31 322 Kinderopvang

Nr. 231 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 februari 2014

Tijdens het mondelinge vragenuur van 19 november 2013 heeft uw Kamer vragen gesteld over het recht op kinderopvangtoeslag in het geval opa’s en oma’s, die als gastouders op hun kleinkinderen passen, een deel van het bedrag aan kinderopvangtoeslag terugschenken aan hun kinderen (Handelingen II 2013/14, nr. 25, Mondelinge vragen van het lid Voortman aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het bericht «Werknemers en werkgevers willen duidelijkheid in kinderopvang»). De Raad van State heeft op 13 november 2013 uitspraak gedaan hierover. Ik heb uw Kamer toegezegd mijn visie te geven op deze uitspraak. Dat doe ik in deze brief. In de brief, die ik mede namens de Staatssecretaris van Financiën stuur, ga ik tevens in op de gratis kinderopvangaanbiedingen waar kinderopvanginstellingen mee adverteren in relatie tot de regels voor de kinderopvangtoeslag.

Uitspraken Raad van State

De Raad van State heeft een drietal uitspraken gedaan over het terugschenken van (een deel van) de gemaakte kosten voor kinderopvang door grootouders (die als gastouder op hun kleinkinderen passen) aan hun kinderen. In de eerste uitspraak van 19 december 2012 gaf de Raad van State aan dat grootouders (gastouders) een bedrag aan hun kinderen konden schenken ter compensatie van de eigen bijdrage, mits deze schenking gedocumenteerd was. Bij de vraagouders die het betrof was hiervan geen sprake, waardoor deze ouders bedragen aan ten onrechte ontvangen kinderopvangtoeslag moesten terugbetalen. Ook in de tweede uitspraak van 5 juni 2013 stelde de Raad van State dat de vraagouder met de overlegde documenten niet aannemelijk heeft kunnen maken dat er kosten voor kinderopvang gemaakt waren, omdat er sprake was van een schenking met gesloten beurzen van een deel van de gemaakte kosten. De kosten aan ten onrechte ontvangen kinderopvangtoeslag moesten worden terugbetaald. In de derde uitspraak van 13 november 2013 oordeelt de Raad van State dat een schenking van een deel van de kosten voor kinderopvang door de gastouder, het recht van de vraagouder op kinderopvangtoeslag niet in de weg staat, mits de vraagouder met documenten (bijvoorbeeld bankafschriften) kan aantonen dat er daadwerkelijk kosten voor kinderopvang zijn betaald en de gastouder het schenkingsbedrag met een apart document kan aantonen.

Duiding SZW van de Raad van State uitspraken

De Raad van State creëert met zijn uitspraken duidelijkheid over hoe het schenkingsrecht zich verhoudt tot het recht op kinderopvangtoeslag. In relatie tot de uitspraken van de Raad van State, wordt vaak de term «verplichte eigen bijdrage» genoemd als dat deel dat de ontvanger van de kinderopvangtoeslag (de ouder) zelf dient bij te dragen in de kosten van kinderopvang, naast de tegemoetkoming vanuit de overheid. Strikt juridisch gezien bestaat er geen «eigen bijdrage» in de kosten van kinderopvang. De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wko) heeft het niet over een verplichte eigen bijdrage, maar over kosten voor kinderopvang en het recht op kinderopvangtoeslag. Ouders zijn juridisch verantwoordelijk voor de betaling van alle kosten van kinderopvang. Als tegemoetkoming in die kosten ontvangen zij een deel daarvan van de overheid in de vorm van een toeslag. De Raad van State laat dit uitgangspunt overeind, maar maakt duidelijk onder welke voorwaarden schenkingen tussen de aanbieder van kinderopvang en de vraagouder geen invloed hebben op het recht op toeslag.

De consequenties van de uitspraak voor de kinderopvang

Voor het recht op kinderopvangtoeslag geldt als uitgangspunt dat elk op geld waardeerbaar voordeel dat verband houdt met het contract dat ouders met een instelling afsluiten, verdisconteerd moet zijn in de uurprijs op jaarbasis. Het gaat dan bijvoorbeeld om een gratis fiets of een maand gratis boodschappen. Maar dit geldt ook voor het terugschenken van de «eigen bijdrage». Wanneer een aanbieder van kinderopvang zich hieraan niet houdt, bestaat er geen recht op kinderopvangtoeslag. Als de Belastingdienst dit ontdekt, vordert hij vervolgens in principe het gehele bedrag aan verstrekte kinderopvangtoeslag terug. De Belastingdienst houdt toezicht op de aanbieders, via onder meer het internet servicecenter. Als blijkt dat er door de instelling onjuiste of onvolledige voorlichting aan ouders wordt gegeven, verzoekt de Belastingdienst de instelling de informatie aan te passen. In de praktijk blijkt dat de instelling de aanbieding vervolgens veelal intrekt of aanpast. Indien noodzakelijk treedt de Belastingdienst handhavend op.

Met de Brancheorganisatie Kinderopvang ga ik in gesprek om advertenties van kinderopvanginstellingen die niet stroken met de doelstellingen uit de Wko tegen te gaan. Ik doe dit aan de hand van de bestaande Handreiking uurprijzen voor kinderopvangorganisaties uit 2004, die met de kinderopvangsector is opgesteld. Deze handreiking zal geactualiseerd worden. Ik zal de ervaringen van de Belastingdienst met het internet servicecenter hierbij betrekken.

Gastouderopvang in familiekring

Bij gastouderopvang in familiekring is de situatie anders. Dat komt doordat er bij dit type kinderopvang naast de zakelijke relatie vooral ook een familieband is. Dat maakt het voor de Belastingdienst niet mogelijk om onderscheid te maken of een schenking betrekking heeft op de zakelijke overeenkomst of op vrijgevigheid op basis van de familierelatie. Door deze samenloop van relaties kan de Belastingdienst eventueel misbruik van de kinderopvangtoeslag niet vaststellen. Dat maakt dit type van opvang fraudegevoelig. De enige manier om deze praktijk te beëindigen, is om het recht op kinderopvangtoeslag bij opvang in familiekring te schrappen. Dat is een verregaande maatregel. Bij de behandeling van het wetsvoorstel Wijziging van de Wko in verband met de herziening van het stelsel van gastouderopvang in 2009, is besloten dat opvang in familiekring, zoals bij de invoering van de Wko in 2005 is bepaald, in aanmerking blijft komen voor kinderopvangtoeslag1. Dit omdat in de praktijk blijkt dat gastouderopvang in de familiekring, hoewel beperkt van omvang (ongeveer 25% van de totale gastouderopvang, wat overeenkomt met ongeveer 3,5% van de totale kinderopvang), wel in een behoefte voorziet. Tegelijkertijd zie ik dat deze vorm van gastouderopvang tot onbedoelde effecten kan leiden en misbruikgevoelig is. De uitspraak van de Raad van State toont dit ook aan.

Hoe nu verder?

Dit jaar start ik met de beleidsdoorlichting en evaluatie van de Wko. Daarin zal ook de gastouderopvang onderwerp van onderzoek zijn. De uitspraak van de Raad van State laat de kwetsbaarheden van deze vorm van opvang zien. In het kader van de evaluatie wil ik nog eens goed kijken wat deze kwetsbaarheden betekenen voor het recht op kinderopvangtoeslag bij deze vorm. Ik betrek hierbij onder meer het stelsel van kinderopvang in Vlaanderen. In dat stelsel wordt opvang aan huis door familie tot en met de vierde graad niet gerekend tot de formele kinderopvang en valt daarmee buiten het bereik van de overheidssubsidie. Ik informeer uw Kamer in 2015 over de uitkomsten van deze beleidsdoorlichting en evaluatie.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Kamerstuk 31 874

Naar boven