31 322 Kinderopvang

Nr. 234 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 maart 2014

Ieder kwartaal informeer ik uw Kamer over de ontwikkelingen in het gebruik van kinderopvangtoeslag, de arbeidsparticipatie, het aantal instellingen en de uurprijzen. Deze brief geeft de cijfers weer over heel 2013. Ook in 2014 blijf ik deze cijfers per kwartaal bekendmaken, maar ik zal dat niet meer doen in de vorm van een brief. Door één keer per jaar deze brief te versturen is sprake van een stabieler beeld en kan ik de cijfers beter duiden. De kwartaalcijfers zullen worden gepubliceerd op de website van de Rijksoverheid bij het dossier kinderopvang. Ik zal uw Kamer wel per brief informeren over de cijfers over het gehele jaar 2014.

In 2013 is het gebruik van kinderopvangtoeslag in totaal met 18% gedaald. Het aantal kinderen is met 10% gedaald en het aantal uren per kind met 8%. De daling van het aantal kinderen met 10% wordt voor ca. 40% veroorzaakt doordat de eerste kinderen van ouders met een inkomen boven de € 118.189 uit de statistiek zijn gevallen. De daling in het aantal uren past in de ontwikkeling die zich op dit moment binnen de sector voordoet om meer flexibiliteit aan ouders te bieden in de contracten. De arbeidsparticipatie is gedaald in 2013 als gevolg van de algemeen economische situatie. Ook bij moeders en vaders met jonge kinderen is de arbeidsparticipatie gedaald. Moeders met jonge kinderen zijn wel evenveel uren blijven werken in 2013 als in 2012.

Het aantal instellingen is in de dagopvang redelijk constant gebleven vergeleken met een jaar geleden, het aantal locaties in de bso is licht gedaald en het aantal gastouders is afgenomen. De gemiddelde uurprijs ligt voor alle opvangsoorten boven de maximum uurprijs. Het kabinet heeft besloten de maximum uurprijzen voor 2014 te indexeren, waardoor de gemiddelde uurprijzen en maximum uurprijzen in 2014 weer dichter bij elkaar kunnen komen liggen. Met de intensivering in de kinderopvangtoeslag vanaf 1 januari 2014 wordt structureel een impuls gegeven aan de kinderopvang.

Flexibele contracten

In het Regeerakkoord is opgenomen «dat met de kinderopvangsector afspraken zullen worden gemaakt over een grotere flexibiliteit in het aanbieden van contracten. Indien nodig zullen wettelijk maatregelen worden genomen.» Hoewel het niet gelukt is om met de sector tot afspraken voor 2014 te komen, zie ik dat steeds meer kinderopvangorganisaties ook zonder dat daar op centraal niveau afspraken over zijn gemaakt, flexibele contracten zijn gaan aanbieden. Gegeven deze ontwikkeling ben ik voornemens om op dit moment deze ontwikkelingen binnen de sector de ruimte te geven en niet in te grijpen door in de regelgeving flexibele contracten af te dwingen.

Gebruik kinderopvangtoeslag

Het aantal kinderen met kinderopvangtoeslag is in 2013 met 10% afgenomen ten opzichte van het gemiddeld aantal kinderen in 2012.1 Het gemiddeld aantal kinderen met kinderopvangtoeslag was 636.000 in 2013. Het gebruik is daarmee verder afgenomen ten opzichte van het derde kwartaal 2013 (Kamerstuk 31 322, nr. 226). Dit wordt niet alleen veroorzaakt door een daling in het vierde kwartaal, maar ook doordat het gemiddeld aantal kinderen over de eerste drie kwartalen naar beneden is bijgesteld.

Tabel 1. aantal kinderen met kinderopvangtoeslag1

Tabel 1. aantal kinderen met kinderopvangtoeslag1

1 Voor 2013 betreft dit voorlopige cijfers. Aanvragen kunnen nog met terugwerkende kracht worden aangepast.

Bron: Belastingdienst/Toeslagen, bewerking SZW

Tabel 2 laat de ontwikkeling zien in het aantal kinderen met kinderopvangtoeslag en het aantal uren per kind naar inkomen. Het aantal uren per kind is in 2013 gemiddeld met 8% gedaald ten opzichte van het gemiddelde in 2013. Deze daling in het aantal uren past binnen de ontwikkeling die op dit moment in de sector zich voordoet om meer flexibiliteit aan ouders te bieden in de contracten. Daarmee komt de totale daling in het gebruik van kinderopvangtoeslag uit op 18% in 2013. Buiten de hoogste inkomensgroep is het gebruik het meest afgenomen bij de lagere inkomensgroepen.

Tabel 2. aantal kinderen met KOT en uren per kind naar verzamelinkomen1 (relatieve mutatie in 2013 t.o.v. gemiddeld 2012)

Tabel 2. aantal kinderen met KOT en uren per kind naar verzamelinkomen1 (relatieve mutatie in 2013 t.o.v. gemiddeld 2012)

1 Voor 2013 betreft dit voorlopige cijfers. Aanvragen kunnen nog met terugwerkende kracht worden aangepast.

Bron: Belastingdienst/Toeslagen, bewerking SZW

De daling van het aantal kinderopvangtoeslagen is het grootst bij de hoogste inkomens. Dit wordt veroorzaakt doordat ouders met een inkomen boven de € 118.189 in 2013 geen kinderopvangtoeslag ontvingen voor hun eerste kind en deze kinderen daardoor buiten de cijfers van de Belastingdienst/Toeslagen vallen. Hierdoor vielen van 2012 op 2013 ca. 30.000 kinderen uit de informatie over het gebruik van kinderopvangtoeslag. Dit hoeft niet te betekenen dat deze kinderen geen gebruik meer maken van kinderopvang. Vanaf 2014 kunnen deze ouders weer kinderopvangtoeslag aanvragen. Concrete toezichtacties van de Belastingdienst hebben tot gevolg gehad dat toeslagen zijn stopgezet. In de halfjaarrapportages Belastingdienst informeert de Staatssecretaris van Financiën daarover aan uw Kamer.

Tabel 3 geeft een onderverdeling weer van het aantal kinderen met kinderopvangtoeslag naar opvangsoort. In 2013 gingen 278.000 kinderen met kinderopvangtoeslag naar de buitenschoolse opvang, 261.000 kinderen naar de dagopvang en in totaal 97.000 kinderen naar de gastouderopvang.

Tabel 3. aantal kinderen met KOT naar opvangsoort (x 1.000)

Tabel 3. aantal kinderen met KOT naar opvangsoort (x 1.000)

Bron: SZW-berekening op basis van informatie van Belastingdienst

Netto arbeidsparticipatie vrouwen en mannen

De cijfers hieronder laten de gemiddelde arbeidsparticipatie zien over 2013. De netto arbeidsparticipatie van vrouwen is afgenomen in 2013. Bij moeders met jonge kinderen is de arbeidsparticipatie gedaald van 71,5% in 2012 naar 70,3% in 2013. Bij alleenstaande moeders is de arbeidsparticipatie gedaald van 63% in 2012 naar 61,2% in 2013. Overigens is de arbeidsparticipatie in het vierde kwartaal van 2013 redelijk constant gebleven ten opzichte van het derde kwartaal. De daling van de arbeidsparticipatie is in het laatste kwartaal dus niet verder toegenomen.

Tabel 4: netto arbeidsparticipatie vrouwen en moeders met jonge kinderen (in %)

Tabel 4: netto arbeidsparticipatie vrouwen en moeders met jonge kinderen (in %)

Bron: CBS

In deze brief met cijfers over het gehele jaar presenteer ik aanvullende informatie over de arbeidsparticipatie van moeders naar leeftijd van het jongste kind. De grafiek hieronder laat de ontwikkeling in de participatie zien voor moeders met het jongste kind in de leeftijd 0–4 jaar en 4–12 jaar. De groep vrouwen tussen de 25–55 jaar wordt ter vergelijking weergegeven, omdat de meeste moeders met jonge kinderen zich in deze leeftijdsgroep bevinden.

Grafiek 1: netto arbeidsparticipatie moeders naar leeftijd van het jongste kind en vrouwen tussen de 25–55 jaar

Grafiek 1: netto arbeidsparticipatie moeders naar leeftijd van het jongste kind en vrouwen tussen de 25–55 jaar

Bron: CBS

De netto arbeidsparticipatie van mannen is in 2013 ook gedaald. In alle onderstaande categorieën is een daling te zien. Bij vaders met jonge kinderen is de arbeidsparticipatie gedaald van 93,2% naar 90,9%.

Tabel 5: netto arbeidsparticipatie mannen en vaders met jonge kinderen (in %)

Tabel 5: netto arbeidsparticipatie mannen en vaders met jonge kinderen (in %)

Bron: CBS

Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling in gewerkte uren van vrouwen en moeders met jonge kinderen weer. Vrouwen tussen de 15–64 jaar zijn iets meer gaan werken in 2013 en werken nu gemiddeld 29 uur per week. Moeders met jonge kinderen zijn evenveel blijven werken en werken gemiddeld 26 uur per week in 2013.

Tabel 6: ontwikkeling in gewerkte uren van vrouwen en moders met jonge kinderen (gemiddelde binnen de groep vrouwen met een baan van meer dan 12 uur)

Tabel 6: ontwikkeling in gewerkte uren van vrouwen en moders met jonge kinderen (gemiddelde binnen de groep vrouwen met een baan van meer dan 12 uur)

Bron: CBS

Aanbod kinderopvang

Tabel 7 laat het aantal locaties in de dagopvang, buitenschoolse opvang en het aantal gastouderlocaties zien.Het aantal instellingen in de dagopvang is redelijk constant gebleven ten opzichte van het vorige kwartaal en een jaar geleden. In de buitenschoolse opvang is het aantal instellingen licht gedaald gedurende het jaar. Het aantal gastouderlocaties daalt harder. Het aantal gastouderlocaties in januari 2014 was 40.148, een jaar eerder waren dit er nog 45.155.

Tabel 7: aantal kinderopvang- en gastouderlocaties

Tabel 7: aantal kinderopvang- en gastouderlocaties

Bron: DUO rapportage Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen

Ontwikkeling gemiddelde uurprijs

De gemiddelde uurprijzen liggen voor alle opvangsoorten boven de maximum uurprijzen. Het verschil tussen de gemiddelde en maximum uurprijs is het grootste bij de buitenschoolse opvang met 8,5%. Het relatieve verschil tussen de gemiddelde en maximum uurprijs voor de verschillende opvangvormen in 2013 is redelijk vergelijkbaar met de cijfers over 2012.

Tabel 8: ontwikkeling gemiddelde uurprijs (in €)

Tabel 8: ontwikkeling gemiddelde uurprijs (in €)

Bron: Belastingdienst/Toeslagen, bewerking SZW

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

De informatie in deze brief over het gebruik van kinderopvang is gebaseerd op het aantal kinderen waarvoor kinderopvangtoeslag wordt toegekend. Ouders die in 2013 geen kinderopvangtoeslag ontvingen, bijvoorbeeld omdat hun inkomen te hoog was, vallen daarom buiten deze cijfers over het gebruik van kinderopvang.

Naar boven