31 322 Kinderopvang

Nr. 533 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 15 april 2024

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 20 april 2024 over de verzamelbrief kwaliteit en veiligheid kinderopvang (Kamerstuk 31 322, nr. 525)

De vragen en opmerkingen zijn op 2 april 2024 aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 15 april 2024 zijn de resterende vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, L. de Jong

Adjunct-griffier van de commissie, Van den Broek

Uitzonderingen gastouderopvang van Warenwet

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar een overzicht van welke verplichtingen gelden voor de gastouderopvang en welke voor de kinderopvang niet zijnde de gastouderopvang.

De uitwerking van de eisen uit de Wet kinderopvang is voor kindercentra opgenomen in het Besluit kwaliteit kinderopvang en voor gastouderopvang in het Besluit kwaliteit gastouderopvang (en in onderliggende ministeriële regelingen). De uitwerking voor de verschillende opvangsoorten verschilt op onderdelen. Sommige verschillen worden verklaard door het verschillende karakter van dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang. Zo zijn in de gastouderopvang geen eisen nodig over de stamgroep en een vast gezicht, om de stabiliteit voor kinderen te waarborgen. Daarnaast is in de regelgeving voor kindercentra in 2018 een forse kwaliteitsslag gemaakt met de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang. Daarbij is bijvoorbeeld pedagogische coaching geïntroduceerd in de dagopvang en bso, maar nog niet voor gastouderopvang. Voor gastouderopvang beogen we een vergelijkbare verbetering met het voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met verbetermaatregelen van de gastouderopvang, dat recent bij uw Kamer is ingediend. Met dit wetsvoorstel en onderliggende regelgeving willen we de regelgeving meer gelijk trekken.

Naast de eisen op grond van de Wet kinderopvang is de kinderopvang (net als andere sectoren) gebonden aan onderdelen van andere wet- en regelgeving. De mate waarin en wijze waarop verplichtingen in deze wetgeving gelden, kan verschillend zijn voor kindercentra en voor gastouderopvang. Zo moeten alle gebouwen in Nederland voldoen aan de regels van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Het Bbl stelt minimumregels met als doel veilige, gezonde, duurzame en bruikbare gebouwen. De regels zijn gebaseerd op het gebruik van een gebouw en de daarmee samenhangende risico’s. Gastouderopvang is vanuit het Bbl een woonfunctie, kinderopvang in een kindercentrum is een «bijeenkomstfunctie voor kinderopvang voor kinderen onder de 4». Om die reden verschillen de regels voor gastouderopvang en kindercentra.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de brief dat er volgens het kabinet meerdere redenen zijn voor een uitzondering voor de gastouderopvang op de WAS 2023. Een van die redenen is dat de veiligheid gewaarborgd is door toezicht van de GGD. Deze leden zijn niet overtuigd door dit argument, aangezien de GGD ook bij andere vormen van kinderopvang toezicht houdt en het kabinet van mening is dat deze vormen van kinderopvang niet uitgezonderd dienen te worden. Deze leden vragen of het kabinet hier nader op kan reflecteren.

Gastouderopvang verschilt in die zin van kinderopvang in een kindercentrum, dat de opvang bij gastouderopvang wordt verzorgd in de eigen woning en dus in de privésfeer. Daarom is bij gastouderopvang het onderscheid in de praktijk lastig tussen publiek en privaat gebruik van speeltoestellen. Voor kindercentra geldt die dunne scheidslijn niet. Daarnaast is in een kindercentrum de setting doorgaans minder klein en het gebruik intensiever. De dagopvang en buitenschoolse opvang worden om die reden niet uitgezonderd van het WAS 2023.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen uit de brief dat de Warenwetregeling zou betekenen dat kinderen niet in hun eigen bed mogen slapen tijdens opvangtijd. Deze leden vragen hoe dit precies volgt uit de Warenwetregeling.

Het klopt dat uit de huidige Warenwetregeling volgt dat kinderen niet in hun eigen bed mogen slapen tijdens opvangtijd. Het betreft specifiek kinderen van ouders die gebruik maken van gastouderopvang in hun eigen woning. De Warenwetregeling geldt op dit moment voor de gehele kinderopvang en maakt geen onderscheid tussen opvang in een kindercentrum en gastouderopvang. De nadere eisen van de Warenwetregeling zijn echter opgesteld passend bij kinderbedden die worden gebruikt in (en doorgaans speciaal zijn ontworpen voor) een kindercentrum. Kinderbedden voor particulier gebruik voldoen hier in de regel niet aan. Kinderen van ouders die in hun eigen woning gebruik maken van gastouderopvang, slapen doorgaans in een kinderbed voor particulier gebruik. Omdat dit in de regel niet voldoet aan de nadere eisen van de Warenwetregeling, mogen de kinderen tijdens opvangtijd geen gebruik maken van hun eigen bed. Dit is een van de redenen voor het voorstel om gastouderopvang uit te zonderen.

Ook vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie op welke manier het kabinet de uitzonderingen wil vormgeven. Deze leden vragen het kabinet te beargumenteren dat de gekozen reikwijdte van de uitzondering proportioneel en juridisch houdbaar is.

Het kabinet is voornemens om in het Warenwetbesluit Attractie- en Speeltoestellen speeltoestellen die geplaatst zijn bij en gebruikt worden voor gastouderopvang toe te voegen aan de opsomming waar het besluit niet op van toepassing is. In het Warenwetbesluit Kinderbedden en -boxen wil het kabinet wijzigen dat de regels gelden voor gebruik in een kindercentrum, in plaats van voor gebruik in het kader van kinderopvang in brede zin. Het concept wijzigingsbesluit met deze aanpassingen staat tot 15 april 2024 open voor internetconsultatie. Voor de onderbouwing van de reikwijdte van deze aanpassingen verwijs ik naar het antwoord op de voorgaande vragen van de GroenLinks-PvdA-fractie.

De leden van de SGP-fractie vragen hoe in de tussenliggende tijd tot 1 januari 2025 wordt omgegaan met toezicht op gastouderopvang op grond van de Warenwetregelgeving voor speeltoestellen en kinderbedden en – boxen? Kan de Minister toezeggen dat richting gastouders op deze punten niet handhavend zal worden opgetreden?

In de huidige situatie houdt de GGD toezicht op de veiligheid van de gastouderopvang en inspecteert periodiek alle gastouders en gastouderbureaus. Indien de GGD constateert dat er geen sprake is van verantwoorde kinderopvang, kan de gemeente handhavend optreden. De NVWA houdt reactief toezicht op speeltoestellen bij gastouders, waarbij de toezichthouder in actie komt bij melding van een ernstig ongeval. Ook in de periode tussen nu en 1 januari 2025 zal de NVWA bij een eventuele melding actie ondernemen. Die actie zal bestaan uit het doorgeven van de melding aan de toezichthoudende GGD. In het mogelijke geval dat de GGD niet voldoende kan reageren op de melding, kan de NVWA ingrijpen. Formeel toezeggen dat de NVWA helemaal niet zal handhaven is niet mogelijk omdat dit tegen de geldende regelgeving in zou gaan.

Naar boven