31 322 Kinderopvang

Nr. 363 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 mei 2018

De Inspectie van het Onderwijs (IvhO) heeft onderzoek gedaan naar de vraag of kinderen van ouders uit lagere inkomensgroepen vaker naar kwalitatief mindere kinderdagverblijven gaan dan kinderen van ouders uit hogere inkomensgroepen. Dit onderzoek is uitgevoerd naar aanleiding van een artikel in de Volkskrant eind 2016 over de kwaliteit van de kinderopvang en Kamervragen hierover. In deze brief informeer ik u over de aanleiding en uitkomsten van dit onderzoek en de betekenis ervan.

Aanleiding onderzoek

Eind 2016 zijn er Kamervragen gesteld naar aanleiding van een bericht in de Volkskrant waarin stond dat kinderopvang in arme buurten gemiddeld slechter op kwaliteit scoort dan kinderopvang in rijke wijken1. De conclusies in dit artikel waren gebaseerd op de risicoprofielen van de toezichthouder kinderopvang (de GGD’en).

In reactie op deze vragen heeft mijn voorganger aangegeven de conclusies van de Volkskrant niet te onderschrijven, omdat de risicoprofielen niets zeggen over de actuele kwaliteit van een opvanglocatie, maar worden gebruikt om een inschatting te maken van de benodigde toezichtcapaciteit. Mijn voorganger meldde ook het wel zorgelijk te vinden als blijkt dat de kwaliteit van kinderopvang in buurten met lagere inkomens lager is dan de kwaliteit in buurten met hogere inkomens en zegde toe de IvhO te vragen hier nader onderzoek naar te laten doen.

Omdat het niet zozeer gaat om de buurt waar een opvanglocatie staat, maar wie ervan gebruik maken, heeft de IvhO onderzocht of er een relatie is tussen het inkomen van ouders en de kwaliteit van een opvanglocatie. Meer specifiek: of kinderen van ouders met lagere inkomens vaker naar een opvanglocatie van lage kwaliteit gaan dan kinderen van ouders met hogere inkomens.

Inhoud en resultaten onderzoek

Inhoud

De IvhO heeft onderzocht of kinderen van ouders met lagere inkomens vaker naar kinderopvang van mindere kwaliteit gaan dan kinderen van ouders met hogere inkomens. Omdat ook andere factoren (dan het inkomen) kunnen samenhangen met de kwaliteit van een opvanglocatie heeft de IvhO ook gekeken naar ondermeer de grootte van het kinderdagverblijf (locatiegrootte) en de omvang van de organisatie waartoe het kinderdagverblijf behoort (houderomvang).

Om iets te kunnen zeggen over de kwaliteit van een kinderdagverblijf heeft de IvhO gekeken of er tekortkomingen zijn geconstateerd (dus of de toezichthouder tijdens de inspectie overtredingen heeft vastgesteld) en of er een handhavingsadvies is gegeven (dus of de geconstateerde overtreding van dien aard is dat de toezichthouder de gemeente adviseert om te handhaven).

Resultaten

De IvhO concludeert dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat kinderen uit lagere inkomensgroepen aanzienlijk vaker naar kwalitatief minder goede kinderdagverblijven gaan dan kinderen uit hogere inkomensgroepen. De IvhO ziet op dit punt geen reden tot zorg. Uit het onderzoek blijkt dat kinderen uit lagere inkomensgroepen iets vaker op een kinderdagverblijf met tekortkomingen en een handhavingsadvies zitten dan kinderen uit hogere inkomensgroepen, maar dat deze verschillen zeer klein zijn. Kinderen uit lagere inkomensgroepen gaan iets vaker (3–5%) naar een locatie met een handhavingsadvies en ook iets vaker (2–5%) naar een opvanglocatie met relevante tekortkomingen2. De IvhO concludeert verder dat de uitkomsten erop wijzen dat grote houders en grote locaties de wet- en regelgeving beter naleven dan kleine houders en kleine kinderdagverblijven.

Betekenis van de resultaten

Ik ben blij met de uitkomsten van het onderzoek door de IvhO. Het laat zien dat kinderen van ouders met lagere en hogere inkomens naar kinderdagverblijven van vergelijkbare kwaliteit gaan (ie naar opvanglocaties met vergelijkbare percentages tekortkomingen en handhavingsadviezen). Dat is goed nieuws. Ik zie daarom geen reden voor aanvullende maatregelen.

De bevinding dat kleine kinderdagverblijven en kinderdagverblijven die onderdeel uitmaken van kleine organisaties vaker tekortkomingen en handhavingsadviezen hebben, komen overeen met de resultaten uit de Landelijke Rapportage Toezicht en Handhaving Kinderopvang 2016, die ik onlangs aan uw Kamer heb gezonden3. Zoals ik in mijn reactie op deze rapportage aangaf, ga ik met GGD GHOR Nederland in gesprek over de herijking van het huidige risicomodel kinderopvang4. De bevindingen van de IvhO over locatie- en houdergrootte in het bijgaande rapport5 betrek ik bij dit gesprek.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 775

X Noot
2

Met relevante tekortkoming wordt een overtreding bedoeld die door GGD’en en gemeenten als minder ernstig worden beschouwd.

X Noot
3

Kamerstuk 31 322, nr. 350

X Noot
4

GGD’en gebruiken dit risicomodel om een risicoprofiel toe te kennen aan een opvanglocatie. Het risicoprofiel wordt vervolgens gebruikt om een inschatting te maken voor de benodigde toezichtcapaciteit voor het komende jaar.

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven