31 322 Kinderopvang

Nr. 478 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 2022

Jaarlijks publiceert de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) haar onderzoek naar het gemeentelijk toezicht op de kinderopvang. Hierbij doe ik u dit onderzoek toekomen. In deze brief reageer ik op twee onderwerpen waar de inspectie specifiek op in gaat.

In het rapport besteedt de inspectie specifiek aandacht aan de voorschoolse educatie. Hierop reageer ik mede namens de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs. Belangrijk aandachtspunt voor de voorschoolse educatie is dat de impact van de personeelstekorten zichtbaar wordt. Er is een stijging in de tekortkomingen op de voorwaarden beroepskracht-kindratio en kwalificaties van beroepskrachten bij voorschoolse educatie. De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs brengt de aard en de omvang van dit probleem in kaart, op basis waarvan mogelijke maatregelen worden afgewogen. Informatie hierover wordt in het voorjaar van 2023 gedeeld met uw Kamer.

Daarnaast gaat het rapport in op de meld-, overleg- en aangifteplicht bij vermoedens van mishandeling en seksueel misbruik in de kinderopvang. De inspectie concludeert dat de bekendheid hiervan beter kan en noemt dit een zorgelijke constatering. Ik onderschrijf deze conclusie en zet in op het vergroten van de bekendheid en naleving van de meld-, overleg- en aangifteplicht bij houders, medewerkers en gastouders. Komend voorjaar zal ik uw Kamer hierover nader informeren.

Tevens stuur ik u het onderzoek dat onderzoeksbureau AEF heeft uitgevoerd naar de effectiviteit van toezicht en handhaving in de kinderopvang. De beleidsreactie op dit onderzoek volgt later.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Naar boven