31 311
Zelfstandig ondernemerschap

nr. 39
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 januari 2010

Naar aanleiding van het verzoek van de commissie van Economische Zaken van 21 januari jongstleden om voor 27 januari 2010 geïnformeerd te worden over de uitkomsten van het gesprek dat 15 januari 2010 is gevoerd met bankiers, adviseurs en wetenschappers over de kredietverlening aan het MKB, kan ik u als volgt informeren.

Het betrof een informeel, vertrouwelijk rondetafelgesprek tussen medewerkers van mijn departement, van Financiën en van Algemene Zaken met een aantal (oud-) bankiers en deskundigen uit de financiële sector en vertegenwoordigers van bedrijven. Doel was van gedachten te wisselen over de stand van zaken en vooruitzichten met betrekking tot het bankwezen en de betekenis hiervan voor de kredietverlening aan het bedrijfsleven.

Deze bijeenkomst dient gezien te worden in het licht van regelmatige contacten die mijn ministerie heeft met het veld om voeling te houden met de praktijk. Dergelijke ontmoetingen verdiepen en verbreden het inzicht. Voor de beleidsvoorbereiding en beleidsvorming zijn dergelijke informele ontmoetingen waarin vertrouwelijk en vrijuit kan worden gesproken zeer waardevol.

Uit de discussie op 15 januari bleek wederom dat het uitwisselen van informatie in een informele setting door alle partijen als zeer positief wordt ervaren.

Een belangrijke bevinding is dat er een algeheel gedeeld gevoel is dat er op dit moment geen sprake is van kredietrantsoenering waarbij de toegankelijkheid tot krediet in brede zin wordt belemmerd. De kredietgroei is weliswaar fors teruggelopen, maar nog steeds positief ondanks de slechte conjuncturele situatie.

De vraag naar krediet zal bij het herstel van de economie weer zal aantrekken, waar bij deze aantrekkende vraag de mogelijkheid bestaat dat banken die aantrekkende vraag niet volledig kunnen accommoderen. De – anticipatie van de markt op – implementatie van stringentere solvabiliteitsverplichtingen, een voortgaand proces van versterking van de bankbalansen en mogelijke nieuwe afschrijvingen kunnen in de toekomst een dempend effect hebben op de kredietgroei.

Een tweede bevinding is dat het MKB om meerdere redenen kwetsbaar is waar het de kredietverlening betreft. Dit vanwege onder meer hoge behandelingskosten en due dilligence (boekenonderzoek) voor de banken. De oplopende benutting van het financieel instrumentarium van het kabinet, met name de GO-faciliteit en de BMKB, ondersteunt deze kredietverlening aan het MKB.

Een derde bevinding is dat er rekening mee moet worden gehouden dat kredietverlening structureel duurder wordt. De situatie uit het recente verleden van ruime kredietverlening en lage risicopremies lijkt niet langer houdbaar.

Het kabinet zal – zoals eerder aangegeven – de financiering van het bedrijfsleven in het algemeen en de bancaire kredietverlening in het bijzonder nauwlettend blijven volgen en de vinger aan de pols houden.

Ik hoop u bij deze voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven