31 318
Wijziging van de Wet inburgering (inburgeringsvoorzieningen voor alle inburgeringsplichtigen gericht op het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 6 maart 2008

De algemene commissie voor Wonen Wijken en Integratie1 belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

I. Algemeen 1

1. Inleiding 1

2. Gemeentelijk aanbod aan iedere inburgeringsplichtige 2

3. Voorstel omtrent het staatsexamen Nederlands als tweede taal 8

4. Financiële aspecten 9

5. Administratieve lasten en uitvoerbaarheid 9

II. Artikelsgewijs 10

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel ter wijziging van de Wet inburgering.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden wijzen erop dat in het regeerakkoord immers overeengekomen is dat een voorwaarde voor integratie is, dat alle ingezetenen van Nederland elkaar kunnen verstaan, begrijpen en verdragen. Kennis van de taal, de samenleving, de gemeenschappelijke waarden en de geschiedenis is, volgens hen, dan ook van wezenlijk belang voor die integratie en voor het kunnen participeren in de samenleving. Inburgering vinden de leden van de PvdA-fractie om die reden noodzakelijk voor wie hier wil verblijven. Een andere voorwaarde voor integratie is, zo menen deze leden, dat de ingeburgerde zich geaccepteerd mag weten in diezelfde samenleving. In dit verband wijzen deze leden bovendien op het in het regeerakkoord opgenomen Deltaplan inburgering dat in de komende vier jaar tot een inhaalslag moet leiden. Daarnaast constateren deze leden dat de regering fors extra geld heeft uitgetrokken om die inhaalslag te realiseren.

Tegen die achtergrond beoordelen de leden van de PvdA-fractie voorliggend wetsvoorstel. Deze leden waren tijdens de behandeling van het Deltaplan al verheugd over het voornemen van de minister voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI) om het gemeentelijke aanbod uit te breiden naar alle inburgeringsplichtigen en om capabele inburgeraars de mogelijkheid te bieden direct het staatsexamen af te leggen. Hoewel de wijzigingen in de lijn van het Deltaplan inburgering zijn, vragen zij aandacht voor de volgende onderwerpen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel, welke voortvloeit uit het eerder voorgestelde Deltaplan inburgering. Deze leden hebben ten aanzien van dit wetsvoorstel, de memorie van toelichting en het advies van de Raad van State een aantal vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Naar aanleiding van genoemd voorstel brengen deze leden een aantal vragen en op-/aanmerkingen naar voren.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Zij hebben hierover nog een aantal vragen. Deze leden stellen vast dat dit wetsvoorstel een vereenvoudiging van de Wet inburgering betekent. In het Deltaplan inburgering zijn enkele andere vereenvoudigingen aangekondigd. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of overwogen wordt de wet daarnaast ook op andere punten te ontdoen van onnodige bureaucratische regels en te vereenvoudigen, bijvoorbeeld door het beperken van het aantal categorieën inburgeraars.1

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstellingkennis genomen van voorliggend wetsvoorstel.

Deze leden staan in beginsel positief tegenover het verbreden van het aanbod van inburgerings-voorzieningen en het insluiten van het staatsexamen. Zij verwachten dat deelname aan inburgeringsvoorzieningen hierdoor zal worden gestimuleerd en de kans op succes bij het afleggen van het examen zal worden vergroot.

2. Gemeentelijk aanbod aan iedere inburgeringsplichtige

Reeds tijdens de behandeling van het Deltaplan inburgering hebben de leden van de CDA-fractie aangeven niet onverdeeld enthousiast te zijn over de toen reeds aangekondigde wetswijziging, die als uitgangspunt zou krijgen dat de gemeente een door de overheid gefinancierd aanbod (met eigen bijdrage) kan doen aan iedere inburgeringsplichtige en aan mensen ten aanzien van wie de gemeente van mening is dat er sprake is van een inburgeringsachterstand. Voorheen mochten de gemeenten aan bepaalde groepen inburgeringsplichtigen (nieuwkomers voor gezinsvorming of -hereniging en werkende oudkomers) geen door het Rijk bekostigd inburgeringsprogramma aanbieden. Voor deze groepen stond de eigen verantwoordelijkheid voorop (zelfredzaamheid). Wat de leden van de CDA-fractie betreft was dit op zich een goed uitgangspunt, want waarom zou de overheid hierin een grotere verantwoordelijkheid toebedeeld moeten krijgen dan die van een verwijzer en/of een kredietverstrekker, zo menen deze leden.

Hoewel de leden van de CDA-fractie dit uitgangspunt nog steeds valide vinden, willen deze leden hun ogen ook niet sluiten voor de praktische problemen waarmee gemeenten bij het uitvoeren van het eerder afgesproken beleid worden geconfronteerd. De inburgering bleek nagenoeg te stagneren (onvoldoende inburgeringstrajecten, lege lokalen, een dreigend lerarenontslag bij met name de ROC’s, etc.). De leden van de CDA-fractie wijten deze problemen mede aan opstartperikelen (trage reactie gemeenten, gecompliceerde aanbestedingtrajecten, etc.), maar willen vanuit de ambitieuze doelstelling die het door haar gesteunde kabinet op het vlak van inburgering heeft gesteld toch schoorvoetend steun verlenen aan een verandering van de eerder gekozen systematiek. De gemeenten moesten inderdaad «uit de knoop» gehaald worden omdat zij in vele regels vastliepen bij het vaststellen van wie nu tot welke categorie inburgeraars zou moeten behoren. Dat had, wat de leden van de CDA-fractie betreft, ook anders gekund door simpelweg twee categorieën aan te wijzen, te weten: wel of niet in aanmerking komend voor een gemeentelijk aanbod. Graag ontvangen deze leden (alsnog) een reactie van de regering hierop.

De leden van de CDA-fractie worden in deze opvatting gesterkt door geluiden uit het veld dat het, met het wetsvoorstel waarop men vooruit mocht lopen, niet echt eenvoudiger is geworden. De gemeenten moeten nog altijd ingewikkeld categoriseren omdat zij zelf, door hun wijze van aanbesteden, de complexiteit hebben vergroot. Nu moet echter een ander loket de kluwen ontwarren. Een beperkte winst. Graag vernemen de leden van de CDA-fractie of genoemde geluiden ook de regering hebben bereikt en hoe zij deze geluiden beoordeelt.

Tijdens de plenaire behandeling van het Deltaplan inburgering hebben de leden van de CDA-fractie aandacht gevraagd voor de wens van de gemeenten om niet alleen meer te «mogen» maar ook om meer te kunnen afdwingen (motie Van Toorenburg, c.s.). Wat genoemde leden betreft is het namelijk geven en nemen: voor wat hoort wat. Als een gemeente een aanbod doet, dan zal dat aanbod in beginsel moeten worden aanvaard. In haar reactie heeft de minister voor WWI de Kamer toegezegd te zullen bezien hoe het «aanbod krijgen is aanbod aanvaarden» wettelijk kan worden vertaald. Inmiddels hebben genoemde leden vernomen dat de minister een wijzigingsvoorstel gereed heeft dat aan de wens van de CDA-fractie (en de gemeenten!) tegemoet komt. Hier zijn genoemde leden zeer content mee. Wanneer kan de Kamer hiervan kennis nemen?

Voorts vragen deze leden hoe de aangepaste Wet inburgering en de bijbehorende financiële arrangementen zich verhouden tot het participatiefonds. Op welke wijze grijpen deze trajecten precies in elkaar?

Tot slot voelen de leden van de CDA-fractie zich geroepen nogmaals te wijzen op het belang van de inburgering van ouders van opgroeiende kinderen. Immers, ouders die geen woord Nederlands spreken en onze samenleving totaal niet kennen, geven, in de ogen van deze leden, hun kinderen nauwelijks kans op een goede toekomst. Aan deze ouders mogen, wat de leden van de CDA-fractie betreft, eisen worden gesteld. Een kind grootbrengen is meer dan het eten en drinken geven en onderdak bieden. Ouders moeten hun kinderen voorbereiden op een volwaardig bestaan, op eigen benen. Hoe kunnen ze nu hun kinderen hierop voorbereiden wanneer ze niet eens weten waarop de kinderen voorbereid moeten zijn, zo vragen deze leden.

De minister voor WWI heeft, bij de behandeling van het Deltaplan inburgering, de Kamer toegezegd hierover in conclaaf te gaan met de minister voor Jeugd en Gezin, om tot concrete voorstellen te komen hoe ouders, desnoods verplicht, kunnen worden in te inburgeren in het belang van hun kinderen. Plannen hieromtrent zijn indertijd gesneuveld omdat het, indien het «slechts» inburgeringsbehoeftigen betrof, in strijd zou zijn met de gelijkheid van Nederlanders. Wat cru geformuleerd hebben de leden van de CDA-fractie dus moeten constateren dat het recht van ouders prevaleert boven het recht van kinderen op een goede start in de Nederlandse samenleving. Deze leden maken een andere keuze en komen op voor de «gelijke behandeling» van de kinderen. Genoemde leden zullen hierop blijven hameren. Een jeugd- en gezinsbeleid waarin opvoedingsondersteuning steviger gepositioneerd is (minder vrijblijvend), biedt nieuwe kansen. Een schone taak dus voor de twee programmaministers om hier met de grootste voortvarendheid aan te blijven werken. Wat zijn hieromtrent de vorderingen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De wijzigingen omtrent het gemeentelijke aanbod geeft de gemeente de gelegenheid om duidelijke criteria op te stellen voor het doen van een aanbod, waardoor de vertragingen die gemeenten opliepen met de huidige wetgeving worden verholpen. De leden van de PvdA-fractie zijn een grote voorstander van de terugwerkende kracht van deze maatregel om de opgelopen vertragingen enigszins in te lopen. Zij vragen of de regering aan kan geven of de terugwerkende kracht ook werkelijk tot meer aanmeldingen voor inburgeringsvoorzieningen heeft geleid. Indien dit niet het geval is, vragen deze leden wat daarvan de oorzaak is. De leden van de PvdA-fractie menen dat de huidige praktijk (vanaf 1 november 2007) vooruitloopt op het onderhavige wetsvoorstel. Zij vragen of de regering tegen die achtergrond kan verklaren waarom de ROC’s op grote schaal docenten ontslag aanzeggen, terwijl de ROC’s en gemeenten reeds de mogelijkheid hebben om te werken volgens de nieuwe wetgeving. Hebben gemeenten en onderwijsaanbieders nog voorstellen voor verbetering van het wetsvoorstel gedaan? Verwachten de gemeenten en onderwijsaanbieders, dat door de wetswijziging, het aantal inburgeraars weer op peil zal komen? Bieden de wijzigingen volgens de gemeenten en de onderwijsaanbieders genoeg mogelijkheden om de ambitie van het verdubbelen van het aantal inburgeringstrajecten te realiseren? Moet tegen deze achtergrond ook de uitbreiding van de sanctiemogelijkheid voor inburgeraars die een aanbod weigeren, zoals die op 8 februari jl. aangekondigd is? De leden van de PvdA-fractie ontvangen graag een toelichting op bovenstaande vragen. Voorts vragen deze leden of de regering daarnaast een uiteenzetting kan geven van de huidige situatie bij de ROC’s, met name de situatie waarin docenten inburgering verkeren. Zij vragen hoeveel docenten tot nu toe zijn ontslagen. Zou de regering kunnen uitleggen op welke wijze de € 122 miljoen van het Rijk wordt aangewend door de ROC’s? Is er al overeenstemming over de schade die geleden is door het tegenvallende aantal deelnemers aan aanbesteedde inburgeringscursussen?

De kwaliteit van de inburgeringsvoorziening is voor de leden van de PvdA-fractie van groot belang. Het bij de aanbesteding kiezen voor de laagste prijs mag er, zo menen deze leden, niet toe leiden dat het niveau van de inburgering te laag wordt. Deze leden krijgen signalen dat docenten voor de helft van het salaris hetzelfde werk bij een particuliere aanbieder doen. De leden van de PvdA-fractie vragen om die reden een overzicht van de voor- en nadelen van de invoering van één landelijk kwaliteitskeurmerk voor instellingen die in aanmerking willen komen van een opdracht van gemeenten. De leden van de PvdA-fractie vragen hierbij een onderscheid te maken tussen een keurmerk voor het hele inburgeringstraject, dan wel alleen de instellingen te verplichten die het onderwijstraject van de inburgeringscursus gaan verzorgen. Deze leden zijn van mening dat gemeenten alleen van het keurmerk kunnen afwijken in gevallen die zij met inhoudelijke redenen kunnen motiveren.

Niet alleen inburgeraars hebben recht op gelijkheid in kwaliteit, maar ook docenten inburgering hebben daar recht op. Om die reden zijn de leden van de PvdA-fractie van mening dat docenten inburgering gelijk beloond dienen te worden voor hetzelfde werk en recht hebben op dezelfde arbeidsvoorwaarden. Is de regering van plan om de gelijke beloning en gelijke arbeidsvoorwaarden van docenten inburgering te bevorderen? Zij willen weten welke maatregelen de regering daarvoor gaat nemen. Kan dit onderdeel uitmaken van het kwaliteitskeurmerk?

De leden van de PvdA-fractie zijn zowel tegen gedwongen aanbesteden van onderwijstrajecten als tegen gedwongen winkelnering. Zij vragen op welke manier daar in dit wetsvoorstel vorm aan wordt gegeven.

De huidige wetgeving voorziet alleen in het permanent ontheffen van de inburgeringsplicht. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat een tijdelijke ontheffing ook wettelijk geregeld zou moeten worden. Dit om te voorkomen dat er te snel voor een permanente ontheffing gekozen kan worden, terwijl een tijdelijke ontheffing voldoende kan zijn in bepaalde omstandigheden. Ook een tijdelijke onderbreking van een reeds begonnen inburgeringscursus zou, in bepaalde omstandigheden, in de wet geregeld moeten worden. De leden van de PvdA-fractie vragen de mening van de regering over dit voorstel.

Ter aansluiting op de inburgering in het buitenland is het belangrijk dat nieuwkomers spoedig van start gaan met hun inburgering in Nederland. De leden van de PvdA-fractie willen graag weten wanneer het startmoment is van de inburgering voor nieuwkomers. Daarnaast willen deze leden weten hoe groot het verschil is tussen de voorwaarden voor naturalisatie en inburgering. Zij vragen wat de voor- en nadelen van uniforme regels voor naturalisatie en inburgering zijn.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de kinderopvangtoeslag nu geldt voor alle inburgeringsplichtigen die een aanbod hebben gekregen van de gemeente. Deze leden willen ook aandacht vragen voor inburgeringsbehoeftigen die uit vrije wil deelnemen aan een inburgeringsvoorziening. Met deze vrijwillige inburgering aanvaarden inburgeraars de lasten van onder andere de boetes. Op de gunsten daarentegen, zoals de kinderopvangtoeslag, hebben ze krachtens de wet geen recht. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat op grond van het gelijkheidsbeginsel ook de gunsten voor deze inburgeringsbehoeftigen mogelijk moeten zijn. Onderschrijft de regering ook dat op grond van gelijkheid alle deelnemers aan de inburgering zowel de lasten als de gunsten moeten dragen? Welke maatregelen gaat de regering treffen om de kinderopvangtoeslag ook voor vrijwillige inburgeraars mogelijk te maken?

Volgens de leden van de PvdA-fractie zouden alle inburgeringsbehoeftigen gebruik moeten maken van de mogelijkheid tot inburgering. Deze leden stellen een verbrede leerplicht voor om groepen inburgeringsbehoeftigen die jonge kinderen hebben, de kans te geven om zich de Nederlandse taal en de samenleving eigen te maken. Vooral de groep EU-onderdanen die zich permanent in Nederland komen vestigen, dienen de mogelijkheid te krijgen voor het inburgeren. Dit om dezelfde fouten die in de jaren ‘70 zijn gemaakt te voorkomen. Deze leden vragen hoe ver de regering is met de invoering van de in het collegeakkoord afgesproken verbrede leerplicht. De MBO-Raad is van mening dat voor bepaalde groepen inburgeraars, een beroepsopleiding een passender weg is om aan de inburgeringsplicht te voldoen dan het inburgeringsexamen. De leden van de PvdA-fractie willen graag een reactie hierop. Deze leden willen aandacht vragen voor de mogelijkheid om een inburgeraar vanwege zijn/haar vooropleiding en/of werkervaring een inburgeringsvoorziening te bieden die bestaat uit het NT2 vaktaaldeel van een geïntegreerd traject, waarbij de inburgeraar een MBO diploma kan behalen. Kortom, gelet op de vele extra complicaties in de huidige uitvoeringspraktijk, stellen de leden van de PvdA-fractie voor om (in voorkomende gevallen) middelen op grond van de Wet inburgering in te zetten voor het bekostigen van het extra NT2- en vaktaaldeel in de kwalificerende trajecten MBO-1, -2, -3 voor inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen. Daarnaast stellen de leden van de PvdA-fractie voor om deze kwalificerende trajecten al vanaf 1 januari 2008 mogelijk te maken.

De leden van de SP-fractie zijn blij met het feit dat nu ook aan nieuwkomers en oudkomers met werk en nieuwkomers (gezinsvormers en -herenigers) zonder werk en zonder uitkering door gemeenten een inburgeringsvoorziening aangeboden mag worden. Het is deze leden onduidelijk of de inburgeraars die onder de Regeling Vrijwillige Inburgering (RVI) vielen, met deze wetswijziging ook onder de Wet inburgering komen te vallen of dat de RVI blijft bestaan. Vraagtekens plaatsen de leden van de SP-fractie overigens bij het feit dat het maximaal aantal inburgeringsvoorzieningen, van 47 000 per jaar, niet toeneemt. De inburgeringsplichtige wordt met deze wetswijziging niet ontheven van de eigen verantwoordelijkheid tot slagen voor inburgering. Op welke wijze gaat geborgd worden dat zij die vanuit hun verplichting tot inburgering niet verdrongen gaan worden door inburgeringsbehoeftigen, zo vragen deze leden. En mocht dit onverhoopt het geval zijn, is er dan op enigerlei wijze juridisch verhaal mogelijk voor de inburgeringsplichtige in het geval van een opgelegde boete vanwege een niet behaald examen.

In het voorliggend wetsvoorstel worden gemeenten niet verplicht om iedere inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Bij gemeentelijke verordening worden de criteria voor zo’n aanbod door het college vastgelegd. Naar mening van de leden van de SP-fractie kan dit leiden tot willekeur. Colleges zijn immers vrij hun eigen invulling te geven. Deze leden verwachten dat hierdoor in het land een woud van verschillende regels zal ontstaan en een verschil in de mate waarin inburgeringsplichtigen al dan niet een aanbod krijgen (relatief lage kosten) of een lening dienen af te sluiten bij de IB-groep (hoge kosten). Dit terwijl de Wet inburgering nog steeds oplegt dat er geslaagd dient te worden voor het inburgeringsexamen. Een verplichte dure inburgeringscursus te moeten regelen in de ene gemeente levert naar mening van de leden van de SP-fractie rechtsongelijkheid op ten opzichte van een inburgeringsplichtige in een andere gemeente waar het college wel een aanbod doet. Om hierover absolute duidelijkheid over te krijgen stellen de leden van de SP-fractie dan ook voor deze vraag ter beoordeling voor te leggen aan de Raad van State.

De leden van de SP-fractie wijzen voorts op het advies van de Raad van State dat er in de voorliggende wetswijziging geen aandacht wordt besteed aan de oorzaken van de onderuitputting noch aan de problemen die hiervan het gevolg zijn voor de inburgering. Deze leden zouden hier graag alsnog een toelichting op krijgen.

De Raad van State stelt verder nog, zo merken de leden van de SP-fractie op, dat «als gevolg van de voorgestelde wijziging van artikel 19 een grotere groep inburgeringsplichtigen in aanmerking kan komen voor een kinderopvangtoeslag». De regering geeft in het nader rapport aan dat de middelen voor kinderopvang toereikend zijn voor en berekend zijn op 47 000 inburgeringsvoorzieningen per jaar. De leden van de SP-fractie vragen of de regering deze stelling nader kan onderbouwen. Hoeveel budget is hiervoor gereserveerd en op hoeveel toeslaggerechtigden is dit budget gebaseerd?

In algemeenheid vragen de leden van de VVD-fractie, zoals ook de Raad van State doet, op welke wijze met deze wijzigingen nog tegemoet wordt gekomen aan het uitgangspunt van de huidige Wet inburgering, zijnde «eigen verantwoordelijkheid» van inburgeringsplichtigen. Het enkel opnemen van een zin in de memorie van toelichting met die strekking is niet voldoende om te compenseren dat de aanbiedingsmogelijkheden en financiële compensatie ver worden verruimt. De leden van de VVD-fractie sluiten zich derhalve aan bij deze vraag van de Raad van State en achten het antwoord van de regering op dit punt onvoldoende. De regering stelt dat gebleken is dat de Wet inburgering te complex is om in de uitvoering onderscheid te kunnen maken tussen inburgeringsplichtigen die wel en inburgeringsplichtigen die niet voor een aanbod in aanmerking komen. Om hieraan tegemoet te komen stelt zij voor eenieder een aanbod te laten doen. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan toelichten op welke wijze krachtens deze voorstellen ervoor gezorgd zal worden dat diegene die het meeste behoefte hebben aan en baat hebben bij inburgering, ook daadwerkelijk bereikt gaan worden. Deze vraag van de leden van de VVD-fractie moet mede gezien worden in het licht van de eerdere discussies in de Kamer in het kader van de Wet inburgering over de wenselijkheid van het daadwerkelijk bereiken van bepaalde lastig te bereiken groepen. Hoe gaan gemeenten er bijvoorbeeld zorg voor dragen dat analfabeten, laag opgeleiden, alleenstaande allochtone moeders, of allochtone vrouwen zonder werk bereikt gaan worden? Hoe wordt voorkomen dat gemeenten het budget voor inburgeringsvoorzieningen op laten gaan aan de makkelijk te bereiken potentieel inburgeringsplichtigen, nu deze groep met het onderhavige wetsvoorstel flink vergroot wordt? Ingedachtig het feit dat de inburgeringsbudgetten gemaximeerd zijn en er dus altijd keuzes gemaakt moeten worden, vragen de leden van de VVD-fractie of de regering aan kan geven op basis van welke criteria gemeenten uiteindelijk – nu zij aan iedere inburgeringsplichtigen een aanbod kunnen doen – een selectie zullen gaan maken. Bij gemeentelijke verordening worden de criteria voor zo’n aanbod vastgelegd, maar worden daar algemene richtlijnen voor opgesteld?

In lijn met de gedachte dat het inburgeringstelsel nóg doelmatiger moet worden, vragen de leden van de VVD-fractie of de regering ook aan kan geven of zij bereid is te onderzoeken op welke wijze een onderscheid gemaakt kan worden tussen die inburgeringsplichtigen voor wie inburgering van cruciaal belang is omdat zij anders kansarm zullen blijven in Nederland, en die inburgeringsplichtigen voor wie een inburgeringtraject geen duidelijke meerwaarde oplevert voor het functioneren in de Nederlandse maatschappij. Kan, zo vragen deze leden, bijvoorbeeld, worden ingegaan op de mogelijkheden die er zijn om te voorkomen dat de Nederlandse overheid inburgeringtrajecten aanbiedt aan en betaalt voor hoog opgeleide migranten die reeds de Engelse taal machtig zijn en zich prima kunnen redden in de Nederlandse maatschappij?

De leden van de VVD-fractie wijzen op het antwoord van de regering in het nader rapport dat gebleken is dat de wet te complex is om in de uitvoering onderscheid te kunnen maken tussen inburgeringsplichtigen die wel en inburgeringsplichtigen die niet voor een aanbod in aanmerking komen en dat daardoor onderuitputting van het toegekende budget plaats heeft. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering zich ten aanzien van dit punt niet te makkelijk schaart aan de kant van gemeenten die tegen uitvoeringsproblemen aanlopen die voorkomen hadden kunnen worden als door hen vroegtijdig was begonnen met de invoering van de nieuwe Wet inburgering. De leden van de VVD-fractie bereiken namelijk ook signalen van gemeenten waar de uitvoering wel goed gaat omdat men tijdig en serieus werk van de invoering van de Wet heeft gemaakt. Als andere redenen voor de onderuitputting van budgetten noemen deze leden bijvoorbeeld ook te weinig aanbod van de ROC’s. Kan de regering deze leden een korte toelichting geven op basis van welke argumentatie zij concludeert dat de voorgestelde wetswijziging een antwoord zou zijn op de door haar geconstateerde problemen. En kan zij deze problematiek nader duiden dan enkel te verwijzen naar de onderuitputting van de budgetten? Vooruitlopend op de aanvaarding en inwerkingtreding van de onderhavige wijzigingen, konden gemeenten de afgelopen periode reeds alle inburgeringsplichtigen een inburgeringsvoorziening aanbieden. Kan de regering aangeven wat tot noch toe de resultaten tot van deze aanbiedingsmogelijkheid zijn geweest?

Uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is het de leden van de PVV-fractie gebleken dat het wetsvoorstel bedoeld is om gemeenten de mogelijkheid te bieden aan iedere inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening aan te bieden en om het tevens mogelijk te maken dat die inburgeringsvoorziening ook gericht kan zijn op het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II. Het wetsvoorstel beoogt het gemeenten makkelijker te maken om deze voorzieningen aan te bieden. Opgemerkt wordt dat het wetsvoorstel onverlet laat dat de inburgeringsplichtige zelf verantwoordelijk is voor zijn of haar inburgering in Nederland.

Hoewel de leden van de PVV-fractie in de eerste plaats van mening zijn dat inburgering van vreemdelingen reeds in het land van herkomst dient plaats te vinden vóór de komst naar Nederland en dat van vreemdelingen tevens verwacht mag worden dat zij zelf in hun toekomst in Nederland investeren door de kosten van de inburgering zelf te voldoen, wensen deze leden het navolgende op te merken aangaande het onderhavige wetsvoorstel. De leden van de PVV-fractie stellen vast dat dit wetsvoorstel een zinloze wijziging van de Wet inburgering betreft. De genoemde wijziging laat immers onverlet dat de Wet inburgering geen enkele verblijfsrechtelijke sanctie kent die opgelegd kan worden aan een vreemdeling die weigert om in te burgeren. Ondanks de opmerking van de regering dat vreemdelingen zelf verantwoordelijk zijn voor hun inburgering in Nederland is het, volgens deze leden een feit dat onwillende vreemdelingen gewoon in Nederland mogen blijven. Deze leden vinden de Wet inburgering derhalve een wassen neus. De leden van de PVV-fractie vragen de regering of zij bereid is om nu eindelijk maatregelen te nemen die bevorderen dat vreemdelingen die niet wensen deel te nemen aan de verplichte inburgering geen verblijf in Nederland krijgen.

De leden van de SGP-fractie wijzen op het advies van de Raad van State dat de vinger legt bij het niet noemen van de oorzaken voor onderuitputting van het budget dat gemeenten hebben om inburgeringsvoorzieningen aan te bieden. De regering geeft aan dat de complexiteit van het maken van onderscheid tussen inburgeringsplichtigen die wel of niet voor een aanbod in aanmerking komen één van de oorzaken is van onderuitputting. De leden van de SGP-fractie vragen of een gebrek aan belangstelling voor de aangeboden inburgeringsvoorzieningen ook niet een oorzaak kan zijn van onderuitputting. In dat geval, zo menen deze leden, zou het accent verschoven moeten worden van verbreding van het aanbod naar meer verplichting.

3. Voorstel omtrent het staatsexamen Nederlands als tweede taal

Bij de behandeling van het Deltaplan inburgering kondigde de minister voor WWI reeds aan, werk te zullen maken van de motie Sterk. Perfect. Dit is pas echt maatwerk, namelijk de mogelijkheid bieden direct op te kunnen gaan voor het Staatsexamen. De minister heeft deze belofte gestand gedaan en dit onderdeel van het wetvoorstel omarmen de leden van de CDA-fractie dienaangaande dan ook van harte. Inburgeringskandidaten met hun persoonlijke kwaliteiten en mogelijkheden worden hierdoor ook, meer dan tot op heden het geval was, voor «vol» aangezien. Het past ook in de lijn van de CDA-fractie om een lans te breken voor ruimere erkenning van elders opgedane kennis en ervaringen. Graag een reactie hierop van de regering.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat met dit wetsvoorstel inburgeringsplichtigen ook via het staatsexamen NT2 aan de inburgeringsplicht kunnen voldoen. Deze leden wijzen erop dat er ook een groep is die vanwege vooropleiding, werkervaring en reeds aanwezig taalniveau (A1) meer baat heeft bij het behalen van een beroepsopleiding. Dit kan, volgens deze leden, leiden tot een ongewenst gebruik van voorzieningen (los traject inburgeringsexamen of verlenging van het beroepskwalificerend traject). Zij vragen of het ook mogelijk is om inburgeringsmiddelen in te zetten voor de bekostiging van het extra NT2 en vaktaaldeel in de kwalificerende trajecten MBO-1, -2, -3 voor inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen. Zo ja, wanneer?

4. Financiële aspecten

De leden van de CDA-fractie merken op dat het budget van de gemeenten gelijk blijft (de tussen Rijk en gemeenten overeengekomen budgettaire kaders). Wat nu, zo vragen deze leden, wanneer het budget van een gemeente is uitgeput en er zich iemand meldt die onder de «oude» wet in aanmerking zou komen voor een aanbod. Krijgt deze persoon (bijv. een oudkomer zonder werk of uitkering) dan nul op het rekest of is dat het «risico gemeente» en zal de gemeente zelf, uit een ander budget, moeten bijplussen?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat door de opgelopen vertragingen bij de inburgering ook de financiële kosten zijn opgelopen. Zij vragen hoe de financiële «pijn» van 2007 verdeeld zal worden.

De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat het voorstel beoogt gemeenten de mogelijkheid te geven om iedere inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening aan te bieden. Hiermee wordt onderuitputting voorkomen. Met deze maatregel komen inburgeringsplichtigen die voorheen niet in aanmerking kwamen voor deze voorziening wel hiervoor in aanmerking, waardoor het totaal aantal inburgeraars die aanspraak kan maken op een inburgeringsvoorziening toeneemt. Dit betekent, zo menen de leden van de ChristenUnie-fractie dat er macro meer geld nodig is voor inburgeringsvoorzieningen. Deze leden hebben begrepen dat hierin is voorzien in het Deltaplan inburgering voor de periode 2008–2011. De budgetten voor inburgeringsvoorzieningen zijn momenteel voldoende voor circa 47 000 inburgeringsvoorzieningen per jaar. In het Deltaplan inburgering is een volumeverhoging aangekondigd voor de periode 2008–2011 tot gemiddeld 60 000 trajecten per jaar. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of deze intensivering ook na deze kabinetsperiode nodig is voor de aanbieding van voldoende inburgeringsvoorzieningen. Hoeveel inburgeringsvoorzieningen zijn er aangeboden en gebruikt in 2007 en wat is het doel voor 2008? Er is door vervuilde bestanden en vrijstellingen nog veel onduidelijk over het totale aantal inburgeringsplichtigen en inburgeringsbehoeftigen. Genoemde leden vragen welke maatregelen worden genomen om een betrouwbaar overzicht te krijgen en wanneer deze cijfers naar de Kamer worden gestuurd. Wordt een landelijke registratie van mensen die een inburgeringstraject hebben afgerond overwogen?

5. Administratieve lasten en uitvoerbaarheid

Door de wijziging in de wetgeving wordt de gemeentelijke autonomie vergroot, doordat gemeenten nu zelf criteria kunnen opstellen voor het doen van een aanbod aan inburgeringsplichtigen. De leden van de PvdA-fractie hebben één punt van zorg. De gemeenten liepen al vertraging op bij het bepalen van inburgeringsplichtigen die krachtens de huidige wetgeving een aanbod mochten krijgen van de gemeente. Kan deze vertraging ook ontstaan wanneer gemeenten op grond van eigen criteria een aanbod gaan doen? Wat is de stand van zaken, lopen gemeenten nu ook vertraging op bij het gebruik maken van eigen criteria, zo vragen deze leden.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel III

De leden van de SP-fractie wijzen erop dat door de Raad van State ook aandacht wordt gevraagd voor het feit dat er binnen deze wetswijziging via artikel III gesproken wordt over een terugwerkende kracht tot en met november 2007. De Raad van State wijst erop dat er aan belastende regelingen, behoudens enkele uitzonderlijke gevallen, geen terugwerkende kracht wordt toegekend.

De reactie van de regering hierop is naar de mening van de leden van de SP-fractie niet overtuigend. De regering stelt dat «tegenover de facilitering van de inburgering ook de verplichting om daaraan mee te werken worden gesteld». Dat is slechts ten dele waar. Er wordt hierbij voorbij gegaan aan het feit dat meewerken aan inburgering iets anders is dan verplicht slagen voor dezelfde cursus. Ook wordt voorbij gegaan aan het in het «Deltaplan inburgering» opgenomen voorstel om te komen tot één handhavingtermijn waarbinnen het inburgeringsexamen moet zijn behaald. Dit voorstel behelst aanpassing van de regelgeving met een termijn van drieënhalf jaar.

De leden van de SP-fractie vragen of de Wet inburgering op dit punt wel of niet zal worden aangepast. Indien deze termijn wel wordt aangepast, zijn zij van mening dat er dan wel degelijk sprake is van een belastende regeling. Graag ontvangen deze leden een nadere toelichting op dit punt.

Ook de leden van de ChristenUnie-fractie wijzen op het feit dat het wetsvoorstel terugwerkende kracht heeft tot 1 november 2007. Deze leden vragen waarom voor deze datum gekozen is. Zij wijzen erop dat mensen op dit moment een lening hebben afgesloten. Hoe wordt met deze groep omgegaan om zoveel mogelijk ongelijke behandeling tegen te gaan? Ten slotte vragen de leden van de ChristenUnie-fractie hoe gemeenten om moeten gaan met mensen die zij al een aanbod hebben gedaan en die nu volgens de gewijzigde wet niet meer in aanmerking komen voor een verplicht aanbod.

De voorzitter van de commissie

Van Gent

Adjunct-griffier van de commissie

Beuker


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), Van Gent (GL), voorzitter, Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), Poppe (SP), Weekers (VVD), ondervoorzitter, Dijsselbloem (PvdA), Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Vietsch (CDA), Verdonk (Verdonk), Abel (SP), Jansen (SP), Ortega-Martijn (CU), Wolbert (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Bouchibti (PvdA), Van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Fritsma (PVV) en Van Toorenburg (CDA).

Plv. leden: Bilder (CDA), Dibi (GL), Vacature (SGP), Nicolaï (VVD), Timmer (PvdA), Kant (SP), Blok (VVD), Bouwmeester (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Vacature (CDA), Pechtold (D66), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Neppérus (VVD), Karabulut (SP), De Wit (SP), Voordewind (CU), Heijnen (PvdA), Zijlstra (VVD), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), Ulenbelt (SP), Vacature (PvdD), Madlener (PVV) en Vacature (CDA).

XNoot
1

«Schipperen met inburgering», Binnenlands Bestuur 30 november 2007.

Naar boven