Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 november 2024
Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van de Commissie Sociale Zaken en
Werkgelegenheid (hierna de Commissie) over de brief betreffende de aanpak en opzet
periodieke rapportage kinderopvangbeleid (Kamerstuk 31 322, nr. 543).
Ik beantwoord de vragen in de gestelde volgorde.
1.
In hoeverre komt deze periodieke rapportage op tijd om nog een rol te kunnen spelen
bij de afwegingen rondom het besluit over de stelselherziening kinderopvang?
De periodieke rapportage heeft betrekking op het kinderopvangbeleid in de periode
2015–2024. Dit betekent dat de herziening van het financieringsstelsel niet binnen
de scope van de rapportage valt. De planning is om de rapportage in het najaar van
2025 op te leveren en voor het grootste gedeelte wordt gebruik gemaakt van reeds bestaande
kennis en inzichten. Kennisinzichten die ook relevant zijn voor de stelselherziening
zullen meegenomen worden. De resultaten van de evaluatie kunnen bij de definitieve
besluitvorming over de stelselherziening worden betrokken.
2.
In hoeverre wordt de opvolging van de aanbevelingen uit eerdere onderzoeken over kinderopvang
meegenomen in deze rapportage?
De periodieke rapportage is een synthese-onderzoek. Dat betekent dat we voor de periodieke
rapportage gebruik maken van informatie afkomstig van verschillende bronnen, zoals
data, onderzoeken en evaluaties. Het gaat daarbij om het kinderopvangbeleid in de
periode 2015–2024. Deze informatie analyseren we voor de beantwoording van de onderzoeksvragen.
Aanbevelingen uit eerdere onderzoeken die zien op de focus van de periodieke rapportage,
namelijk op de doeltreffendheid en doelmatigheid van het kinderopvangbeleid in het
bevorderen van de arbeidsparticipatie, zullen daarom ook meegenomen worden.
3.
Wordt in deze rapportage aandacht geschonken aan de beleidsmaatregelen die genomen
zijn n.a.v. de beleidsdoorlichting uit 2015 (Kamerstuk II 2015/16, 30 982, nr. 27)?
De periodieke rapportage bestrijkt de periode van na de beleidsdoorlichting: 2015
tot 2024. Beleidsontwikkelingen en -maatregelen in die periode maken daarom deel uit
van de rapportage.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J. Nobel