Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 december 2020
Hierbij bied ik uw Kamer het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag
aan1. Met dit besluit wordt de koppeling gewerkte uren binnen de kinderopvangtoeslag in
2020 tijdelijk verruimd. Dit ontwerpbesluit wordt aan uw Kamer aangeboden in het kader
van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure (artikel 3.4 van de Wet kinderopvang).
Tijdelijke verruiming van de koppeling gewerkte uren
Het onderhavige ontwerpbesluit regelt de tijdelijke verruiming van de koppeling gewerkte
uren in toeslagjaar 2020. De wijziging is van toepassing op werkende ouders die aanspraak
hebben op kinderopvangtoeslag voor het toeslagjaar 2020. De aanpassing houdt verband
met de (gedeeltelijke) sluiting van de kinderopvang van 16 maart tot en met 7 juni
2020 wegens de gevolgen van COVID-19. Tijdens de (gedeeltelijke) sluiting heeft het
kabinet ouders gevraagd de rekening van de kinderopvang volledig door te blijven betalen.
Hierdoor hoefde niet te worden ingegrepen in het lopende toeslagensysteem en kon de
kinderopvangtoeslag blijven doorlopen.
Met dit ontwerpbesluit wordt ervoor gezorgd dat ouders die door corona tijdelijk minder
uren konden werken niet achteraf worden geconfronteerd met terugvorderingen op grond
van de koppeling gewerkte uren, terwijl zij zijn gevraagd de rekening te blijven doorbetalen.
Spoedprocedure
Op grond van artikel 3.4 van de Wet kinderopvang, geschiedt de voordracht aan de Koning
voor het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het ontwerpbesluit
niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers is overgelegd.
Echter, voor dit ontwerpbesluit zal een spoedprocedure worden gevolgd. Met toepassing
van artikel 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid, zal deze algemene
maatregel van bestuur één week worden voorgehangen bij beide Kamers der Staten-Generaal,
in plaats van vier weken. De voorhang eindigt hierdoor op 18 december aanstaande.
Artikel 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 geeft de ruimte om onder bepaalde, uitzonderlijke
omstandigheden voorprocedures zoals de voorhangverplichting anders vorm te geven.
Dit kan indien het (volledig) moeten toepassen van een wettelijk verplichte voorprocedure
gelet op de spoedeisendheid terstond intredende onaanvaardbare gevolgen heeft. In
dit geval is aan dat criterium voldaan omdat bij het volgen van de reguliere procedure
onaanvaardbare gevolgen voor een groep kinderopvangtoeslag ontvangende ouders ontstaan.
Door de verruiming van de koppeling gewerkte uren met terugwerkende kracht voor toeslagjaar
2020 hebben een aantal ouders namelijk meer recht op kinderopvangtoeslag dan ze nu
hebben aangevraagd. Voor deze ouders zal een mutatie in de toeslagaanvraag moeten
plaatsvinden. Dit is in het bijzonder van belang voor een groep van ongeveer 125 ouders,
bij wie naar aanleiding van de uitvoeringstoets door de Belastingdienst/Toeslagen
is gebleken dat bij deze groep ouders eerder dit jaar, op grond van de huidige koppeling
gewerkte uren, de toeslagaanvraag naar beneden is bijgesteld. Voor deze ouders zal
een mutatie in de toeslagaanvraag moeten plaatsvinden; indien dit niet gebeurt lopen
ze mogelijk toeslag mis of ontvangen ze de nabetaling pas in definitieve toekenning
dat later in 2021 volgt.
Vanwege het belang van rechtszekerheid en de noodzaak van goede begeleiding van ouders,
dient de Belastingdienst/Toeslagen zo snel mogelijk doch uiterlijk in januari 2021
met de uitvoering van deze algemene maatregel van bestuur te starten. Die datum is
niet langer haalbaar als de reguliere procedure gevolgd wordt. Voor dit ontwerpbesluit
is er tijd voor een voorhang van één week. Hierdoor is het mogelijk om eind januari
een definitief besluit te publiceren, zodat er voor de Belastingdienst/Toeslagen ruimte
is om ouders te informeren en begeleiden naar een volledige kinderopvangtoeslagaanvraag.
Uitvoeringstoets Belastingdienst
Gelijktijdig met deze brief en het ontwerpbesluit ontvangt u de uitvoeringstoets van
de Belastingdienst/Toeslagen op het ontwerpbesluit.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van ’t Wout