31 322 Kinderopvang

Nr. 247 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 juli 2014

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar aanleiding van de brief van 10 juni 2014 inzake het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag 2015 (Kamerstuk 31 322, nr. 241). De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 11 juli 2014.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, Van der Burg

De griffier van de commissie, Post

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag 2015. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

  • 1. In 2015 wordt een viertal maatregelen genomen ten aanzien van de kinderopvangtoeslag. Dit betreft onder andere een aanpassing van de definitie van het eerste kind bij een gelijk aantal uren en het in stand houden van de vaste voet van 18% in de eerste kindtabel. Wat is het financiële beslag van deze maatregelen, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Kan de Minister dit voor beide maatregelen uitsplitsen?

  • 2. Ook worden de inkomensklassen in de toeslagtabel geïndexeerd en de maximum uurprijzen voor de dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang geïndexeerd. Hoe verhouden de indexatiepercentages van de inkomensklassen zich tot de indexatie van de uurprijzen, zo vragen deze leden. En waarom verschillen deze indexatiepercentages? Waar zijn beide percentages op gebaseerd? En hoe verhoudt de indexering van de inkomensklassen zich tot de indexatie van de inkomensgrenzen bij de huur- en de zorgtoeslag? En bijvoorbeeld bij de belastingschijven? Kan de Minister uitleggen hoe het kan dat de indexering van de inkomensklassen budgettair neutraal kan plaatsvinden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag 2015. Zij hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.

  • 1. De leden van de PvdA-fractie lezen dat de definitie van het eerste kind bij een gelijk aantal uren wordt aangepast. De regering stelt dat bij een gelijk aantal uren het kind met de laagste kosten van kinderopvang als eerste kind werd beschouwd. Dit was niet in lijn met het algemene begrip van het eerste kind, namelijk het kind met het hoogste aantal uren opvang. Begrijpen de leden van de PvdA-fractie het goed dat hier sprake was van een inconsistentie in de regelgeving. Zo ja, waarom heeft de regering dit moment gekozen om de regels aan te passen? Waarom heeft de aanpassing niet eerder plaatsgevonden? Kan de regering aangeven in hoeverre dit van invloed zal zijn op de gebruikers van de kinderopvangtoeslag?

  • 2. De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd dat de Minister voornemens is om ook volgend jaar de maximum uurprijzen weer te indexeren. Hiermee is een bedrag gemoeid van 45 miljoen euro. In tegenstelling tot onder het kabinet Rutte I worden ouders hiermee gecompenseerd voor de stijging van de prijzen in de kinderopvang. Kan de regering bevestigen dat met name de lagere inkomens hier baat bij zullen hebben?

II Antwoord/Reactie van de Minister

VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit kinderopvangtoeslag 2015. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

Vraag:

In 2015 wordt een viertal maatregelen genomen t.a.v. de kinderopvangtoeslag. Dit betreft o.a. een aanpassing van de definitie van het eerste kind bij een gelijk aantal uren en het in stand houden van de vaste voet van 18% in de eerste kindtabel. Wat is het financiële beslag van deze maatregelen, zo vragen de leden van de VVD? Kan de Minister dit voor beide maatregelen uitsplitsen?

Antwoord:

De aanpassing van de definitie van het eerste kind raakt circa 6.500 aanvragers en leidt tot een beperkte besparing van ongeveer € 0,5 miljoen. Dit is een verschil van gemiddeld ca. € 75 per jaar per aanvrager. Het in stand houden van de vaste voet heeft geen financiële gevolgen, dit is immers geen wijziging van beleid.

Vraag:

Ook worden de inkomensklassen in de toeslagtabel geïndexeerd en de maximum uurprijzen voor de dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang geïndexeerd. Hoe verhouden de indexatiepercentages van de inkomensklassen zich tot de indexatie van de uurprijzen, zo vragen deze leden? En waarom verschillen deze indexatiepercentages? Waar zijn beide percentages op gebaseerd?

Antwoord:

Het indexatiepercentage van de inkomensklassen bedraagt 1,95%, dat van de maximum uurprijzen 2,03%.

De wijze van indexering is in de wet vastgelegd. Om de indexatie te bepalen wordt gebruik gemaakt van cijfers uit het Centraal Economisch Plan (CEP). Bij de indexering van de toetsingsinkomens wordt gekeken naar de ontwikkeling van de lonen. De bedragen van de toetsingsinkomens worden aangepast overeenkomstig de ontwikkeling van de contractlonen. Voor de indexering van de maximum uurprijs wordt gekeken naar de loon- en prijsontwikkeling. De indexatie wordt bepaald door te kijken naar de ontwikkeling van de loonvoet bedrijven (80%) en de consumentenprijsindex (20%).

Vraag:

En hoe verhoudt de indexering van de inkomensklassen zich tot de indexatie van de inkomensgrenzen bij de huur- en de zorgtoeslag? En bijvoorbeeld bij de belastingschijven?

Antwoord:

De huurtoeslag kent verschillende inkomensgrenzen. De minimuminkomensgrens in de huurtoeslag (waarboven de eigen bijdrage gaat oplopen) volgt voor ouderenhuishoudens de ontwikkeling van de AOW en de MKOB. Voor huishoudens onder de pensioengerechtigde leeftijd volgt deze minimuminkomensgrens de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon (WML), dat weer gekoppeld is aan de contractloonontwikkeling. Het norminkomen (maximale rekeninkomen waarboven geen recht op huurtoeslag bestaat) wordt geïndexeerd met de consumentenprijsindex (CPI) alle huishoudens.

Het drempelinkomen in de zorgtoeslag (de afbouwgrens) volgt de ontwikkeling van het WML, dat weer gekoppeld is aan de contractloonontwikkeling.

De schijven in de inkomstenbelasting worden geïndexeerd met de tabelcorrectiefactor, die gekoppeld is aan de CPI afgeleid. Deze is gelijk aan de gewone CPI, exclusief het effect van veranderingen in de tarieven van productgebonden belastingen (bijvoorbeeld BTW en accijns op alcohol en tabak) en subsidies.

Vraag:

Kan de Minister uitleggen hoe het kan dat de indexering van de inkomensklassen budgettair neutraal kan plaatsvinden?

Antwoord:

Indexering van de inkomensklassen is budgettair neutraal omdat huishoudinkomens stijgen als gevolg van contractloonontwikkeling. De inkomensgrenzen worden met eenzelfde percentage geïndexeerd en hierdoor blijven huishoudens gemiddeld recht houden op hetzelfde toeslagpercentage waardoor de maatregel budgettair neutraal is.

PvdA

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag 2015. Zij hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.

Vraag:

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de definitie van het eerste kind bij een gelijk aantal uren wordt aangepast. De regering stelt dat bij een gelijk aantal uren het kind met de laagste kosten van kinderopvang als eerste kind werd beschouwd. Dit was niet in lijn met het algemene begrip van het eerste kind, namelijk het kind met het hoogste aantal uren opvang. Begrijpen de leden van de PvdA-fractie het goed dat hier sprake was van een inconsistentie in de regelgeving? Zo ja, waarom heeft de regering dit moment gekozen om de regels aan te passen? Waarom heeft de aanpassing niet eerder plaatsgevonden?

Antwoord:

Er was inderdaad sprake van een inconsistentie in de regelgeving. Vorig jaar is een analyse gedaan naar de gevolgen van deze inconsistentie: om hoeveel kinderen gaat het, wat zijn de budgettaire gevolgen. De resultaten hiervan kwamen te laat om vorig jaar mee te nemen in het Besluit kinderopvangtoeslag 2014. Daarom is de wijziging dit jaar meegenomen voor het Besluit kinderopvangtoeslag 2015.

Vraag:

Kan de regering aangeven in hoeverre dit van invloed zal zijn op de gebruikers van de kinderopvangtoeslag?

Antwoord:

Bij de meeste ouders waarbij twee of meer kinderen evenveel uren afnemen, zijn de kosten hetzelfde. De kinderen gaan dan naar dezelfde opvang en zijn zowel de uren als de uurprijs hetzelfde. De aanpassing heeft gevolgen voor ca. 6.500 aanvragers, die voor verschillende kinderen evenveel uren afnemen, maar waarbij een verschillende uurprijs geldt. Het verschil in kosten door de aanpassing bedraagt gemiddeld ongeveer € 75 per jaar per aanvrager.

Vraag:

De leden van de PvdA-fractie zijn verheugd dat het kabinet voornemens is om ook volgend jaar de maximum uurprijzen weer te indexeren. Hiermee is een bedrag gemoeid van 45 miljoen euro. In tegenstelling tot onder het kabinet Rutte I worden ouders hiermee gecompenseerd voor de stijging van de prijzen in de kinderopvang. Kan de regering bevestigen dat met name de lagere inkomens hier baat bij zullen hebben?

Antwoord:

Alle ouders die kinderopvangtoeslag ontvangen, hebben baat bij de indexatie. Zij krijgen tot een hogere maximum uurprijs een gedeelte van de kosten vergoed. Lagere inkomens hebben hier het meeste profijt van, doordat zij een groter percentage van de kosten van kinderopvang vergoed krijgen.

Naar boven