31 332
Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen

nr. 8
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 mei 2009

Het ministerie van OCW heeft de Onderwijsraad gevraagd om advies uit te brengen over «opbrengstgericht» werken in het primair en voortgezet onderwijs. Dit advies van de Onderwijsraad met de titel «Partners in onderwijsopbrengst»1 vindt u als bijlage. In deze brief geven wij onze beleidsreactie en dat combineren we met het rapport van de Inspectie van het Onderwijs over «sterke scholen»1 in het basisonderwijs. Ook dit rapport vindt u als bijlage.

In het advies geeft de Onderwijsraad concrete aanbevelingen. De belangrijkste daarvan bestaat uit het beeld van de «stimuleringsladder», waarbij partners in de school met elkaar doelen vaststellen en bekijken of en hoe het onderwijs beter kan. Omdat «opbrengstgericht werken» dus een kwestie is van samenwerking tussen partners, hebben we over onze beleidsreactie overleg gevoerd met de PO-raad, de VO-raad, de WEC-raad, de ouderorganisaties (het LOBO, VOO, Ouders&COO en de NKO), de vakbonden (CNV onderwijsbond, CHMF, Aob), de vertegenwoordigers van de leerlingen in het VO (het LAKS) en de vertegenwoordigers van de schoolleiders in het PO (AVS, CNVS). Zij willen samen met ons een bijdrage leveren aan het stimuleren van «opbrengstgericht» werken.

Leeswijzer

In paragraaf 1 bespreken we onze adviesaanvraag in het kader de kwaliteitsagenda’s voor het primair, speciaal en voortgezet onderwijs. In paragraaf 2 bespreken we het begrip «opbrengstgericht werken». In paragraaf 3 bespreken we de uitkomsten van een recente rapport over «sterke basisscholen» van de Inspectie van het Onderwijs. In paragraaf 4 gaan we inhoudelijk in op de aanbevelingen van de Onderwijsraad. Paragraaf 5 bevat een korte slotpassage.

1. «Opbrengstgericht werken»: rode draad in de kwaliteitsagenda’s

Bij «opbrengstgericht werken» is er een sterke nadruk op het verbeteren van basisvaardigheden, met name de taal- en rekenprestaties. Deze basisvaardigheden zijn onmisbaar voor het succes van kinderen in andere vakken op school, in hun verdere schoolloopbaan en in de maatschappij. Het stimuleren van «opbrengstgericht werken» is daarom een rode draad in kwaliteitsagenda’s voor het primair, speciaal en voortgezet onderwijs. Voor het basisonderwijs hebben we er ook een expliciete doelstelling aan verbonden: we streven naar een verbetering in drie jaar tijd van het percentage scholen met voldoende kwaliteitszorg van 40% in schooljaar 2006/07 tot 70% in schooljaar 2009/10. Voor het voortgezet onderwijs wijzen we op beleidsprioriteit 6 van de Kwaliteitsagenda VO: de verbetercultuur.

Omdat het stimuleren van «opbrengstgericht» werken de rode draad is in onze kwaliteitsagenda’s hebben we in december 2008 de Onderwijsraad de volgende kernvraag gesteld: «Hoe kunnen scholen in het primair en voortgezet onderwijs en de overheid ervoor zorgen dat onderwijs meer «opbrengstgericht» wordt?».

2. Wat is eigenlijk «opbrengstgericht werken»?

In deze beleidsreactie gaat het ons om de praktijk op ruim 7500 scholen voor basisonderwijs, 320 scholen voor speciaal basisonderwijs, 323 scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en meer dan 650 scholen voor voortgezet onderwijs en dus over in totaal 2,6 miljoen leerlingen met een zeer diverse achtergrond en zeer uiteenlopende talenten. In deze onderwijssectoren werken ruim 275 000 mensen met hart en ziel aan een betere «opbrengst» van onderwijs.

De Onderwijsraad definieert «opbrengsten» als: «realisering van datgene wat in kerndoelen, standaarden en examenprogramma’s is omschreven, zowel in cognitieve zin als wat betreft de ontwikkeling van sociale vaardigheden.» De Onderwijsraad concentreert zich op de cognitieve vaardigheden en «opbrengsten» in termen van taal en rekenen. Opbrengstgericht werken is: «een kenmerk van een school waarin concrete doelstellingen voor leerlingen op basis van de leerlingenpopulatie worden geformuleerd en waarin alle betrokken partijen er gericht aan werken de gestelde doelen te bereiken.»

We kunnen ons goed vinden in deze werkdefinities. Met hulp van twee geanonimiseerde case-studies uit het advies van de Onderwijsraad illustreren we wat dit in de schoolpraktijk betekent.

Leerlingvolgsysteem op basisschool De Tulp

Basisschool De Tulp heeft bewust gekozen voor een leerlingvolgsysteem. Voor de cognitieve prestaties wordt het leerlingvolgsysteem gebruikt in de groepen 3 t/m 8. Verder neemt de school in groep 7 een entreetoets af en in groep 8 een eindtoets. De sociaal-emotionele ontwikkeling wordt gevolgd met behulp van Viseon (groep 3 t/m 8) en het ontwikkelingsvolgmodel van Memelink voor de kleutergroepen. Van elke leerling wordt een dossier bijgehouden met onder meer de toetsresultaten. De individuele resultaten worden vergeleken met eerdere scores en met landelijke referentiecijfers. Oorzaken van lage scores worden meteen nagegaan.

Good practice uit: advies Onderwijsraad, bron: Oberon, 2008

Volgen van prestaties op VO-school De Kers

Om de prestaties en ontwikkelingen van leerlingen te volgen, werkt De Kers met toetsen uit het volg- en adviessysteem. De mate waarin de toetsen op een vaststaand tijdstip worden afgenomen, verschilt in de onderbouw per vak. In de bovenbouw liggen alle toetsen naar het examen toe vast. Daarnaast werkt de school met een portfolio, waardoor docenten goed zicht hebben op de ontwikkeling van individuele leerlingen. De beste en belangrijkste toets van de huidige kennis en vaardigheden van leerlingen en de voortgang daarin is de observatie door docenten, aldus de schoolleiding en docenten. een betekenisvolle aanvulling, die concrete verbeterpunten zichtbaar kan maken.

Good practice uit: advies Onderwijsraad, bron: Oberon, 2008

3. «Opbrengstgericht werken» werkt!

De «opbrengstgerichtheid» in het funderend onderwijs is volgens de Onderwijsraad zwak ontwikkeld. De raad adviseert een cultuuromslag binnen scholen te stimuleren. De reden hiervoor is dat er in wetenschappelijke kringen consensus bestaat over de positieve effecten die «opbrengstgericht werken» kan hebben op het verbeteren van de basisvaardigheden. In de voortgangsrapportage halverwege 2008 over de kwaliteitsagenda PO hebben we bijvoorbeeld al genoemd dat deskundigen1 aangeven dat scholen die «opbrengstgericht» werken succesvoller zijn dan scholen die gegevens over leerlingen alleen benutten voor verticale en horizontale verantwoording.

Interessant is nu om kort stil te staan bij een nieuw rapport van de Inspectie van het Onderwijs: «De sterke basisschool». Dit rapport vindt u als bijlage bij deze beleidsreactie en op de website van de inspectie, www.onderwijsinspectie.nl. De inspectie stelt in dit rapport vast dat op 7% van de basisscholen de leerlingen in groep 8 in drie opeenvolgende jaren bovengemiddelde scores hebben op de eindtoets voor taal en rekenen. Daarbij wordt rekening gehouden met achtergrondkenmerken van de leerlingenpopulatie. Er is hierdoor sprake van een faire vergelijking tussen scholen.

Wat hebben deze 7% «sterke scholen» gemeen en waarin verschillen ze van de andere basisscholen? Wat is kortom de sleutel tot succes? Deze scholen hebben hun kwaliteitszorg beter op orde. Er is sprake van een betere signalering op basis van gegevens over de ontwikkeling van leerlingen in combinatie met een heldere analyse van de problemen en de benodigde zorg. Kort gezegd: sterke scholen werken opbrengstgericht!

4. Hoe «opbrengstgericht werken» stimuleren?

4.1. Lerende netwerken

De Onderwijsraad adviseert de Minister om scholen te leren hoe ze vastgelegde toetsgegevens uit het leerlingvolgsysteem kunnen gebruiken.

In de kwaliteitsagenda’s voor het funderend onderwijs is «leren van elkaar» een belangrijk thema. Samen met de PO-raad en de WEC-raad stimuleren we bijvoorbeeld het ontstaan van «lerende netwerken» op bijna 2000 basisscholen, waaronder ruim 150 scholen voor speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs. Deze netwerken bestaan vooral uit taal- en rekenverbeterprojecten. In deze projecten worden scholen ondersteund door experts en bekijken ze samen aan de hand van harde data over taal- en rekenprestaties de voortgang van leerlingen. De Onderwijsraad komt in haar advies op deze taalpilots terug en noemt ze als goed voorbeeld. Dat beschouwen we als een steun in de rug voor ons beleid.

Op verzoek van de PO-raad stimuleert OCW ook samenwerking van pabo’s, instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs en basisscholen. Het «projectbureau kwaliteit» van de PO-raad nodigt de lerarenopleidingen uit en op dit moment is er ruimte voor vijf pabo’s. We zullen het ontstaan van «lerende netwerken» verder stimuleren, ook gezien dit advies van de Onderwijsraad.

4.2. De stimuleringsladder: betrokkenheid van partners

De Onderwijsraad introduceert in haar advies een «stimuleringsladder», die beschrijft hoe leerlingen, ouders, docenten, management en bestuur samen de taalen rekenvaardigheden van kinderen kunnen verbeteren. Volgens de Onderwijsraad kan dit op de volgende manieren:

– Leerlingen en ouders denken, ook buiten schooltijd, mee over «opbrengstgericht» werken;

– Docenten werken actief aan collegiale intervisie en aan professionalisering;

– Het schoolbestuur en het management evalueren gegevens cyclisch en maken de uitkomsten bespreekbaar. Met scholen die zorgen voor de «instroom» van leerlingen bespreekt het schoolbestuur het «opbrengstgericht» werken. Op deze manier wordt een «opbrengstgerichte» cultuurverandering ondersteund.

Het ministerie ondersteunt dit idee van de «stimuleringsladder». Wij vinden het belangrijk dat alle belanghebbenden de mogelijkheid krijgen om hun bijdrage te leveren aan goed onderwijs.

Meer betrokkenheid van ouders staat al langere tijd op onze agenda. In 2005 hebben we daarom het Manifest ouderbetrokkenheid in het primair en voortgezet onderwijs ondertekend. Nog deze maand ontvangt u van ons een separate en uitvoerige brief over de stand van zaken rond het stimuleren van ouderbetrokkenheid.

In het convenant LeerKracht van Nederland is afgesproken de professionele ruimte van de leraar wettelijk vast te leggen. Op basis hiervan moeten binnen de school concretere afspraken over «de ruimte» van de leraar worden gemaakt. Dit vergroot de betrokkenheid en inbreng van leraren.

Voorts hebben wij in de kwaliteitsagenda voor het opleiden van leraren de opleidingen gevraagd de vereiste aandacht te geven aan «opbrengstgericht» werken en de beheersing van de basisvaardigheden bij toekomstige leraren.

4.3. Stimuleren van opbrengstgericht leiderschap in PO

Voor het primair onderwijs is er de «Aanpak Opbrengstgericht leiderschap PO», waarbij schoolleiders worden ondersteund en gestimuleerd bij het vormgeven van «opbrengstgericht» werken. Zo start dit jaar de Regeling opbrengstgericht leiderschap (360 basisscholen). Daarnaast richten we ons op het oplossen van het tekort aan schoolleiders en de administratieve lasten, zodat schoolleiders meer tijd kunnen vrijmaken voor onderwijskundig leiderschap.

4.4. Referentieniveaus en goede toetsen

De Onderwijsraad adviseert de minister te zorgen voor goede toetsen die aansluiten bij de nieuwe referentieniveaus voor taal en rekenen. Dit advies nemen we graag over. Heldere tussen- en einddoelen bieden houvast aan leerkrachten en zijn behulpzaam bij het voeren van bijvoorbeeld gesprekken met ouders, collega’s en het management over de resultaten, conform het idee van de stimuleringsladder van de Onderwijsraad.

De referentieniveaus voor taal en rekenen worden 1 augustus 2010 in de regelgeving opgenomen. Scholen bereiden zich daar nu op voor. Het ministerie van OCW inventariseert in hoeverre bestaande toetsen de inhoud van de referentieniveaus meten en hoe deze toetsen geijkt kunnenworden op deze niveaus. Zodat op het moment dat de referentieniveaus ingevoerd zijn, scholen de beschikking hebben over adequate toetsen (zie onze recente brief van 20 februari 2009 DL/2009/102 935).

De Onderwijsraad wijst overigens ook op het gevaar van een te eenzijdige nadruk op toetsen en cijfers: het kind en de professional in de klas moeten centraal blijven staan. Nu de trend ombuigt naar «opbrengstgerichtheid» in het onderwijs beveelt ze de overheid aan erop toe te zien dat de balans niet doorslaat. Zo waarschuwt de Onderwijsraad de overheid om scholen nu niet (financieel) te gaan afrekenen op de «opbrengsten» maar vooral te zorgen dat de resultaten van scholen transparant worden. Met deze waarschuwing zijn we het van harte eens en dit is ook uitgangspunt bij onze invoeringsstrategie van de referentieniveaus in goed overleg met de PO-raad, de VO-raad en de WEC-raad, zoals uitvoering weergegeven in de eerder genoemde brief van 20 februari.

4.5. Goede informatieoverdracht PO-VO en benchmarks

De Onderwijsraad adviseert de Minister verder om te zorgen dat scholen in het funderend onderwijs en het vervolgonderwijs de overdracht van leerlingen verbeteren en dat schoolbesturen geanonimiseerde gegevens over taal- en rekenprestaties van leerlingen onderling kunnen vergelijken (benchmarking).

We geven subsidie voor de invoering van het Elektronisch Leerdossier in het primair en voortgezet onderwijs. Dit leerdossier is bedoeld voor het digitaal overdragen van relevante informatie over leerlingen. De VO-raad is projectleider van het Elektronisch Leerdossier.

En het ministerie van OCW ondersteunt benchmarking op bestuurs- en schoolniveau. Voor het primair onderwijs doen we dit nu samen met de PO-raad via de website «onderwijs in cijfers»(http://oic.cfi.nl) en in het voortgezet onderwijs werkt de VO-raad met onze steun aan «vensters voor verantwoording».

4.6. Informatie over «wat werkt»

De Onderwijsraad adviseert verder om te zorgen voor goede informatie over welke activiteiten aantoonbaar bijdragen aan de verhoging van de taal- en rekenprestaties (best practices). In dit licht wijzen we op het project OnderwijsBewijs: we geven extra geld aan wetenschappelijk onderzoek naar «wat werkt» op het terrein van taal en rekenen. Met hulp van de landelijke pedagogische centra werken we aan de verspreiding van «best practices».

4.7. Aandacht voor toptalent

De Onderwijsraad dringt in het algemeen aan op meer ambitie in het onderwijs. Op sommige scholen hebben leerlingen het gevoel dat cognitief uitblinken niet belangrijk is, aldus de Onderwijsraad.

Het stimuleren van excellentie en «uitblinken» is een belangrijke prioriteit in onze kwaliteitsagenda’s. Alle leerlingen moeten uitgedaagd worden, ook de toptalenten. Om die reden is er voor basisscholen een apart excellentieprogramma. En in het voortgezet onderwijs ondersteunen we bijvoorbeeld een landelijk netwerk van begaafdheidsprofielscholen.

5. Tot slot

We zien de recente rapporten van de Onderwijsraad «partners in onderwijsopbrengst» en van de Inspectie van het Onderwijs «de sterke basisschool» als steun in de rug voor staand beleid in het kader van onze kwaliteitsagenda’s voor het primair, speciaal en voortgezet onderwijs.

Op deze scholen werken ruim 275 000 mensen met hart en ziel aan een betere «opbrengst» van onderwijs: aan betere basisvaardigheden van kinderen. Samen stellen we daarbij het kind dus centraal. Opbrengstgericht werken moet niet verzanden in «afrekenen». Het gaat er juist om met elkaar een goed geïnformeerd en open gesprek te voeren over de ontwikkeling van onze kinderen. Daarbij kunnen ouders, leerkrachten, managers en bestuurders leren van elkaar.

Het stimuleren van «opbrengstgericht werken» heeft daarom de volle aandacht van ons en ook van onze bestuurlijke partners in het onderwijs. Over de voortgang van de kwaliteitsagenda’s houden we u uiteraard verder goed op de hoogte.

De staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S. A. M. Dijksma

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Fullan, M. (2007), Leiderschap in een cultuur van verandering, E&S. Vernooy, K., De schoolleiding en het verbeteren van het lesgeven en leren bij de basisvaardigheden. In: Basisschool Management, 07/2008. Kooijman, H., Gelderblom, G. en Vernooy, K. (2007), Onderwijskundig leiderschap in het primair onderwijs – Naar betere prestaties op de basisvaardigheden., CPS. Marzano, R.J. (2007), Wat werkt op school – Research in actie, Bazalt.

Naar boven