31 324 (R1844)
Wijziging van de Paspoortwet in verband met het herinrichten van de reisdocumentenadministratie

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 16 juli 2008

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel E, wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 4b, vierde lid, komt te luiden:

4. De verstrekking van biometrische kenmerken van de houder uit de reisdocumentenadministratie in de gevallen, bedoeld in het tweede lid, onder a en c, geschiedt uitsluitend aan de officier van justitie. De verstrekking vindt slechts plaats:

a. ten behoeve van de vaststelling van de identiteit van een verdachte of veroordeelde voor zover in het kader van de toepassing van het strafrecht van hem biometrische kenmerken zijn genomen en er twijfel bestaat over zijn identiteit;

b. in het belang van het onderzoek in geval van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.

2. Aan artikel 4b wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

7. Uit de reisdocumentenadministratie worden uitsluitend in overeenstemming met deze wet gegevens verstrekt.

B

Na artikel I, onderdeel R, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

S

De artikelen 65 en 66 worden vervangen door:

Artikel 65

1. De autoriteit die het reisdocument verstrekt, bewaart in de administratie, bedoeld in artikel 3, achtste lid, tweede volzin:

a. de in artikel 3, derde lid, bedoelde vingerafdrukken;

b. twee andere, door Onze Minister aan te wijzen vingerafdrukken van de aanvrager van een reisdocument.

2. De in het eerste lid bedoelde gegevens worden uitsluitend verstrekt aan autoriteiten, instellingen en personen die belast zijn met de uitvoering van deze wet, voor zover zij de gegevens nodig hebben voor die uitvoering.

3. De in het eerste lid bedoelde gegevens, alsmede de in artikel 3, achtste lid, bedoelde gegevens, worden, bij de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen D en E, van het bij koninklijke boodschap van 21 januari 2008 ingediende voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het herinrichten van de reisdocumentenadministratie (Kamerstukken II 2007/08, 31 324 (R1844), nr. 2), nadat dit voorstel tot wet is verheven, overgebracht naar de reisdocumentenadministratie, bedoeld in artikel 4a, zoals dit luidt na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van genoemd voorstel van rijkswet.

4. Onze Minister kan met het oog op de verwerking van de in het eerste lid bedoelde gegevens nadere regels stellen met betrekking tot de administratieve uitvoering van deze wet en de beveiliging van het aangifte- en uitgifteproces van reisdocumenten. Deze regels kunnen afwijken van het bepaalde krachtens artikel 59.

5. Tot het moment waarop artikel I, onderdeel B, onder 3, van het in het derde lid genoemde voorstel van rijkswet, nadat dit tot wet is verheven, in werking treedt, kan Onze Minister een afwijkende geldigheidsduur vaststellen voor reisdocumenten, waarin als gevolg van een tijdelijke verhindering bij de aanvrager geen vingerafdrukken kunnen worden opgenomen.

6. Tot het moment waarop artikel I, onderdelen D en E, van het in het derde lid genoemde voorstel van rijkswet, nadat dit tot wet is verheven, in werking treedt, wordt in de in artikel 3, derde lid, tweede volzin, bedoelde bij algemene maatregel van rijksbestuur te stellen regels voorzien bij ministeriële regeling.

C

Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

Onder aanduiding van de tekst van het artikel als het eerste lid wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel I, onderdeel S, van deze wet in werking op het moment waarop artikel I, onderdeel C, onder 3, van deze wet in werking treedt en vervalt dit onderdeel op het moment waarop artikel I, onderdeel C, onder 5, van deze wet in werking treedt.

Toelichting

Onderdeel A:

Artikel 4b, vierde lid, (artikel I, onderdeel E, van het wetsvoorstel) is opnieuw geformuleerd om ook in de wettekst duidelijker vast te leggen dat verstrekking van biometrische kenmerken ten behoeve van het voorkomen en bestrijden van fraude met reisdocumenten, dan wel de opsporing en vervolging van strafbare feiten uitsluitend aan de officier van justitie kan plaatsvinden. De eerder voorgestelde aanhef van dit artikellid zou ook op zodanige wijze kunnen worden uitgelegd dat de daarbedoelde verstrekking ook aan anderen dan de officier van justitie zou kunnen plaatsvinden.

Daarnaast is in artikel 4b, vierde lid, duidelijker tot uitdrukking gebracht dat de verstrekking van biometrische kenmerken aan de officier van justitie beperkt is tot de gevallen, genoemd in de onderdelen a en b. De eerder voorgestelde tekst van dit lid zou ook anders kunnen worden gelezen. Dat wordt niet wenselijk geacht. In onderdeel a is daarom voor de verstrekking van biometrische gegevens ten behoeve van de identiteitsvaststelling van de verdachte of veroordeelde als voorwaarde opgenomen dat van hem biometrische gegevens moeten zijn genomen in het kader van de toepassing van het strafrecht en dat er twijfel bestaat over zijn identiteit. Het doel van de verstrekking is immers niet meer dan de officier van justitie ondersteuning te bieden bij het achterhalen van de identiteit van een concrete verdachte of veroordeelde in die gevallen waarin dat met behulp van de bevoegdheden van de Wet op de identificatieplicht en het Wetboek van Strafvordering niet gelukt is.

Aan artikel 4b wordt voorts een zevende lid toegevoegd om de verhouding te verduidelijken tot andere wetgeving waarin een verplichting is opgenomen om gegevens te verstrekken. Het wetsvoorstel beoogt om een gesloten regime van verstrekkingen uit de reisdocumentenadministratie tot stand te brengen. Dat wil zeggen dat verstrekking van gegevens uit de reisdocumentenadministratie alleen is toegestaan voor zover dit in overeenstemming is met de regeling in de Paspoortwet. Dat is slechts anders als een andere wet beoogt om de regeling op grond van de Paspoortwet opzij te zetten.

Onderdelen B en C

Mede als gevolg van keuze van de regering om pas met de bouw van de nieuwe reisdocumentenadministratie te beginnen als het voorstel van rijkswet in het parlement is aanvaard zal de invoering van de nieuwe reisdocumentenadministratie – naar het zich nu laat aanzien – pas plaatsvinden nadat de vingerafdrukken op grond van de Europese verordening inzake de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten op de reisdocumenten moeten worden opgenomen (uiterlijk 28 juni 2009). Het is daarom wenselijk om een overgangsvoorziening te treffen voor de periode, gelegen tussen de verplichte opname van de vingerafdrukken in reisdocumenten op grond van de verordening en de invoering van de centrale reisdocumentenadministratie. Deze overgangsmaatregel voorziet in een wettelijke grondslag voor het opslaan en verwerken van de vingerafdrukken op de reisdocumenten en in de decentrale reisdocumentenadministraties zo lang de centrale reisdocumentenadministratie er nog niet is. De daarvoor benodigde nadere regels zullen tot de invoering van de nieuwe reisdocumentenadministratie ingevolge artikel 65, vierde, vijfde en zesde lid, bij ministeriële regeling worden gesteld. De overgangsmaatregel vervalt ingevolge onderdeel C op het moment dat de decentrale reisdocumentenadministraties in hun huidige vorm worden opgeheven, op welk moment de gegevens uit de decentrale administraties ingevolge het derde lid worden overgebracht naar de nieuwe reisdocumentenadministratie. Het is van belang hierbij aan te geven dat zolang de vingerafdrukken decentraal zijn opgeslagen er geen mogelijkheden zijn om het aanvraagproces te ondersteunen door het gebruik van de biometrische zoekfunctie. De daarvoor benodigde programmatuur zal pas operationeel zijn als de nieuwe reisdocumentenadministratie is gebouwd.

De bestaande artikelen 65 en 66 van de Paspoortwet kunnen vervallen, aangezien deze artikelen hun betekenis inmiddels hebben verloren.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

Naar boven