31 332 Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen

Nr. 36 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS EN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 december 2014

Naar aanleiding van de Voortgangsrapportage invoering referentieniveaus taal en rekenen 2014 en vanwege het advies van de Commissie verantwoorde invoering rekentoets (de commissie Steur), heeft uw Kamer ons verzocht om u nog dit jaar te informeren over de stand van zaken met betrekking tot de invoering van de referentieniveaus taal en rekenen.1 Met deze brief gaan we in op dat verzoek.

Het zwaartepunt in de brief betreft rekenen en in specifieke gevallen zullen wij ook op taal ingaan. Wij komen terug op de toezegging die we aan uw Kamer hebben gedaan over de uitvoering van de aanbevelingen van de commissie Bosker. We besteden daarnaast aandacht aan een aantal maatregelen die worden ingezet voor leerlingen in het vmbo-bb, de entreeopleiding en mbo-2, ten aanzien van zowel taal als rekenen, en voor leerlingen met ER.2 Tot slot informeren we uw Kamer over de oplossingen ten aanzien van doorstroom naar en binnen vervolgonderwijs voor leerlingen die een aangepaste toets maken.

Er wordt door scholen en docenten hard gewerkt aan de verbetering van de taal- en rekenvaardigheden van leerlingen in het vo en in het mbo. We constateren dat de betrokkenheid van scholen en docenten groeit. Dat we er nog niet zijn, is bekend. Voordat alle leerlingen de referentieniveaus voor rekenen daadwerkelijk beheersen, zijn er nog stappen te zetten. We hebben daarbij oog voor de zorgen die in de sectoren vo en mbo en uw Kamer bestaan, over de rekentoets en het meetellen van de resultaten op de rekentoets voor diplomering.3

De in de voortgangsrapportage en deze brief genoemde maatregelen vormen een uitgebreid instrumentarium waarmee we samen toewerken naar een structurele situatie waarin de taal- en rekenvaardigheden van leerlingen op niveau zijn, scholen hun taal- en rekenonderwijs op orde hebben en waarin alle leerlingen een toets krijgen die uitdagend is.

Goede beheersing van taal- en rekenvaardigheden is het doel

Voorheen verlieten te veel leerlingen het vo en het mbo met substantieel te weinig bagage op het gebied van taal en rekenen. De noodklok werd hierover destijds door het onderwijsveld geluid. Met een te beperkte beheersing van taal- en rekenvaardigheden lopen leerlingen een groot risico vast te lopen in het vervolgonderwijs, op de steeds sneller veranderende arbeidsmarkt en in de maatschappij. De verbetering van het taal- en rekenonderwijs is daarom terecht een prioriteit in het onderwijsbeleid en de onderwijspraktijk.

Dat heeft ertoe geleid dat er sinds 2007 veel aandacht is voor de invoering van de referentieniveaus taal en rekenen, en in toenemende mate vanaf de inwerkingtreding van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen in 2010. Een succesvolle invoering vraagt om een voortdurende inzet en een blijvend besef van waarom de beheersing van de basisvaardigheden taal en rekenen op het niveau van de referentieniveaus nodig is. Het equipeert leerlingen voor deelname aan vervolgonderwijs, op deelname aan de samenleving en een steeds dynamischer wordende arbeidsmarkt en het vergroot de mate van zelfredzaamheid van jonge mensen in de maatschappij.

Verbetering van het rekenonderwijs blijft nodig

Voor het kunnen geven van goed rekenonderwijs zijn de referentieniveaus opgesteld die inzichtelijk maken wat leerlingen moeten kennen en kunnen. Zo is het, net als bij de exameneisen van andere vakken, voor docenten duidelijk waar naar toe wordt gewerkt. Doorlopende leerlijnen waarborgen de inhoudelijke aansluiting tussen de onderwijssectoren. We zien dat veel scholen de afgelopen tijd rekencoördinatoren hebben aangesteld die hiervoor zorg dragen. Dat is een goede ontwikkeling, die we, onder meer via de Steunpunten Taal en Rekenen, van harte ondersteunen. Ook met de syllabi die voor de referentieniveaus rekenen worden ontwikkeld en met het raamwerk scholing en nascholing rekendocent vo en mbo, worden docenten en scholen ondersteund bij het vormgeven van goed taal- en rekenonderwijs.

Maar het verbeteren van het rekenniveau van leerlingen moet uiteindelijk in de klas gebeuren. Wij krijgen terug van de Steunpunten taal en rekenen dat scholen in toenemende mate bezig zijn om op een gestructureerde manier het taal- en rekenonderwijs aan te pakken en vorm te geven. Het op een goede manier benutten van beschikbare informatie over het niveau en presteren van een leerling in de klas, is hierin cruciaal. Hoe het opbrengstgericht werken in de klas verder geoptimaliseerd kan worden is daarmee een gedeeld aandachtspunt voor schoolleiders samen met mentoren, rekencoördinatoren en docenten. De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) onderzoekt momenteel hoe gewerkt wordt aan taal en rekenen in het vo en brengt daar begin 2015 de resultaten van naar buiten. Wij zullen dit met aandacht volgen. In juni hebben wij uw Kamer geïnformeerd over wat de Steunpunten taal en rekenen vo en mbo op scholen constateren tijdens het Intensiveringstraject rekenen.4

Het sluitstuk van het taal- en rekenonderwijs is, net als bij andere onderwijsinhouden, toetsing en examinering. Het gaat daarbij niet alleen om het toetsen als zodanig, op basis waarvan leerlingen kunnen aantonen dat zij de benodigde kennis en vaardigheden hebben verworven. Ook het inzicht dat de toets oplevert aan leerling en docent over waar de leerling staat en waar eventueel extra inzet nodig is, is van belang. Zowel in het vo als het mbo wordt taalvaardigheid getoetst in de school- en centrale examens voor het vak Nederlands, die bij alle leerlingen worden afgenomen. Een deel van de rekenvaardigheden komt aan de orde bij de wiskunde-examens. Niet alle leerlingen, zeker in het mbo, leggen echter een wiskunde-examen af en bovendien komen rekenvaardigheden niet één op één overeen met wiskunde. Daarom worden, op verschillende niveaus, rekentoetsen en -examens afgenomen, die inzicht bieden in de mate waarin leerlingen de benodigde rekenvaardigheden beheersen.

Perspectief 2020: rekenen op orde

Het behaalde resultaat op de rekentoets heeft consequenties voor leerlingen: vanaf aankomend schooljaar (2015–2016) gaat al voor een groot deel van de leerlingen in vo en mbo het resultaat meetellen voor diplomering en vanaf het daarop volgende schooljaar (2016–2017) gaat het resultaat voor het resterende deel van de leerlingen ook meetellen voor het behalen van hun diploma. Dit wordt onverminderd doorgezet, vanwege het belang voor leerlingen van de beheersing van deze vaardigheden op het niveau van de referentieniveaus en voor het vervolgonderwijs. Dat de referentieniveaus nog niet overal worden gehaald, is echter duidelijk. Daar hebben we oog voor en we stellen dan ook voorop dat leerlingen niet de dupe mogen worden van rekenonderwijs dat nog niet op orde is. Daarom worden de nodige maatregelen ingezet om zorgvuldig, beheerst en waar nodig stapsgewijs in de periode 2015–2020 toe te groeien naar 2020. In dat jaar moeten de (taal- en) rekenvaardigheden van alle leerlingen op orde zijn. In onderstaand schema is in beeld gebracht in welke fase van het tijdpad van de invoering van de rekentoets wij ons momenteel bevinden en waar we naar toe werken.

Kwaliteitsslag en doorontwikkeling rekentoets

Het is noodzakelijk dat de rekentoets daadwerkelijk toetst wat deze moet toetsen, zodat leerlingen echt kunnen laten zien wat ze kennen en kunnen met betrekking tot de referentieniveaus rekenen. Eerder dit jaar informeerden wij u over het advies van de commissie Bosker over in hoeverre de vertaling van de referentieniveaus in rekentoetsen en -examens goed plaats had gevonden.5 Er waren twijfels gerezen over de validiteit en kwaliteit van de rekentoets, en over de haalbaarheid van de referentieniveaus op niveau 2F voor bepaalde leerlingen. De commissie Bosker kwam met vijf aanbevelingen waarvan wij in de voortgangsrapportage van juni van dit jaar hebben toegezegd deze integraal over te nemen.6

De aanbevelingen luidden:

  • 1. Verbeter de kwaliteit van de toetsen en opgaven.

  • 2. Verbeter de transparantie en openbaarheid van de toetsen.

  • 3. Onderzoek de mogelijkheden van een andere toetsvorm en andere

  • 4. scoringsmogelijkheden.

  • 5. Leg de referentiecesuur voorlopig niet vast.

  • 6. Bied leerlingen meer mogelijkheden om te slagen voor een referentieniveau en om te slagen voor een hoger referentieniveau.

Naar aanleiding hiervan zijn onder leiding van het College voor Toetsen en Examens (hierna: het CvTE) een aantal acties en onderzoeken in gang gezet. De acties leiden ertoe dat de kwaliteit van de toets vóór aanvang van schooljaar 2015–2016 is verbeterd en dat er in de vorm van syllabi ook ondersteuning wordt geboden aan docenten. De meer uitgebreide stand van zaken vindt u terug in bijlage 1 bij deze brief7. Daarin is onder andere opgenomen dat vanwege de uitbreiding van het aantal herkansingen – vanaf schooljaar 2015–2016 – er een extra afnamemoment per schooljaar komt in het vo. Hierdoor zijn er – vanaf volgend schooljaar – drie periodes per schooljaar waarbinnen de rekentoets op school kan worden afgenomen. Wat betreft herkansingen is verder van belang dat een leerling na herkansen op een hoger niveau – wat eveneens mogelijk wordt vanaf schooljaar 2015–2016 – ook kan terugvallen op het eerdere cijfer, op het lagere niveau. En herkansen op een hoger niveau betekent ook dat een leerling die een goed cijfer voor de toets voor leerlingen met ernstige rekenproblemen (de ER-toets) behaald heeft, de mogelijkheid heeft om te herkansen met de reguliere toets.

Op de aanbevelingen 2 en 4 van de commissie Bosker gaan we nu achtereenvolgens in.

Transparantie en openbaarheid van de toetsen

De commissie Bosker adviseerde om de transparantie en openbaarheid van de toetsen te verbeteren, onder andere door inzage in de opgaven van de gemaakte rekentoets mogelijk te maken. Zij signaleerde de behoefte van docenten en leerlingen om te kunnen leren van de toets zelf, ook al is deze niet diagnostisch van aard. De geuite wens is om te kunnen oefenen met geschikt materiaal en inzicht te krijgen in waar een leerling staat. Dit zou een aanvulling betekenen op de informatie die docenten nu al tot hun beschikking hebben om leerlingen te helpen leren, namelijk de domeinrapportage, de voorbeeldtoetsen en voor het vo de rekenrapportage van vensters vo. De domeinrapportages maken voor de docent inzichtelijk hoe er wordt gescoord door zowel de klas als door de individuele leerling op de vier domeinen (getallen, verhoudingen, meten en meetkunde, verbanden). De rekenrapportage van Vensters vo maakt de rekentoetsresultaten op schoolniveau inzichtelijk, evenals de resultaten per klas, afgezet tegen de resultaten op andere vakken.

Inzage voor docenten

Wij zijn van mening dat het belangrijk is dat de docent goed uitgerust wordt om leerlingen te kunnen begeleiden in het rekenonderwijs. Zoals aangekondigd in de voortgangsrapportage van juni jongstleden hebben wij het CvTE gevraagd de consequenties van ruimere inzage in kaart te brengen. Op basis hiervan en gezien de overwegingen ten aanzien van de geheimhouding van opgaven, hebben wij besloten om inzage van de in rekentoetsen gebruikte opgaven mogelijk te maken voor docenten. Docenten krijgen in komend schooljaar na afloop van elke afnameperiode, op voorwaarde van geheimhouding, de mogelijkheid tot inzage in alle opgaven van de door hun leerlingen gemaakte toetsen, de antwoordmodellen en de door hun leerlingen gegeven antwoorden. Binnen de school of instelling krijgt de docent digitaal inzage in de rekentoets via de examensecretaris of rekencoördinator. Concreet betekent dit dat docenten straks de beschikking hebben over een schat aan informatie: de gemaakte toets, de antwoorden van de leerlingen, de antwoordmodellen, de voorbeeldtoetsen, de domeinrapportages, de foutenanalyses die het CvTE maakt en voor het vo de rekenrapportage van Vensters vo. Dit betekent maximale transparantie voor de docent, zodat zij het onderwijs optimaal kunnen toesnijden op de leerbehoeften van hun klas en hun individuele leerlingen. Enerzijds wordt hiermee tegemoet gekomen aan de roep om meer transparantie en het, in dit geval via de docent, kunnen leren van gemaakte fouten door leerlingen. Anderzijds blijft hergebruik van opgaven in toekomstige jaren en de zo gewenste flexibiliteit in afname mogelijk, omdat de opgaven niet vooraf bij leerlingen bekend zijn door verspreiding.

Nog geen inzage voor leerlingen

Wij hebben begrip voor de behoefte aan transparantie ten aanzien van de toets. Gelijktijdig moet er wel rekening worden gehouden met de uitvoerbaarheid hiervan. Digitale opgavenbanken worden momenteel opgebouwd en dat betekent dat openbaarmaking van opgaven, dus ook voor leerlingen, in deze fase van dit project nog niet tot de opties behoort. Aan leerlingen openbaar gemaakte opgaven kunnen namelijk niet worden hergebruikt, terwijl dit noodzakelijk is in de opbouwfase van de opgavenbank. Wel hebben leerlingen in het vo nu al inzicht in de modelantwoorden, in het vo en mbo in de door henzelf gegeven antwoorden en worden ze via de docent ingelicht over wat ze goed en minder goed beheersen. Hierdoor gaat er alsnog een lerend effect uit van de toets. De overwegingen om opgaven nog niet openbaar te maken, zijn nader toegelicht in de antwoorden die zijn gegeven op de Kamervragen die de leden Van Meenen en Rog recentelijk stelden.8 Over een aantal jaren, als de opgavenbanken groot genoeg zijn, worden de opgaven openbaar gemaakt. Op ons verzoek is het CvTE in samenwerking met Cito momenteel aan het verkennen wanneer dit mogelijk is. Uiterlijk in de Voortgangsrapportage invoering referentieniveaus taal en rekenen 2015, die u ontvangt voor de zomer van 2015, zullen wij u hierover nader informeren.

«Doordacht doorzetten naar een hoger rekenniveau»

De commissie Bosker adviseerde de referentiecesuur voorlopig nog niet vast te leggen, omdat teveel leerlingen het referentieniveau van hun schoolsoort nog niet halen, mede omdat ze in het onderwijs nog onvoldoende voorbereid waren op het maken van die toets. Op basis van deze aanbeveling hebben wij vlak na de zomer de commissie Steur over de uitwerking van een verantwoorde invoering rekentoets in vo en mbo gevraagd een advies uit te brengen. Dit advies, met de titel «Doordacht doorzetten naar een hoger rekenniveau», vindt u als bijlage 2 bij deze brief.

Aanbevelingen commissie Steur en reactie

Belangrijk uitgangspunt in het advies is dat leerlingen niet de dupe mogen worden van rekenonderwijs dat nog niet op orde is, maar dat tegelijkertijd de druk op de ketel moet blijven om de rekenprestaties te verbeteren. Daarom stelt de commissie Steur voor, net zoals de commissie Bosker, om de resultaten op de rekentoets mee te laten tellen voor het behalen van het diploma vanaf de al eerder vastgestelde school- en studiejaren, maar om ook een transitieperiode in te stellen waarin scholen, docenten en leerlingen nog tijd krijgen om in stappen toe te kunnen groeien naar het halen van de referentieniveaus. Het betekent meer tijd om het onderwijs op orde te krijgen en het niveau van leerlingen omhoog te brengen.

We vinden het belangrijk dat leerlingen niet de dupe worden van rekenonderwijs dat nog niet op orde is, maar ook dat er voldoende druk op de ketel blijft om het rekenonderwijs verder te blijven verbeteren. De commissie heeft hiertussen in het advies een goede balans gevonden. Daarom nemen we het advies «Doordacht doorzetten naar een hoger rekenniveau» over.

Toegroeien naar het referentieniveau

Conform het voorstel stellen we een periode van transitie in om, waar nodig, in stappen toe te groeien naar een resultaat dat gelijk staat aan een voldoende op het referentieniveau. Er wordt een opklimmende slaagcesuur gehanteerd die in het voordeel van de leerlingen werkt. De start van de transitieperiode is gekoppeld aan het schooljaar waarin de resultaten voor een schoolsoort9 en soort beroepsopleiding (hierna schoolsoort) gaan meetellen. Dit is schooljaar 2015–2016 voor het vmbo-kb en -gl/-tl, het havo, het vwo en mbo-4. Voor vmbo-bb, mbo-2 en mbo-3 is dit een jaar later, namelijk 2016–2017. Deze fasering wijkt voor het vmbo-bb af ten opzichte van de eerder gecommuniceerde planning. De keuze hiervoor wordt nader toegelicht op pagina 9 in deze brief, en hangt samen met de introductie van de aparte toets (2A toets) voor vmbo-bb, de entreeopleiding en mbo-2.

Werken met vaardigheidsscores

Het advies is om vanwege de opklimmende slaagcesuur tijdens deze transitieperiode het geven van cijfers los te laten en in plaats daarvan met vaardigheidsscores te werken en die te vermelden op de cijferlijst in het vo en resultatenlijst in het mbo. Voordeel hiervan is dat een bepaalde vaardigheidsscore elk jaar dezelfde vaardigheid laat zien. Met de score is er zicht op de vaardigheid van de leerling en is daarmee transparantie naar bijvoorbeeld het vervolgonderwijs.

Aanpassen van de positie van de rekentoets in de uitslagregel

Werken met vaardigheidsscores past niet in de kernvakkenregeling vo en de huidige slaag-zakregeling mbo, die voor de rekentoets uitgaan van cijfers. Daarom krijgen de resultaten op de rekentoets tijdelijk een andere rol in de uitslagbepaling voor het diploma. Dit wordt gedaan door gedurende de transitieperiode jaarlijks een vaardigheidsscore te bepalen waaraan de leerling moet voldoen om dit onderdeel te halen, de slaagcesuur. De rekentoets krijgt hiermee tijdelijk een zelfde soort status als de vakken lichamelijke opvoeding en CKV in het vo nu hebben. Dat betekent dat het behalen van de waardering «voldoende» (naar aanleiding van de benodigde vaardigheidsscore in dat schooljaar) voorwaardelijk is voor het behalen van een diploma.

Leerlingen moeten in het eerste jaar van de transitieperiode ten minste een vaardigheidsscore behalen die gelijk staat aan het cijfer van een 4,5 om de toets te halen. De vaardigheidsscore waarmee een leerling de rekentoets behaalt, loopt in de transitieperiode op naar de vaardigheidsscore die gelijkstaat aan een voldoende op de referentiecesuur, dus een vaardigheidsscore die gelijk staat aan het cijfer 5,5. De commissie gaat er vanuit dat dit zal leiden tot aanvaardbare slaagpercentages. Mocht dit echter onverhoopt niet zo blijken te zijn, dan stelt de commissie een vangnet voor: indien nodig wordt in het eerste jaar de vaardigheidsscore waarmee een leerling het rekenexamen behaalt, per schooltype/leerweg/niveau verlaagd zodat er per schooltype/leerweg/niveau maximaal 5 procentpunten extra gezakten zijn door het meetellen van de rekentoets. Of het vangnet in werking treedt, kan in het vo pas aan het eind van het schooljaar worden berekend. In het mbo kan dit gedurende het studiejaar, zodra er voldoende afnames zijn geweest voor het verkrijgen van een representatief beeld van de resultaten. Wij adviseren leerlingen die in eerste instantie nog niet de benodigde score hebben behaald voor het behalen van de rekentoets, opnieuw op te gaan voor de rekentoets als zij nog niet al hun kansen hebben benut. Na afloop van de studiejaren waarin de resultaten voor de schoolsoorten gaan meetellen, zal worden bepaald welke stappen er in de jaren erna gezet worden om na vier jaar uit te komen op de vaardigheidsscore die gelijkstaat aan een 5,5 op het referentieniveau.

De voorziene slaag/zak-regeling in het mbo voor de generieke onderdelen (Nederlandse taal, rekenen en voor mbo-4 Engels), waarbij leerlingen met één 5 zouden kunnen slagen, zal worden aangepast omdat rekenen hier tijdens de transitieperiode geen onderdeel van kan uitmaken, vanwege het gebruik van de vaardigheidsscores. Hiermee valt tijdelijk (een deel van) de compensatie-mogelijkheid voor de leerlingen weg. Om de eisen voor leerlingen niet te verzwaren, zal de slaag-zakregeling zo worden aangepast dat leerlingen in mbo-2 en mbo-3 met een 5 voor Nederlandse taal hun diploma kunnen halen en leerlingen in mbo-4 met een 5 en een 6 voor Nederlandse taal en Engels (in willekeurige volgorde).

Vergroten van het aantal kansen voor leerlingen in het vo

Ook wordt op voorstel van de commissie het aantal herkansingen voor de rekentoets in het vo vergroot naar drie (dat betekent vier kansen in totaal), waarvan ten minste één kans in het voorlaatste jaar wordt aangeboden, als een vorm van compensatie. In het mbo is er al ruimte om ditzelfde aantal kansen aan te bieden. Dit betekent concreet dat voor het cohort van 2016 de eerste afname-mogelijkheid kan worden geboden in het huidige schooljaar (2014–2015), en dat er vanaf schooljaar 2015–2016 drie afnameperiodes in het vo zullen worden georganiseerd.

Scholen langer ondersteunen

De ondersteuning bij de invoering van de referentieniveaus wordt in elk geval in geheel 2015 gecontinueerd, als vervolg op het werk van de Steunpunten taal en rekenen tot dusver. Gedurende het jaar 2015 zullen wij bezien of dit ook na 2015 noodzakelijk is.

Rol CvTE, Cito en inspectie: vinger aan de pols houden

De inspectie wordt gevraagd om de rekenresultaten te betrekken in het toezicht. Wij vragen het CvTE en het Cito om de ontwikkeling van de resultaten goed te monitoren en indien dit nodig blijkt zullen wij op basis daarvan bijsturen. Er zal continue aandacht moeten zijn voor het «zetten» van het systeem. De ontwikkeling van de werkelijke cijfers wordt goed gevolgd en zal waar nodig tot bijstelling van het traject leiden. Dat kan betekenen dat de transitieperiode korter of langer kan duren dan de door de commissie Steur voorgestelde vier jaren, afhankelijk van de prestaties van leerlingen in de verschillende schooltypen/leerwegen/opleidingen.

Maatwerk voor rekenzwakke leerlingen

Omdat taal- en rekenvaardigheid basisvaardigheden in een vervolgopleiding en voor het functioneren in de maatschappij zijn, is het belangrijk om leerlingen zoveel mogelijk uit te dagen. Wij zijn ervan overtuigd dat voor de grote meerderheid van de leerlingen de referentieniveaus haalbaar zijn. De onderwijsinspanningen moeten hier dan ook op zijn gericht.

Maar zoals geconstateerd in de voortgangsrapportages taal en rekenen 2013 en 2014 zijn er groepen leerlingen voor wie rekenen moeilijk is en zal blijven en waarvoor zonder de mogelijkheid van een alternatieve toets het behalen van een startkwalificatie in gevaar komt.10 Dit zijn leerlingen uit vmbo-bb (2F), de onderste treden van het mbo (2F) en leerlingen met ernstige reken-wiskundeproblemen en dyscalculie (dit kan op 2F of 3F zijn). Zoals gemeld in de voortgangsrapportage taal en rekenen 2013, hebben we besloten een aparte toets voor het vmbo-bb (in het vervolg wordt deze de 2A toets genoemd) en aparte toetsen voor leerlingen met ER (ER-toetsen) te ontwikkelen.

Wij kennen voorbeelden van scholen waar vmbo-bb klassen goed presteren. Wij gaan er vanuit dat, om het beste uit leerlingen te halen, de onderwijsinspanningen op het niveau van de referentieniveaus gericht moeten zijn. Omdat er veel van het halen van de toets afhangt, zijn er aangepaste toetsen beschikbaar om leerlingen die minder goed zijn in rekenen de kans te geven te laten zien wat ze kunnen, ook voor hun vervolgopleiding en in overgang naar de arbeidsmarkt. Zij krijgen daarmee een voor hen haalbare uitdaging in het vooruitzicht gesteld. Dat zal niet betekenen dat hierdoor elke leerling per definitie de rekentoets zal halen. De aangepaste toetsen zijn beter toegesneden op de genoemde groepen, maar beogen desalniettemin het vaststellen van een verhoogd rekenniveau ten opzichte van de huidige situatie.

Het is de verantwoordelijkheid van de scholen en instellingen om in het belang van de leerling zoveel mogelijk de ambitie op peil te houden en de afweging te maken welke toets aan de leerling aangeboden wordt. Dat betekent dat wat betreft de examinering de reguliere toetsen op 2F- en 3F-niveau leidend blijven, maar dat het voor scholen mogelijk is om op individuele basis, en in overleg met de leerling, een aangepaste toets af te nemen.

We hebben in de meest recente voortgangsrapportage toegezegd om de resultaten van groepen die minder goed presteren op de rekentoets te monitoren en te onderzoeken of er succesfactoren zijn. In aanvulling daarop gaan we nauwlettend monitoren hoeveel leerlingen gebruik maken van aangepaste toetsen. Over de voortgang en mogelijk eerste resultaten hiervan informeren wij u nader in de komende voortgangsrapportage. Ook vragen we de inspectie de mate waarin scholen hun leerlingen in vmbo-bb de toets op 2F niveau laten afleggen, mee te nemen in het toezicht. Voor het mbo zullen we de inspectie vragen om de komende jaren de manier waarop de mbo-instellingen omgaan met de aangepaste toetsen te betrekken in het toezicht. Op termijn willen we het feit of de mbo-instellingen in staat zijn om hun leerlingen het rekenexamen op een zo hoog mogelijk niveau te laten behalen, onderdeel laten uitmaken van het belonen van studiesucces in het kader van de kwaliteitsafspraken mbo.

Prestatieverschillen tussen leerwegen in het vmbo

Er bestaan prestatieverschillen tussen de leerwegen binnen het vmbo. Dit geldt ten aanzien van alle vakken. Voor taal en rekenen zijn deze verschillen tot nu toe opgevangen met het toepassen van differentiatie in de exameneisen (cijferdifferentiatie), zoals gecommuniceerd in de voortgangsrapportage invoering referentieniveaus taal en rekenen 2012.11 We hebben toegestaan dat in de schooljaren 2013–2014 en 2014–2015 vmbo-bb-leerlingen onder 2F mogen scoren om een voldoende te behalen. In diezelfde voortgangsrapportage uit 2012 hebben wij aan uw Kamer toegezegd terug te komen op dit besluit in 2014. Deze toezegging doen wij hier gestand.

Rekenen

In maart 2015 vindt er een eerste hele pilotafname van de rekentoets 2A plaats, in navolging van het uittesten van 2A-vragen in de reguliere toets. Op basis van de uitkomsten van die pilot wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een structureel aan te bieden rekentoets 2A. Deze toets zal, zoals eerder gezegd, beter passend zijn voor de leerlingenpopulatie in vmbo-bb en meer tegemoet komen aan wat leerlingen kunnen. Voor de zorgvuldige ontwikkeling van die toets en voor het regelen van de juridische basis voor de afname van de toets is tijd nodig. Daarom hebben we besloten tot een jaar uitstel van het meetellen van de resultaten voor diplomering van leerlingen in het vmbo-bb, zodat hen een meer bij de doelgroep passend toetsenaanbod aangeboden kan worden. Dat betekent concreet dat de resultaten van leerlingen in het vmbo-bb per schooljaar 2016–2017 gaan meetellen voor diplomering, net zoals dat al voor leerlingen in mbo-2 en mbo-3 gepland stond. De resultaten van leerlingen in het havo, vwo en in de rest van het vmbo gaan wel meetellen voor diplomering vanaf schooljaar 2015–2016. Voor vmbo-gl en -tl zal de differentiatie in exameneisen met ingang van aankomend schooljaar worden stopgezet. Het meetellen van de resultaten betekent ook dat de in het advies van de commissie Steur aangekondigde transitieperiode en maatregelen met ingang van dat schooljaar ingaan. Totdat de resultaten voor leerlingen in het vmbo-bb voor diplomering gaan meetellen (2016–2017), zal de cijferdifferentiatie nog van kracht zijn en zal het cijfer op de bijlage bij het diploma blijven staan.

Nederlandse taal

De prestatie-eisen voor de centrale examens (CE’s) Nederlands in het vo zijn vanaf 2015 gerelateerd aan de referentieniveaus. Door de genoemde cijferdifferentiatie ligt de normering voor vmbo-bb momenteel en gedurende het schooljaar 2014–2015 nog onder de referentieniveaus. Wij wachten de resultaten van vmbo-bb op de CE’s Nederlands in 2015 af, evenals de resultaten op de pilot rekentoets 2A om daarna een structurele beslissing te nemen over hoe we omgaan met de prestatieverschillen in het vmbo ten aanzien van Nederlands. Hierover informeren wij u in het najaar van 2015 verder.

Consequenties voor doorstroom naar vervolgonderwijs en binnen het mbo

Vmbo-bb

Zoals eerder in deze brief toegelicht, hebben we besloten een aangepaste rekentoets (2A) te ontwikkelen die gebaseerd is op het referentieniveau 2F en als alternatief aangeboden kan worden aan leerlingen in vmbo-bb. Dit betekent niet dat er een dubbel aantal kansen is voor de leerlingen in vmbo-bb. Net als voor de rest van de leerlingen in het vo geldt een totaal aantal kansen van vier voor de rekentoets, ongeacht de examenvariant. Omdat we alle leerlingen willen uitdagen een toets af te leggen op een zo hoog mogelijk niveau, is het uitgangspunt dat scholen de leerlingen zoveel mogelijk eerst de 2F toets aanbieden. Als blijkt dat de 2F toets niet haalbaar is, ook niet met extra rekenonderwijs en herkansingen, dan kan de school de leerling de 2A toets aanbieden. Om te voorkomen dat scholen onnodig veel leerlingen laten opgaan voor de 2A toets gaan we de deelname monitoren en vragen we de inspectie de mate waarin scholen hun leerlingen in vmbo-bb de toets op 2F niveau laten afleggen, mee te nemen in het toezicht. De 2A toets is de ondergrens voor het behalen van het diploma in vmbo-bb. Leerlingen die een vmbo-bb diploma hebben behaald met de 2A toets of de 2F toets, kunnen doorstromen naar een opleiding op het niveau mbo-2. Leerlingen die geen diploma halen, kunnen alleen doorstromen naar de entreeopleiding in het mbo.

Entreeopleiding

In de voortgangsrapportage taal en rekenen 2012 is de volgende lijn voor de entreeopleiding geschetst:12

  • Van scholen en leerlingen wordt onverkort gevraagd onderwijsinspanningen te leveren gericht op het behalen van referentieniveau 2F;

  • Op de resultatenlijst bij het diploma van de entreeopleiding worden de behaalde resultaten van zowel de beroepsgerichte als de taal- en rekenexamens vermeld. Voor de beroepsgerichte examens moet een voldoende zijn behaald. Bij de resultaten voor taal en rekenen wordt aangegeven welke vooruitgang de leerlingen hebben geboekt ten opzichte van 2F;

  • Het diploma van de entreeopleiding geeft alleen toegang tot een mbo-2 opleiding wanneer voor taal en rekenen resultaten zijn behaald, gelijkwaardig aan de vereiste resultaten voor taal en rekenen bij het vmbo-bb diploma.

In 2012 hebben we aangegeven dat we in 2014 zouden besluiten of in de entreeopleiding centrale examinering taal en rekenen wordt ingevoerd. Op basis van de ervaringen met het taal- en rekenonderwijs tot nu toe, hebben we besloten ook voor de entreeopleiding centrale examens Nederlandse taal en rekenen in te voeren per het schooljaar 2016–2017. Dit is consistent met invoering van de rekentoetsen en -examens in het vo en de andere niveaus van het mbo.

Daarbij passen we de eerder in deze brief geschetste lijn toe dat het taal- en rekenonderwijs gericht is op het behalen van het referentieniveau 2F. Voor leerlingen die in de entreeopleiding alle beroepsspecifieke onderdelen hebben gehaald, maar (nog) niet kunnen voldoen aan de eisen voor taal en rekenen, willen we het mogelijk maken om een entree-basisdiploma te halen. Uiteraard hebben jongeren met een entree-basisdiploma altijd de mogelijkheid om op een later moment alsnog aan de generieke doorstroomeisen te voldoen zodat zij kunnen doorleren in het onderwijs. Voor doorstroom van de entreeopleiding naar mbo-2 zijn we voornemens dezelfde eisen te stellen aan taal en rekenen als die voor vmbo-bb gelden. Als leerlingen aan deze eisen hebben voldaan, krijgen ze het entree-doorstroomdiploma. Dit is in lijn met wat hierover eerder is aangekondigd in de brief «Extra kansen voor jongeren in een kwetsbare positie» die onlangs is verzonden aan uw Kamer.

Mbo-2

Voor het mbo-2 blijft het behalen van het referentieniveau 2F het uitgangspunt en zijn alle onderwijsinspanningen hierop gericht. Omdat we zoveel mogelijk leerlingen willen uitdagen een toets af te leggen op een zo hoog mogelijk niveau, is het uitgangspunt dat scholen de leerlingen eerst de 2F toets aanbieden, mits reëel. Als blijkt dat de 2F toets niet haalbaar is, ook niet met extra rekenonderwijs en herkansingen, kunnen scholen hier qua examinering in individuele gevallen van afwijken en direct de 2A toets aanbieden. Hierbij verwachten we wel dat scholen ten minste aan hun onderhoudsplicht voldoen ten opzichte van het vmbo-bb en om te voorkomen dat scholen onnodig veel leerlingen laten opgaan voor de 2A toets, zullen we de inspectie vragen om de manier waarop instellingen omgaan met de aangepaste toetsen te betrekken in het toezicht. Op termijn is het de bedoeling om de mbo-instellingen op basis van de kwaliteitsafspraken te belonen als leerlingen het rekenexamen op een zo hoog mogelijk niveau behalen.

Zoals ook al is aangekondigd in de recente brief «Extra kansen voor jongeren in een kwetsbare positie» zijn we voornemens het mogelijk te maken dat mbo-2 leerlingen een «vakdiploma» halen als zij voor taal en rekenen hebben voldaan aan dezelfde eisen als voor vmbo-bb, dus voor Nederlandse taal 2F en voor rekenen minimaal de 2A toets (uiteraard naast de andere diplomavereisten). We willen voorkomen dat deze leerlingen, die hun beroepsgerichte vakken hebben gehaald en daarmee prima vakmensen kunnen worden, zonder startkwalificatie uitstromen, vanwege het (nog) niet kunnen behalen van het vereiste niveau voor taal en rekenen. Doorstromen naar mbo-3 is alleen mogelijk wanneer leerlingen het referentieniveau 2F voor rekenen daadwerkelijk hebben gehaald (de 2A toets is hiervoor dus niet voldoende). Wij komen hiermee tegemoet aan de Motie Jadnanansing c.s.13 waarin ons wordt gevraagd om het onderscheid tussen een arbeidsmarktdiploma en een doorstroomdiploma nadrukkelijk in overweging te nemen voor leerlingen op niveau 2.

ER-toets: doorstroom naar en binnen het mbo

Het uitgangspunt is dat leerlingen die in het vo een ER-toets hebben gemaakt, toelaatbaar zijn voor alle opleidingen in het mbo en hier opnieuw de ER-toets mogen afleggen. Deze leerlingen komen in aanmerking voor de ER-toets, mits ze aan beschreven criteria voldoen.

ER-toets: doorstroom naar het hoger onderwijs

Het uitgangspunt is dat in principe iedereen met het juiste diploma toelaatbaar is tot het hoger onderwijs, dus ook leerlingen die hun diploma hebben behaald op basis van een ER-toets. Hierop willen we een uitzondering maken voor doorstroom naar de pabo. Leerlingen die hun diploma hebben behaald op basis van een ER-toets beschikken niet over alle vaardigheden die nodig zijn om goed rekenonderwijs te geven aan hun leerlingen en zijn daarom minder geschikt om aan de slag te gaan als leraar in het basisonderwijs. Ook een leerling die een mbo-4 diploma heeft behaald en daarbij een ER-examen heeft afgelegd, zal niet worden toegelaten tot de pabo. Voor toelating tot de pabo is het behalen van de reguliere 3F toets voor taal en rekenen onderdeel van de vooropleidingseis. De wet- en regelgeving zal hierop worden aangepast.

De VSNU, Vereniging Hogescholen en de MBO Raad hebben aangegeven mogelijk ook voor andere opleidingen dan de pabo vooropleidingseisen te willen stellen. Dat zou betekenen dat leerlingen die hun diploma op basis van een ER-toets hebben gehaald geen toelatingsrecht hebben tot die opleidingen. We zullen hierover in gesprek gaan met de sectorraden. Omdat wij ons realiseren dat het stellen van vooropleidingseisen grote gevolgen heeft voor de loopbaankansen van leerlingen, beraden wij ons hier nader op.

Tot slot

Met de in deze brief beschreven maatregelen zorgen we er samen voor dat het taal- en rekenonderwijs zo snel mogelijk verder versterkt wordt. Dat doen we op een zo zorgvuldig mogelijke wijze.

Voor de zomer van 2015 zullen wij uw Kamer de zevende voortgangsrapportage invoering referentieniveaus taal en rekenen toesturen. Daarin zullen onder andere de resultaten worden opgenomen van de eerste rekentoets-afnames van het huidige schooljaar in vo en mbo.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Voortgangsrapportage 2014: Kamerstuk 31 332, nr. 28.

X Noot
2

In het protocol Ernstige reken-wiskundeproblemen en dyscalculie wordt de afkorting ERWD gehanteerd. In de communicatie met scholen over de aangepaste toets voor deze leerlingen gebruiken we ER. In deze brief hanteren we ook de afkorting ER.

X Noot
3

Waar rekentoets staat, wordt bedoeld: rekentoets vo en centrale examens rekenen MBO. De rekentoets wordt ook afgenomen in het vso, uitstroomprofiel vervolgonderwijs.

X Noot
4

Startrapportages Intensiveringstraject rekenen: Kamerstuk 31 332, nr. 28.

X Noot
5

Advies commissie Bosker: Kamerstuk 31 332, nr. 28.

X Noot
6

Voortgangsrapportage 2014: Kamerstuk 31 332, nr. 28.

X Noot
7

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
8

Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 483.

X Noot
9

Hiermee wordt bedoeld: schoolsoort/leerweg/niveau.

X Noot
10

Voortgangsrapportage 2013: Kamerstuk 31 332, nr. 21. Voortgangsrapportage 2014: Kamerstuk 31 332, nr. 28.

X Noot
11

Voortgangsrapportage 2012: Kamerstuk 31 332, nr. 19.

X Noot
12

Voortgangsrapportage 2012: Kamerstuk 31 332, nr. 19.

X Noot
13

Kamerstuk 33 880, nr. 9.

Naar boven