31 315
Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de toevoeging van een tweede teldatum voor de bepaling van de instroom van de deelnemers ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 19 februari 2008

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

I. Algemeen

1. Inleiding 1

2. Achtergrond 2

3. Gevoerd overleg, uitvoeringsgevolgen en gevolgen voor de administratieve lasten 4

II. Artikelsgewijze toelichting 4

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. De genoemde leden kunnen zich vinden in de wetswijziging, het invoeren van een tweede teldatum, aangezien onderwijsinstellingen daarmee gestimuleerd worden deelnemers binnen het onderwijs te houden. Instellingen worden daarbij volledig gecompenseerd voor de ingeboekte korting wanneer zij in staat zijn om deelnemers op beide teldata binnen de instelling te houden. Hun verwachting is dat door de prikkel van de tweede teldatum onderwijsinstellingen er alles aan zullen doen om te voorkomen dat leerlingen vroegtijdig hun school verlaten.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. De wens om voortijdig schoolverlaten aan te pakken en een flexibele instroom in het beroepsonderwijs mogelijk te maken, heeft hun instemming. De leden van de PvdA-fractie hebben echter wel nog enkele vragen bij het wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorstellen, van het advies van de Raad van State en het nader rapport.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Zij hebben daar enkele vragen en opmerkingen bij.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel hetgeen beoogt de Wet educatie en beroepsonderwijs te wijzigingen in verband met de toevoeging van een tweede teldatum voor de bepaling van de instroom van de deelnemers ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs. Zij hebben op een enkel punt nog wel behoefte aan een nadere toelichting op dit wetsvoorstel.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij onderschrijven het belang van prikkels voor scholen om deelnemers te behouden. De vraag is echter of de voorgestelde tweede teldatum hierbij het gewenste effect zal hebben.

2. Achtergrond

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering verwacht dat de voorgestelde maatregel gevolgen heeft voor de invulling van het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Verder vragen deze leden hoe dit wetsvoorstel in relatie staat tot het beleid om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan. In deze wetswijziging wordt voorgesteld om t-2 systematiek voor de berekening van de rijksbijdrage te schrappen en een tweede teldatum invoeren. Is het schrappen van t-2 systematiek hetzelfde als het invoeren van een tweede teldatum, zo vragen de aan het woord zijnde leden. Wordt hiermee ook recht gedaan aan de toezeggingen tijdens de begrotingsbehandeling (motie Besselink c.s.1 )? De leden vragen of er de facto na invoering van dit wetsvoorstel een afrekening ex post is, zo vragen deze leden. De invoering van de tweede teldatum levert volgens het wetsvoorstel een besparing van € 155 miljoen op. Daarnaast valt er in het wetsvoorstel te lezen dat extra middelen beschikbaar komen (oplopend van € 30 miljoen in 2006 tot € 103 miljoen vanaf 2009) ter versterking van de begeleiding van zogenoemde zorgleerlingen. Ook komen er extra middelen voor de uitvoering van de kwalificatieplicht tot 18 jaar, in totaal € 82 miljoen vanaf 2008. In totaal is dit € 103 + € 82 = € 185 miljoen extra. Is de redenering juist dat van deze € 185 miljoen € 155 miljoen kan worden afgetrokken, zo vragen de aan het woord zijnde leden. Er is een structurele taakstelling van € 155 miljoen per jaar afgesproken. Deze € 155 miljoen is afgeleid van het percentage dat het verschil vormt tussen uiten instroom halverwege het jaar. Maar als gevolg van het beleid om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan zullen er minder leerlingen de school verlaten. Zal de geprognosticeerde € 155 miljoen jaarlijks worden aangepast, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat bij de tweede teldatum de veronderstelling is dat sprake zou zijn van minder deelnemers dan bij de eerste teldatum. Toen er aanvankelijk sprake was van de invoering van een tweede teldatum, waren deze leden bang dat de € 155 miljoen die was ingeboekt, zou gaan uitwerken als een taakstellende bezuiniging. De minister-president heeft echter tijdens het debat over de regeringsverklaring verhelderd dat hiervan geen sprake is. Als de regionale opleidingen centra (roc’s) erin zouden slagen om de uitval terug te dringen, dan zal dit de regering minder dan € 155 miljoen opleveren en eigenlijk zou men dit dan moeten beschouwen als een succes. Doordat het bedrag in de Rijksbegroting voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap echter ex ante was ingeboekt, zouden de roc’s die immers met een sluitende begroting worden geacht te werken, dit wel degelijk ervaren als een taakstelling. Nu heeft de Kamer in december met algemene stemmen de motie Besselink c.s.1 aangenomen, die beoogt dit euvel te verhelpen. De afrekening in verband met de tweede teldatum zou ex post moeten plaatsvinden en de regering zou bij de vaststelling van het macrobudget voor het mbo op de begroting voor 2009 moeten uitgaan van de reële schooluitvalcijfers. Nu vermeldt de regering in de memorie van toelichting dat er aan het wetsvoorstel geen financiële gevolgen zijn verbonden, maar zij schrijft niettemin in de toelichting op Artikel II over de «taakstelling van € 155 miljoen». Hoe is deze woordkeus te rijmen met de Kamerbreed aangenomen motie, zo vragen deze leden. Bij een flexibele instroom is het in principe ook mogelijk dat het aantal deelnemers bij een instelling op 1 februari hoger ligt dan op 1 oktober. Deze leden vragen wat dit wetsvoorstel in zulke gevallen voor gevolgen zal hebben voor de bekostiging. Als de roc’s grote inspanningen leveren om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan, dan is het evident dat een betere en intensievere begeleiding van zorgleerlingen meer kost dan het gemiddelde bedrag per leerling. Kan de regering toelichten in hoeverre zij de roc’s hierin steunt, zo vragen de aan het woord zijnde leden.

De leden van de SP-fractie constateren dat met het invoeren van de tweede teldatum in het mbo € 155 miljoen minder op de mbo-bekostiging is ingeboekt vanaf 2009. De MBO-raad heeft hier zijn zorgen over uitgesproken. Hoe garandeert de regering dat deze maatregel niet ten koste gaat van het onderwijs, zo vragen deze leden. Het bedrag is gebaseerd op basis van een verwachte uitstroom van 10%. De eerste indicaties geven echter aan dat de verwachte uitstroom maar 3% is in verband met tussentijdse instroom van leerlingen. Deze leden vragen uit welke post het verschil wordt betaald. Wanneer instellingen in staat zijn om deelnemers op beide teldata binnen de instelling te houden, worden zij volledig gecompenseerd voor de ingeboekte korting. Er is dus sprake van compensatie achteraf. Waarom is niet gekozen voor een heffing achteraf, zo vragen de aan het woord zijnde leden.

De leden van de VVD-fractie merken op dat deze wetswijziging het voor de regering mogelijk maakt om de staatskas te spekken met middelen die vrijkomen door schooluitval. De regering rekent met een bepaald percentage uitval in het tweede deel van het schooljaar. Enerzijds wordt geïnvesteerd in het mbo middels «Aanval op de uitval», anderzijds wordt een deel van het bedrag in de tweede helft van het jaar teruggevorderd; de taakstelling van € 155 miljoen. In dat systeem komt de regering in de financiële problemen wanneer haar beleid succesvol is, en de uitval afneemt. Dit heeft een perverse prikkel in zich aan de kant van de overheid. Deze leden vragen of de regering kan garanderen dat dit geen nadelige gevolgen heeft voor het mbo. De aan het woord zijnde leden wensen een reactie op wat de gevolgen zijn als de scholen er in slagen de deelnemers binnen het onderwijs te houden.

Het stemt de leden van de ChristenUnie-fractie tevreden dat uitvoering wordt gegeven aan het coalitieakkoord, teneinde instellingen te stimuleren deelnemers te behouden voor het onderwijs en op deze wijze een bijdrage te leveren aan het tegengaan van voortijdig schoolverlaten. Deze leden zijn van mening dat het bij de invoering van de tweede teldatum dient te gaan om een prikkel voor de instelling om schooluitval tegen te gaan en niet om een taakstelling. Zij vragen in dit verband de regering dan ook nader toe te lichten in hoeverre het voorliggende wetsvoorstel tegemoet komt aan de eerder genoemde motie van het lid Besselink c.s.

De leden van de SGP-fractie merken op dat een belangrijk motief voor dit wetsvoorstel het tegengaan van voortijg schoolverlaten is. Dat probleem is echter bijzonder complex. Zoals in de toelichting ook wordt aangegeven, zijn er een aantal factoren waarop de school nauwelijks invloed heeft. Het is niet de bedoeling dat scholen financiering zien teruglopen, terwijl zij de oorzaken hiervan niet wenselijk kunnen beïnvloeden. Deze leden vragen welke maatregelen de regering neemt om dit ongewenste effect te voorkomen. Op welke manier wordt bovendien tegengegaan dat scholen vanwege de financiering deelnemers behouden waarvoor geen reële kans van slagen bestaat, zo vragen de aan het woord zijnde leden. Wijziging van de wet was in dezen niet noodzakelijk geweest, zo geeft de toelichting aan. Dit voorstel berust onderwijl op de veronderstelling dat het deelnemeraantal in de tweede helft van het studiejaar 10% lager is. In hoeverre acht de regering het wenselijk om in de testfase andere vormen van regelgeving aan te wenden, zo vragen deze leden.

3. Gevoerd overleg, uitvoeringsgevolgen en gevolgen voor de administratieve lasten

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de regering meldt dat het wetsvoorstel voor advies is toegezonden aan de MBO-Raad. Deze leden vragen of de MBO-Raad nu instemt met het wetsvoorstel en wat de reactie van de regering is.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel II

De leden van de CDA-fractie merken op dat in de toelichting op artikel II door de regering wordt vermeld dat «voorzien is in een tijdelijke maatregel om over de telgegevens per 1 februari 2008 te kunnen beschikken. Deze gegevens zullen niet worden gebruikt voor de berekening van de rijksbijdrage voor de instellingen, maar wel voor de onderhandelingen over het macrobudget voor 2009». Deze leden vragen wat precies wordt bedoeld met deze zinsnede.

De voorzitter van de commissie,

Van de Camp

Adjunct-griffier van de commissie,

Arends


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Slob (CU), Remkes (VVD), Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Dijk (CDA), Aptroot (VVD), Leerdam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Abel (SP), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Van Dijk (SP), Besselink (PvdA), De Rooij (SP), Ouwehand (PvdD) en Dibi (GL).

Plv. leden: van der Staaij (SGP), Ferrier (CDA), Gill’ard (PvdA), Anker (CU), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Van Dijken (PvdA), Hamer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Bommel (SP), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Peters (GL).

XNoot
1

Kamerstuk 31 200 VIII, nr. 99.

XNoot
1

Kamerstuk 31 200 VIII, nr. 99.

Naar boven