zoals de wetgever haar heeft bedoeld(...).»3 Overigens is het wel zo dat een en ander op een aantal punten minder goed verloopt. Dit is het geval bij kleine doelgroepen, zoals mensen met een verstandelijke beperking of een chronisch psychische aandoening. Ook zou er meer aandacht voor de mantelzorgers mogen zijn, en bieden gemeenten niet altijd de keuze tussen ondersteuning in natura of een persoonsgebonden budget. De leden van de VVD-fractie menen dat geen van deze punten echter verbeterd worden door de voorliggende wijzigingsvoorstellen van de Wmo. Zij vinden dat het bij de drie voorliggende wetsvoorstellen gaat om overbodige c.q. ongewenste – want te beperkende – regelgeving.

3. Basistarieven: prijs en kwaliteit

De leden van de PvdA-fractie menen dat de competitie op kwaliteit in de huishoudelijke verzorging een goede zaak is. Hoe borgt de initiatiefneemster met de voorliggende wet dat deze competitie op kwaliteit voldoende ruimte krijgt? Hoe kijkt de regering hier tegenaan?

In de memorie van toelichting bij dit voorstel lijkt de initiatiefneemster ervan overtuigd dat bij het stellen van een basistarief ook een goede kwaliteit van zorg is geborgd. Kan zij dit toelichten? Kan de regering aangeven hoe zij aankijkt tegen de relatie tussen het vaststellen van basistarieven en de borging van kwaliteit van zorg?

Kwaliteit van de huishoudelijke zorg hangt samen met het opleidingniveau van de aanbieders van deze zorg. Opleidingsniveau bepaalt vervolgens de inschaling of beloning van een medewerker. De leden van de SP-fractie vragen zich af of er onderzoek bekend is dat het niveau van inschaling van thuiszorgmedewerkers – in het heden en verleden – in kaart heeft gebracht? Is daarbij een trend zichtbaar?

Als in artikel 21a, lid 2a, wordt gevraagd naar de «kostprijzen van de onderscheidenlijke vormen van huishoudelijke verzorging», zouden de leden de ChristenUnie en de SGP-fracties willen weten over welke onderscheiden kostprijzen het dan gaat. Aan welke richtprijzen – vast te stellen door de gemeenteraden – denkt de indienster?

4. Juridische aspecten

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering haar visie te geven op de vraag hoe het vaststellen van de basistarieven zich verhoudt tot Europese regel of Europees beleid met betrekking tot de markt voor huishoudelijke verzorging.

Wettelijke terminologie

In het eerste lid van artikel 21a wordt het begrip «huishoudelijke verzorging» gebruikt. Dit begrip is breder dan het begrip «huishoudelijke hulp». In lid 2a van ditzelfde artikel wordt gesproken over de «onderscheidenlijke vormen van huishoudelijke verzorging». De leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP vragen zich af of «huishoudelijke hulp» onder deze «onderscheidenlijke vormen» valt? Graag willen zij meer terminologische helderheid en vragen toe te lichten in hoeverre deze terminologie in lijn is met die van de Wmo.

Delegatie

De leden van de CDA-fractie vragen zich af waarom de indienster denkt dat het opnemen van een grondslag voor een AMvB – waardoor nadere regels gesteld worden – de werking van de Wmo zal verbeteren? Zij vragen zich tevens af hoe een gemeente dan nog een integrale afweging kan maken?

De leden van de PvdA-fractie steunen het invoeren van het zogenaamde «Zeeuws model», waarbij basistarieven voor de huishoudelijke verzorging bestaan. Deze leden zouden echter graag een nadere toelichting willen krijgen op de wijze waarop die basistarieven tot stand moeten komen en welke nadere regels daarbij gesteld kunnen gaan worden, bijvoorbeeld in termen van arbeidsvoorwaarden?

De leden van de fracties van de ChristenUnie en de SGP vernemen graag waarom er eventueel een AMvB nodig is wanneer gemeenteraden de basistarieven (artikel 21a, eerste lid) vaststellen. Wat is de onderlinge verhouding tussen de regels die (kunnen) worden gesteld op grond van het tweede lid van artikel 21b en het eerste lid van artikel 21a? Zou het ook mogelijk zijn om bij AMvB het Zeeuwse model algemeen verplichtend te maken? Zou dat niet een kortere route hebben opgeleverd naar het doel dat dit wetsvoorstel zich stelt?

5. Tot slot

Bezuinigingen

Wat verwachten de regering en de indienster voor gevolgen voor de gemeenten als er naar verwachting zal worden gekort op het gemeentefonds, zo vragen de leden van de SP-fractie zich af? Zal een verplicht basistarief voor huishoudelijke verzorging tot gevolg hebben dat gemeenten de thuiszorgtaak onvoldoende kunnen uitvoeren?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat met het voorliggende wetsvoorstel er door de wetgever basistarieven worden vastgesteld in een tijd dat majeure bezuinigingen door diezelfde wetgever aan gemeenten zullen worden opgelegd. Kan de regering aangeven hoe redelijk en uitvoerbaar dit wetsvoorstel is? Enerzijds zorgt korting op het Gemeentefonds ervoor dat er minder geld beschikbaar is, anderzijds moet er wel aan de basistarieven worden voldaan? Hoe kijkt de initiatiefneemster tegen deze situatie aan? Graag een reactie van zowel de regering als de initiatiefneemster.

Brief VNG

De leden van de PvdA-fractie vragen een algemene reactie van zowel de indienster als de regering op de bezwaren die de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG) in haar brief d.d. 29 juni 2010 aan de Eerste Kamer heeft geformuleerd, inzake het vaststellen van de basistarieven. Ook zouden deze leden graag horen hoe initiatiefneemster en regering tegen de zorgen van de VNG aankijken, dat gemeenteraden zich teveel met de onderhandelingen met zorgaanbieders zouden gaan bemoeien als zij de tarieven lokaal moeten vaststellen?

De leden van de SP-fractie vragen een reactie van de regering en de indienster van het voorstel op de brief van de VNG waarin een aantal bezwaren met betrekking tot de initiatiefwetsvoorstellen worden geuit.

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport/

Jeugd en Gezin zien de antwoorden van de initiatiefneemster en de regering met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport/Jeugd en Gezin,

Slagter-Roukema

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport/Jeugd en Gezin,

Warmolt de Boer


XNoot
1

Samenstelling:

Werner (CDA), Van den Berg (SGP), Dupuis (VVD) vicevoorzitter, Rosenthal (VVD), Swenker (VVD), Linthorst (PvdA), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA), Biermans (VVD), Putters (PvdA), Slagter-Roukema (SP) voorzitter, Engels (D66), Thissen (GL), Hamel (PvdA), Goyert (CDA), Leunissen (CDA), De Vries-Leggedoor (CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Meurs (PvdA), Ten Horn (SP), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Laurier (GL), Koffeman (PvdD), Yildirim (Fractie-Yildirim), Benedictus (CDA) en Flierman (CDA).

XNoot
2

Evaluatie van het Sociaal en Cultureel Planbureau, «Op weg met de Wmo, Evaluatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2007–2009», Den Haag: 2010.

XNoot
3

Evaluatie van het Sociaal en Cultureel Planbureau, «Op weg met de Wmo, Evaluatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2007–2009», Den Haag: 2010, p. 18.

Naar boven