31 332 Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen

Nr. 20 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS EN MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 april 2013

Conform het verzoek van de commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 22 maart 2013 ontvangt u hierbij onze reactie op de brief over het implementatietraject referentiekader Nederlands en rekenen die de sectororganisaties op 4 maart 2013 aan de leden van de vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben gestuurd.

De sectororganisaties reageren op de maatregelen die wij in de voortgangsrapportage van 19 december 20121 hebben genomen voor de implementatie van het referentiekader taal en rekenen.

In die rapportage constateren wij dat basisscholen, scholen voor speciaal (basis)onderwijs, scholen in het voortgezet onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) steeds meer aandacht besteden aan goed taal- en rekenonderwijs. Tegelijkertijd blijkt bij de pilots van voorjaar 2012 dat de leerlingresultaten (nog) achterblijven en in vo en mbo meer tijd nodig is voor een goede voorbereiding op de exameneisen voor taal en rekenen.

In de brief van 19 december kondigen wij daarom een aantal maatregelen aan. Voor de invoering van de referentieniveaus Nederlands krijgen de scholen één jaar extra de tijd, voor de invoering van de referentieniveaus rekenen twee jaren. Daarnaast wordt voor het vmbo, om beter aan te sluiten bij de bestaande verschillen in exameneisen tussen de diverse vmbo-leerwegen, maatwerk in examinering van Nederlands en rekenen toegepast. Ook krijgt vmbo-bb meer tijd voor de invoering; in 2013–2014 en 2014–2015 mag de normering voor Nederlands en rekenen voor deze doelgroep tijdelijk onder 2F liggen.

Daarbij blijft de urgentie om het taal- en rekenonderwijs te versterken, onverminderd groot. Een goede beheersing van taal- en rekenvaardigheden geeft jongeren een stevige basis zodat voortijdig schooluitval kan worden voorkomen en ze succesvol kunnen doorstromen naar een vervolgopleiding of een baan.

In onze reactie op de brief van de sectororganisaties gaan we eerst in op de aandachtspunten per onderwijssector. Daarna geven we een reactie op de voorstellen voor sectoroverstijgende maatregelen.

Primair en speciaal onderwijs

De centrale eindtoets

In hun brief geven de sectororganisaties aan dat duidelijkheid gewenst is over de vraag of in groep 8 sprake zal zijn van één centrale eindtoets of meerdere toetsen. In het door uw Kamer op 9 april jl. aangenomen wetsvoorstel Centrale eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem primair onderwijs komt de centrale eindtoets als publieke taak onder verantwoordelijkheid van de overheid tot stand. Het College voor Examens (CvE) wordt belast met de uitvoering daarvan. Stichting Cito heeft de publieke taak de centrale eindtoets te ontwikkelen onder aansturing van het CvE. Daarnaast komt er de mogelijkheid om onder nader te stellen voorwaarden eindtoetsen van andere aanbieders toe te laten. Alle toetsen moeten daarbij afgestemd zijn op de referentieniveaus.

Beschikbare referentieniveaus

Ook geven de sectororganisaties aan dat duidelijkheid gewenst is voor welke domeinen er in 2015 op de referentieniveaus afgestemde toetsen beschikbaar zijn. De centrale eindtoets zal rapporteren over de beheersing van leerlingen van de referentieniveaus taal en rekenen. Voor rekenen geeft de centrale eindtoets daarbij een indicatie over de afzonderlijke domeinen, te weten getallen, verhoudingen, meten en meetkunde, en verbanden. Voor taal wordt gerapporteerd over de subdomeinen begrijpend lezen en taalverzorging. Taalverzorging zal worden uitgebreid met opgaven voor grammatica en interpunctie en er is extra aandacht voor het onderdeel spelling.

Referentieniveaus en ontwikkeling van leermethoden en toetsen

Verder geven de sectororganisaties aan dat behoefte is aan instrumenten die de vaardigheden van leerlingen in relatie tot de referentieniveaus in kaart brengen en aan leermethoden waarin de referentieniveaus zijn verwerkt. Wij onderschrijven het belang hiervan en ondersteunen dit door de ontwikkeling van referentiesets.

Een referentieset bestaat uit een verzameling opgaven van een bepaald referentieniveau, waarbij wordt aangegeven hoeveel van die opgaven goed moeten worden gemaakt om het referentieniveau te halen. Deze referentiesets kunnen door de makers van (voorbereidende/tussentijdse) toetsen gebruikt worden om hierop hun toetsen te ijken, waardoor zij op vergelijkbare wijze kunnen rapporteren over de referentieniveaus. Ook kunnen de ontwikkelaars van leermethoden deze gebruiken om hun methoden te ontwikkelen.

Daarnaast is in opdracht van ons door SLO (Nationaal Expertisecentrum Leerplanontwikkeling) materiaal ontwikkeld dat leraren ondersteunt in het gebruik van referentieniveaus. Voorbeelden hiervan zijn de website leerlijnen, waarop bestaande tussendoelen en referentieniveaubeschrijvingen (online) aan elkaar worden gekoppeld, en de publicatie Concretisering referentieniveaus. Voor het speciaal onderwijs zijn bij de referentieniveaus passende leerlijnen, methoden en toetsen ontwikkeld. Wij laten het aan de markt van toetsontwikkelaars en educatieve uitgevers over om, met behulp van de beschikbare middelen en in overleg met de gebruikers, voorbereidende/ tussentijdse toetsen en leermethoden te ontwikkelen. Voor het speciaal onderwijs wordt daar gelet op de beperkte doelgroep, die commercieel gezien niet aantrekkelijk is voor de uitgevers en toetsenmakers, door OCW extra in geïnvesteerd.

Voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs

Maatwerk in examinering vmbo

De sectororganisaties waarschuwen in hun brief dat maatwerk in examinering in het vmbo leidt tot onduidelijkheid over het behaalde niveau. Ook schatten zij in dat deze aanpak geen structurele oplossing zal bieden voor de invoering in vmbo-bb.

Het CvE heeft voor het vmbo de normering van de rekentoets afgestemd op de verschillende leerwegen. De lat ligt hoger bij de vmbo-tl leerweg, en lager bij de vmbo-bb leerweg. Daarbij kan op eenvoudige wijze worden nagegaan wat de score is op het 2F niveau. Het 2F niveau wordt inhoudelijk bepaald, en zal dus niet bijgesteld worden vanwege tegenvallende leerlingprestaties. Van onduidelijkheid over het behaalde niveau is volgens ons dus geen sprake. Zoals in de voortgangsrapportage van 2012 aangekondigd, evalueren wij in 2014 onze aanpak en gaan we na wanneer voor vmbo-bb het referentieniveau 2F volledig kan worden ingevoerd. Ook bezien we of passende maatregelen nodig zijn voor mbo-2. Wij denken met deze aanpak een realistische ambitie te hebben neergezet voor deze doelgroepen en monitoren de resultaten in 2013 en 2014. Daarbij zullen wij bovengenoemde zorgpunten van de sectororganisaties meenemen.

Invoering centrale examinering taal en rekenen in het mbo

In het mbo worden de centrale examens Nederlands en rekenen gefaseerd ingevoerd. Voor niveau 4 wordt het centraal examen Nederlands in 2014–2015 ingevoerd, invoering van het centraal examen rekenen volgt een jaar later. Voor niveaus 2 en 3 wordt het centraal examen Nederlands in 2015–2016 ingevoerd, ook daar volgt de invoering voor rekenen een jaar later. De sectororganisaties wijzen in hun brief erop dat deze gefaseerde invoering leidt tot toenemende complexiteit van de regelgeving voor het mbo. Zij stellen daarom voor om het centraal examen Nederlands gelijktijdig met dat voor rekenen in te voeren; voor niveau 4 vanaf 2015–2016, voor de niveaus 2 en 3 vanaf 2016–2017. Wij vinden een optimale afstemming van de diverse invoeringstrajecten in het mbo belangrijk. Gezien het belang van een goede taalbeheersing voor vervolgonderwijs en arbeidsmarkt zijn wij echter van oordeel dat verder uitstel van de invoering voor Nederlands niet wenselijk is. De huidige leerlingprestaties in de pilots Nederlands geven hiervoor ook geen aanleiding. Wél zorgen we ervoor dat de gevolgen van onze maatregelen voor de verschillen in slaag-/zakregelingen voor opeenvolgende cohorten studenten tot een minimum beperkt blijven. Hierover worden de mbo-instellingen met een afzonderlijke brief geïnformeerd. Ook zal het Steunpunt Taal en Rekenen extra aandacht besteden aan een goede communicatie over de wijzigingen in de regelgeving.

De sectororganisaties vragen uw aandacht voor de organisatorische, logistieke en technische aspecten van de invoering van centrale examinering in het mbo. Wij vinden dit terecht, het betekent namelijk voor instellingen een forse verandering van examensystematiek. Een stapsgewijze invoering, waarbij instellingen jaarlijks met steeds grotere aantallen studenten deelnemen aan de pilots, geeft hun de gelegenheid de organisatie ervan goed voor te bereiden. Wij constateren tot ons genoegen dat de mbo-instellingen volop bezig zijn met de opschaling en per pilotperiode meer studenten aanmelden. Voor het CvE is de organisatie, logistiek en techniek bij de afname een belangrijk aandachtspunt bij de evaluatie van de pilots. Wij volgen de bevindingen nauwgezet.

Sectoroverstijgende aandachtspunten

De sectororganisaties vragen om, zolang de rekentoets nog geen deel uitmaakt van de slaag-/zakregeling, het behaalde cijfer nog niet op de cijferlijst te vermelden. Ook het LAKS heeft hiervoor aandacht gevraagd. In de brief van 8 april 2013 aan uw Kamer als reactie op de brief van het LAKS is aangegeven waarom het van belang is dat het resultaat van de rekentoets op de cijferlijst wordt vermeld. De belangrijkste reden is dat dit leerlingen én scholen stimuleert om goede resultaten te halen.

Het voorstel van de sectororganisaties om een afzonderlijk onderzoek te laten uitvoeren naar de haalbaarheid van de referentieniveaus voor cognitief zwakkere leerlingen in alle onderwijssectoren sluit aan bij onze inzet. Bij de pilots hebben de cognitief zwakkere leerlingen onze uitdrukkelijke aandacht. Voor vmbo-bb en mbo-2 hebben wij onze maatregelen hierboven beschreven. Voor leerlingen van het speciaal onderwijs is een passende aanpak nodig, die recht doet aan wat deze leerlingen wél kunnen. Daarbij worden zeer moeilijk lerende en meervoudig gehandicapte leerlingen uitgezonderd. Ook aan de examinering van leerlingen met een beperking wordt specifieke aandacht besteed; hierover bent u in het AO van 27 februari 2013 geïnformeerd. Zoals toegezegd informeren wij u binnen een half jaar over onze aanpak voor leerlingen met dyscalculie.

Tot slot

De invoering van de referentieniveaus in het primair en speciaal onderwijs, het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs neemt een aantal jaren in beslag. Wij ondersteunen van harte het pleidooi van de sectororganisaties voor een sectoroverstijgende aanpak, goede randvoorwaarden en een goede monitoring van de bevindingen. Daarbij vinden wij een heldere ambitie noodzakelijk, met duidelijkheid over de consequenties voor leerlingen en scholen, inclusief het geldende tijdpad. Wij monitoren de invoering van de referentieniveaus in alle onderwijssectoren nauwgezet, met aandacht voor zowel de leerlingresultaten als het proces binnen de scholen. Wij zullen onze bevindingen regelmatig met de sectororganisaties bespreken. Met de jaarlijkse voortgangsrapportages worden uw Kamer en het scholenveld over de vorderingen geïnformeerd.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Kamerstukken 21 332 nr.19.

Naar boven