31 327
Wijziging van de Financiële-verhoudingswet en enkele andere wetten in verband met het stellen van nadere regels over uitkeringen uit de algemene fondsen en over specifieke uitkeringen

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nadere regels te stellen over de integratie- en decentralisatie-uitkeringen en over de wijze van verantwoorden van de specifieke uitkeringen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Financiële-verhoudingswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt na «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» ingevoegd: en Koninkrijksrelaties.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma worden een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. Onze Minister wie het aangaat: Onze Minister die een specifieke uitkering heeft verstrekt.

B

In artikel 5, tweede lid, wordt «tijdelijk bedragen» vervangen door: decentralisatie-uitkeringen en integratie-uitkeringen.

C

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13

1. De verdeling van de in artikel 5, tweede lid, bedoelde uitkeringen wordt bij algemene maatregel van bestuur geregeld. Krachtens de maatregel kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze van verdeling en de wijze van vaststellen van het volume.

2. De uitkeringen, bedoeld in het eerste lid, komen ten goede aan de algemene middelen van de provincie of gemeente.

3. Integratie-uitkeringen worden binnen een bij de maatregel te bepalen termijn in de algemene uitkering opgenomen.

4. Een decentralisatie-uitkering is een uitkering waarbij geen termijn van de overgang van de uitkering naar de algemene uitkering is vastgesteld.

5. Jaarlijks bezien Onze Ministers na overleg met Onze Ministers wie het aangaat of een decentralisatie-uitkering kan worden gewijzigd in een integratie-uitkering of een algemene uitkering en doen daarvan verslag in de toelichting op de begrotingen van het provinciefonds en van het gemeentefonds.

D

Na het opschrift van hoofdstuk 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 15a

1. Een specifieke uitkering is een bijdrage uit ’s Rijks kas die door Onze Minister wie het aangaat onder voorwaarden wordt verstrekt ten behoeve van een bepaald openbaar belang.

2. Indien provincies of gemeenten optreden als marktpartij of werkgever, of als eigenaar of huurder van een roerende of onroerende zaak, en onder dezelfde voorwaarden als andere natuurlijke personen en rechtspersonen, niet zijnde medeoverheden, voor een bijdrage als bedoeld in het eerste lid, in aanmerking komen, is die bijdrage geen specifieke uitkering.

3. Een verzameluitkering is een specifieke uitkering per ministerie waarin bedragen voor verschillende beleidsthema’s ter realisatie van de doelstelling van dat ministerie zijn opgenomen.

E

Het eerste lid van artikel 16 komt te luiden:

1. Specifieke uitkeringen kunnen worden verstrekt voor de bestrijding van in de regeling van de uitkering aangeduide kosten van de ontvangers.

F

Na artikel 16 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 16a

1. Bij algemene maatregel van bestuur stelt Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een bedrag vast per beleidsthema als bedoeld in artikel 15a, derde lid.

2. Bedragen ten behoeve van een verzameluitkering worden opgenomen in het begrotingsartikel, genoemd in artikel 6, eerste lid, onder a, van de Comptabiliteitswet 2001.

3. Een begroting als bedoeld in artikel 1 van de Comptabiliteitswet 2001 bevat niet meer dan één verzameluitkering.

4. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is belast met de verstrekking, de betaling, de vaststelling en de terugvordering van de verzameluitkeringen. Bij de verstrekking van een verzameluitkering wordt vermeld ter zake van welke beleidsthema’s de uitkering wordt verstrekt, en wat de verdeling is over die beleidsthema’s.

5. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan bij ministeriële regeling nadere regels stellen over de verstrekking, de betaling, waaronder de bevoorschotting, de vaststelling en de terugvordering van verzameluitkeringen.

6. De informatie ten behoeve van de verantwoording over de uitvoering van de regeling van een verzameluitkering betreft het totaal bestede bedrag.

G

Na artikel 17 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 17a

1. Gedeputeerde staten en het college van burgemeester en wethouders zenden de informatie ten behoeve van de verantwoording over de uitvoering van de regeling van een specifieke uitkering uiterlijk 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de vorm van:

a. de jaarrekening en het jaarverslag, bedoeld in artikel 202, eerste lid, van de Provinciewet, onderscheidenlijk artikel 198, eerste lid, van de Gemeentewet, en

b. de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 217, derde en vierde lid, van de Provinciewet, onderscheidenlijk artikel 213, derde en vierde lid, van de Gemeentewet.

2. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt bij ministeriële regeling nadere regels over het verstrekken van de in het eerste lid bedoelde informatie.

3. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties brengt de informatie betreffende de specifieke uitkeringen onverwijld ter kennis van Onze Ministers en de bestuursorganen wie het aangaat.

4. Gedeputeerde staten en het college van burgemeester en wethouders verstrekken desgevraagd inlichtingen over de besteding van een specifieke uitkering aan de door Onze Minister wie het aangaat daartoe aangewezen ambtenaren van de accountantsdienst, bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2001. De ambtenaren van de accountantsdienst kunnen tevens informatie inwinnen bij de in artikel 217, tweede lid, van de Provinciewet onderscheidenlijk artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde accountants.

5. Dit artikel is niet van toepassing:

a. indien de voorwaarden aan de EG-subsidies als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht Europese subsidies anders verplichten, voor zover die subsidies door tussenkomst van ’s Rijks kas worden verstrekt;

b. indien de specifieke uitkering is verstrekt aan een gemeente in de hoedanigheid van bevoegd gezag van een openbare school;

c. op het investeringsbudget, bedoeld in de Wet inrichting landelijk gebied.

Artikel 17b

1. Indien Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vaststelt dat de informatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, niet is verstrekt op de wijze zoals voorgeschreven op grond van het tweede lid van artikel 17a, doet hij daarvan mededeling aan gedeputeerde staten of het college van burgemeester en wethouders.

2. Gedeputeerde staten en het college van burgemeester en wethouders kunnen voor 1 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar, schriftelijk en met redenen omkleed aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verzoeken om uitstel van de toezending van de in artikel 17a, eerste lid, bedoelde informatie. Hij beslist binnen twee weken op dat verzoek, na overleg met Onze Ministers wie het aangaat.

3. Onze Ministers kunnen de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, aan de betreffende provincie of gemeente geheel of gedeeltelijk opschorten gedurende ten hoogste zesentwintig weken indien:

a. gedeputeerde staten en het college van burgemeester en wethouders nalaten de informatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te zenden binnen de in dat artikellid genoemde termijn, dan wel, als uitstel is verleend, binnen de termijn waarvoor uitstel is verleend, of

b. de informatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, na het verstrijken van de voorgeschreven termijn, niet is verstrekt op de wijze zoals voorgeschreven krachtens het tweede lid van dat artikel.

4. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties doet terstond mededeling aan het desbetreffende bestuursorgaan van een besluit als bedoeld in het derde lid, met vermelding van de mate waarin en de periode waarvoor de betalingen ten hoogste geschorst worden. De betalingen worden hervat in de week nadat de informatie is verstrekt op de wijze zoals voorgeschreven krachtens het tweede lid van artikel 17a.

5. Gedeputeerde staten en het college van burgemeester en wethouders kunnen na een besluit als bedoeld in het derde lid, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, schriftelijk en met redenen omkleed aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verzoeken om de opschorting ongedaan te maken. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beslist binnen twee weken op dat verzoek, na overleg met Onze Ministers wie het aangaat.

6. Als gedeputeerde staten of het college van burgemeester en wethouders de gevraagde informatie binnen de in het vierde lid bedoelde periode niet hebben verstrekt of niet op de wijze zoals voorgeschreven krachtens het tweede lid van artikel 17a, doet Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daarvan mededeling aan Onze Minister wie het aangaat.

H

Artikel 18 komt te luiden:

Artikel 18

1. Over een voorstel tot regeling van een specifieke uitkering, niet zijnde een verzameluitkering als bedoeld in artikel 16a, vindt tijdig overleg plaats met Onze Ministers.

2. Onze Ministers wie het aangaat melden twee maal per jaar, uiterlijk op 1 februari en uiterlijk op 1 augustus, aan Onze Ministers welke beleidsthema’s door middel van een verzameluitkering worden bekostigd.

I

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

2. Onze Minister wie het aangaat kan ten behoeve van de uitvoering van zijn beleid beleidsinformatie aan de ontvangers van bijdragen uit een verzameluitkering vragen:

a. voor een meerjarige periode, van alle ontvangers of een selectie van de ontvangers;

b. jaarlijks van een selectie van de ontvangers of

c. na afloop van de looptijd van de regeling op grond waarvan de bijdrage voor het betreffende beleidsthema in de verzameluitkering is opgenomen van alle ontvangers of een selectie van de ontvangers.

3. Over de beleidsinformatie, bedoeld in het tweede lid, wordt geen verklaring of verslag van bevindingen van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek overgelegd.

J

Artikel 20 komt te luiden:

Artikel 20

Uiterlijk op de derde woensdag van mei publiceren Onze Ministers een onderhoudsrapport over de specifieke uitkeringen over het voorafgaande jaar.

K

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen c en d worden geletterd d en e.

2. Er wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. de betalingen, bedoeld in artikel 15 en de opschorting daarvan, bedoeld in artikel 17b, derde, vierde en vijfde lid;.

L

Na artikel 24 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 24a

Met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, komt het vijfde lid van artikel 17a te luiden:

6. Dit artikel is niet van toepassing voor zover de voorwaarden aan de EG-subsidies als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht Europese subsidies anders verplichten, voor zover die subsidies door tussenkomst van ’s Rijks kas worden verstrekt.

ARTIKEL II

Artikel 186, tweede tot en met vierde lid, van de Gemeentewet wordt vervangen door:

2. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kunnen tevens regels gesteld worden ten aanzien van:

a. door het college vast te stellen documenten ten behoeve van de uitvoering van de begroting en de jaarrekening;

b. door het college aan derden te verstrekken informatie op basis van de begroting en de jaarrekening en de controle van deze informatie.

3. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van het periodiek verstrekken van informatie voor derden. In overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken kan worden bepaald dat de informatie voor derden wordt gezonden aan het Centraal Bureau voor de Statistiek.

4. De informatie voor derden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt gezonden aan Onze Minister binnen de termijnen, bedoeld in de artikelen 191, tweede lid, en 200. Artikel 17a, derde lid, van de Financiële-verhoudingswet is van overeenkomstige toepassing.

5. Indien Onze Minister vaststelt dat de informatie, bedoeld in het tweede lid, onder b, of de informatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die verstrekt moet worden aan Onze Minister, niet of niet tijdig wordt verstrekt, dan wel de kwaliteit van die informatie tekort schiet, doet hij daarvan mededeling aan het betrokken college.

6. Het college kan tot twee weken voor het verstrijken van de termijnen, bedoeld in het vierde lid, schriftelijk en met redenen omkleed, aan Onze Minister verzoeken om uitstel voor de toezending van de informatie. Onze Minister beslist binnen twee weken op dat verzoek.

7. Indien de informatie, bedoeld in het tweede lid, onder b, of de informatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die verstrekt moet worden aan Onze Minister, niet of niet tijdig wordt verstrekt, dan wel de kwaliteit van die informatie tekort schiet, geeft Onze Minister een aanwijzing aan het college om binnen een maand alsnog informatie van voldoende kwaliteit te leveren.

8. Indien het college nalaat de aanwijzing, bedoeld in het zevende lid, op te volgen, kunnen Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën besluiten de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet aan de betreffende gemeente geheel of gedeeltelijk op te schorten gedurende ten hoogste zesentwintig weken. Artikel 17b, vierde, vijfde en zesde lid, van de Financiële-verhoudingswet is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL III

Artikel 190, tweede tot en met vierde lid, van de Provinciewet wordt vervangen door:

2. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, worden tevens regels gesteld ten aanzien van:

a. door gedeputeerde staten vast te stellen documenten ten behoeve van de uitvoering van de begroting en de jaarrekening;

b. door gedeputeerde staten aan derden te verstrekken informatie op basis van de begroting en de jaarrekening en de controle van deze informatie.

3. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van het periodiek verstrekken van informatie voor derden. In overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken kan worden bepaald dat de informatie voor derden wordt gezonden aan het Centraal Bureau voor de Statistiek.

4. De informatie voor derden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt gezonden aan Onze Minister binnen de termijnen, bedoeld in de artikelen 195, tweede lid, en 204. Artikel 17a, derde lid, van de Financiële-verhoudingswet is van overeenkomstige toepassing.

5. Indien Onze Minister vaststelt dat de informatie, bedoeld in het tweede lid, onder b, of de informatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die verstrekt moet worden aan Onze Minister, niet of niet tijdig wordt verstrekt, dan wel de kwaliteit van die informatie tekort schiet, doet hij daarvan mededeling aan gedeputeerde staten.

6. Gedeputeerde staten kunnen tot twee weken voor het verstrijken van de termijnen, bedoeld in het vierde lid, schriftelijk en met redenen omkleed, aan Onze Minister verzoeken om uitstel voor de toezending van de informatie, tot uiterlijk een in dat verzoek te noemen datum. Onze Minister beslist binnen twee weken op dat verzoek.

7. Indien de informatie, bedoeld in het tweede lid, onder b, of de informatie, bedoeld in het derde lid, voor zover die verstrekt moet worden aan Onze Minister, niet of niet tijdig wordt verstrekt, dan wel de kwaliteit van die informatie tekort schiet, geeft Onze Minister een aanwijzing aan gedeputeerde staten om binnen een maand alsnog informatie van voldoende kwaliteit te leveren.

8. Indien gedeputeerde staten nalaten de aanwijzing, bedoeld in het zevende lid, op te volgen, kunnen Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën besluiten de betalingen op grond van artikel 15, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet aan de betreffende provincie geheel of gedeeltelijk op te schorten gedurende ten hoogste zesentwintig weken. Artikel 17b, vierde, vijfde en zesde lid, van de Financiële-verhoudingswet is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL IV

De Comptabiliteitswet 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 54 worden twee leden toegevoegd, luidende:

5. Indien een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 15a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet wordt gevormd door bijdragen uit verschillende begrotingen als bedoeld in artikel 1, dan wordt de informatie, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, opgenomen in de toelichting bij het betrokken beleidsartikel in het jaarverslag van Onze Minister die als eerste verantwoordelijk is voor die uitkering.

6. Onze Minister van Financiën kan nadere regels stellen met betrekking tot de informatie die Onze overige verantwoordelijke Minister(s) in hun jaarverslag opnemen.

B

Na artikel 55 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 55a

1. Indien voor een specifieke uitkering als bedoeld in artikel 15a, eerste en derde lid, van de Financiële-verhoudingswet geen jaarlijkse verantwoording verplicht is gesteld aan de ontvanger van de uitkering, volstaat Onze Minister wie het aangaat met het opnemen in het jaarverslag, bedoeld in artikel 51, van die verantwoordingsinformatie, die volgens het wettelijk voorschrift aan Onze Minister moet worden verstrekt.

2. Onze Minister van Financiën kan nadere regels stellen met betrekking tot de verantwoordingsinformatie.

ARTIKEL V

De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.5.9a komt te luiden:

Artikel 2.5.9a Verantwoording gemeenten over inzet educatiemiddelen

1. Het college van burgemeester en wethouders legt verantwoording af over de besteding van de rijksbijdrage, bedoeld in artikel 2.3.4, eerste lid, op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

2. Indien activiteiten als bedoeld in artikel 2.3.4, derde lid, onder a, waarvoor het college van burgemeester en wethouders zich heeft verplicht, niet of niet volledig zijn verricht en het college van burgemeester en wethouders uit dien hoofde in enig jaar aanspraken heeft jegens de instelling, besteedt het college van burgemeester en wethouders de uit die aanspraken voortvloeiende middelen uiterlijk in het jaar volgend op het jaar waarin die middelen zijn terugontvangen, en verantwoordt het college van burgemeester en wethouders die middelen in het jaar volgend op het jaar waarin de middelen zijn besteed.

B

Artikel 8.3.2, negende lid, komt te luiden:

9. Onze Minister kan de in het vijfde lid bedoelde uitkering geheel of gedeeltelijk terugvorderen indien uit de informatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, niet blijkt dat de uitkering is besteed in overeenstemming met dit artikel.

ARTIKEL VI

Artikel 162b, negende lid, van de Wet op de expertisecentra komt te luiden:

9. Onze minister kan de in het vijfde lid bedoelde uitkering geheel of gedeeltelijk terugvorderen indien uit de informatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, niet blijkt dat de uitkering is besteed in overeenstemming met dit artikel.

ARTIKEL VII

De Wet op het specifiek cultuurbeleid wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel c vervalt.

2. De onderdelen d tot en met g worden verletterd tot de onderdelen c tot en met f.

B

In artikel 5, tweede en derde lid, wordt «Subsidies» telkens vervangen door: Specifieke uitkeringen.

C

Artikel 13 vervalt.

D

Artikel 15 vervalt.

ARTIKEL VIII

Artikel 118h, negende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs komt te luiden:

9. Onze Minister kan de in het vijfde lid bedoelde uitkering geheel of gedeeltelijk terugvorderen indien niet uit de informatie, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, blijkt dat de uitkering is besteed in overeenstemming met dit artikel.

ARTIKEL IX

Artikel 76g, tweede lid, van de Wet bodembescherming komt te luiden:

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gegeven omtrent deze aanvraag en de in verband daarmee te verstrekken informatie.

ARTIKEL X

Artikel 13 van de Wet sociale werkvoorziening wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde, zesde en zevende lid vervallen onder vernummering van het vijfde lid tot vierde lid.

2. In het vierde lid (nieuw) wordt na «in de administratie» toegevoegd:, voor zover die informatie niet is opgenomen in de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Financiële-verhoudingswet.

ARTIKEL XI

De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Indien uit de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, blijkt dat de uitkering, bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel a, niet volledig of onrechtmatig is besteed, wordt de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel teruggevorderd. Onze Minister doet binnen een jaar na ontvangst door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de verantwoordingsinformatie mededeling van terugvordering aan het college.

2. In het tweede lid wordt «Indien het verslag niet volledig is ontvangen binnen achttien maanden na het jaar waarop het betrekking heeft of niet is voorzien van de verklaring van de accountant, bedoeld in artikel 77, eerste lid,» vervangen door: Indien de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, niet of niet volledig door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is ontvangen binnen achttien maanden na het jaar waarop het betrekking heeft,.

B

Artikel 77 komt te luiden:

Artikel 77 Uitvoeringsbeeld

1. Het college dient jaarlijks bij Onze Minister een beeld van de uitvoering in.

2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld inzake het beeld van de uitvoering.

C

In artikel 78, vierde lid, wordt «en de bescheiden,» vervangen door: en het beeld van de uitvoering,.

ARTIKEL XII

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 54 komt te luiden:

Artikel 54

1. Burgemeester en wethouders dienen jaarlijks bij Onze Minister een beeld van de uitvoering in.

2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld inzake het beeld van de uitvoering.

B

In artikel 55, derde lid, wordt «en de bescheiden,» vervangen door: en het beeld van de uitvoering,.

C

Artikel 59c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «ontvangst van het verslag en de daarop betrekking hebbende verklaring bedoeld in artikel 54, eerste lid» vervangen door: ontvangst door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Indien de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, niet of niet volledig is ontvangen door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen 18 maanden na het kalenderjaar waarop het betrekking heeft, worden de ten laste van de gemeente gebleven kosten ambtshalve vastgesteld.

D

In artikel 59d, derde lid, wordt onderdeel a vervangen door:

a. de tekortkomingen van bijzondere aard zijn;.

ARTIKEL XIII

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 54 komt te luiden:

Artikel 54

1. Burgemeester en wethouders dienen jaarlijks bij Onze Minister een beeld van de uitvoering in.

2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld inzake het beeld van de uitvoering.

B

In artikel 55, derde lid, wordt «en de bescheiden,» vervangen door: en het beeld van de uitvoering,.

C

Artikel 59c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «ontvangst van het verslag en de daarop betrekking hebbende verklaring bedoeld in artikel 54, eerste lid» vervangen door: ontvangst door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Indien de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, niet of niet volledig is ontvangen door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen 18 maanden na het kalenderjaar waarop het betrekking heeft, worden de ten laste van de gemeente gebleven kosten ambtshalve vastgesteld.

D

In artikel 59d, derde lid, wordt onderdeel a, vervangen door:

a. de tekortkomingen van bijzondere aard zijn;.

ARTIKEL XIV

De Wet werk en inkomen kunstenaars wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 46 komt te luiden:

Artikel 46. Uitvoeringsbeeld

1. Het college dient jaarlijks bij Onze Minister een beeld van de uitvoering in.

2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld inzake het beeld van de uitvoering.

3. Het college verstrekt kosteloos het beeld van de uitvoering.

B

Artikel 48, tweede en derde lid, komen te luiden:

2. Het college declareert de in een kalenderjaar gemaakte kosten, bedoeld in het eerste lid, door middel van een opgave van de door het college gemaakte kosten in de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet.

3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld inzake de vergoeding van gemaakte uitvoeringskosten.

C

Artikel 50, eerste en tweede lid, komen te luiden:

1. Onze Minister stelt de vergoeding van de kosten, bedoeld in artikel 48, vast binnen een jaar na ontvangst door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 48, tweede lid.

2. Indien de verantwoordingsinformatie bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, niet of niet volledig is ontvangen door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties binnen 18 maanden na het kalenderjaar waarop deze betrekking heeft, wordt de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, over dat jaar ambtshalve vastgesteld.

ARTIKEL XV

De Wet werkloosheidsvoorziening wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 41 vervalt.

B

Artikel 42 komt te luiden:

Artikel 42

1. Indien uit de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, van de Financiële-verhoudingswet, blijkt dat uitgaven hetzij met de bepalingen van deze wet of de voor haar uitvoering gestelde regelen in strijd zijn, hetzij door het college van burgemeester en wethouders niet op bevredigende wijze zijn verantwoord, kan Onze Minister een vergoeding geheel of gedeeltelijk weigeren en een reeds uitbetaalde vergoeding geheel of gedeeltelijk terugvorderen dan wel verrekenen.

2. Onze Minister doet binnen een jaar na ontvangst door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de verantwoordingsinformatie mededeling van terugvordering aan het college van burgemeester en wethouders.

ARTIKEL XVI

Indien het bij koninklijke boodschap van 25 augustus 2006 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet sociale werkvoorziening in verband met een betere realisering van de met die wet beoogde doelen (Kamerstukken II 2005/06, 30 673, nr. 2) na tot wet te zijn verheven eerder dan deze wet in werking treedt, vervalt artikel X.

ARTIKEL XVII

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. Het via artikel I, onderdeel G, ingevoerde nieuwe artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, alsmede de door de artikelen V tot en met XV gewijzigde bepalingen, worden voor het eerst toegepast ten aanzien van de jaarstukken en de controle van de jaarrekening over het begrotingsjaar 2008.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Minister van Financiën,

Naar boven