31 322 Kinderopvang

Nr. 166 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 januari 2012

Op 21 december 2011 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) uitspraak in het hoger beroep tussen een kinderopvangorganisatie en de gemeente Enschede. Bij besluit van 19 juni 2009 legde de gemeente aan die kinderopvangorganisatie bestuurlijke boetes (totaal € 33 000) en lasten onder dwangsom op, vanwege overtredingen van de beroepskwalificatie- en VOG-eis1 voor pedagogisch medewerkers en de eisen met betrekking tot de beroepskracht-kind-ratio. De Afdeling oordeelde onder andere dat de gemeente niet bevoegd is tot het opleggen van een last onder dwangsom op grond van overtreding van beleidsregels, omdat een beleidsregel geen wettelijk voorschrift is. Uw griffie heeft mij verzocht om zo spoedig mogelijk te reageren op de uitspraak. Hierbij voldoe ik aan dit verzoek.

Mijn ministerie analyseert momenteel de uitspraak nader, mede in relatie tot eerdere jurisprudentie. De Afdeling heeft in een andere casus geoordeeld dat de gemeente Den Haag een ander handhavingsinstrument wel op grond van beleidsregels mocht inzetten. De consequenties van deze uitspraak voor de handhaving, voor lopende bezwaar- en beroepsprocedures en voor de huidige wet- en regelgeving inzake kinderopvang en peuterspeelzaalwerk worden in kaart gebracht.

Ik vind het van belang dat er snel duidelijkheid komt. Borging van de kwaliteit van en de veiligheid in de kinderopvang is een groot goed. Daarnaast is deze uitspraak niet alleen relevant voor de gemeente Enschede maar ook voor andere gemeenten in Nederland.

Begin februari 2012 ontvangt uw Kamer mijn inhoudelijke reactie op de uitspraak.

Nu kan ik u al wel meedelen dat de uitspraak van de Afdeling niet de mogelijkheid van het uitvoeren van het feitelijke toezicht op de kinderopvang raakt. De inspecties op de kinderopvang, waarbij een beeld wordt geschetst van de feitelijke situatie op locatie, zullen daarom blijven plaatsvinden. Ook blijft het mogelijk om op de wettelijke bepalingen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) te handhaven. Het expertisecentrum handhaving van de VNG ondersteunt en adviseert gemeenten actief hoe te handelen in de situatie na de uitspraak van de Afdeling.

Het huidige stelsel van kwaliteitsregels in de kinderopvang doet recht aan de eigen verantwoordelijkheid van de branche die samen met de belangenvereniging van ouders (BOinK), afspraken maakt over de kwaliteit die kinderopvangorganisaties en peuterspeelzalen minimaal moeten leveren. Deze afspraken zijn een nadere invulling van de algemene wettelijke eis dat er sprake moet zijn van verantwoorde kinderopvang. Ik vind het enerzijds belangrijk dat de sector een eigen rol en verantwoordelijkheid heeft, anderzijds wil ik een transparant en voor gemeenten goed handhaafbaar stelsel. Indien uit de analyse blijkt dat wijziging van regelgeving noodzakelijk of wenselijk is, zal worden gestreefd naar een goede balans tussen wettelijke voorschriften en zelfregulering. De VNG, GGD-Nederland, de Brancheorganisatie Kinderopvang en BOinK worden hierbij betrokken.

De Afdeling heeft zich in haar uitspraak onbevoegd verklaard om te oordelen over de opgelegde bestuurlijke boetes, omdat het College van Beroep voor het bedrijfsleven bevoegd is om daarover in hoger beroep te oordelen. Ik acht het in beginsel wenselijk dat alle hoger beroepszaken op grond van de Wko behandeld worden door één orgaan. Ik zal daarover in overleg treden met de Minister van Veiligheid en Justitie.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. G. J. Kamp


X Noot
1

VOG betekent: Verklaring Omtrent het Gedrag.

Naar boven