31 311 Zelfstandig ondernemerschap

Nr. 180 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 februari 2017

Op dinsdag 14 februari 2017 heeft de heer Omtzigt tijdens de Regeling van Werkzaamheden (Handelingen II 2016/17, nr. 52, Regeling van werkzaamheden) mij om een brief gevraagd naar aanleiding van het artikel «Nieuwe wet kost 122.000 zzp'ers omzet» uit Trouw van maandag 13 februari 2017. Hierbij reageer ik op dat artikel.

Op maandag 13 februari 2017 heeft de Kamer van Koophandel (KvK) een onderzoek1 gepubliceerd onder 580 respondenten. Het onderzoek is in december 2016 gedaan onder zzp’ers die eigen arbeid aan bedrijven leveren en verschaft nuttige inzichten. Zo blijkt dat bijna alle respondenten (94%) zich ondernemer voelen en dat zij ook weten aan welke eisen ze moeten voldoen om door de Belastingdienst als ondernemer te worden aangemerkt (92%). Wel zie ik in het onderzoek een paar aandachtspunten voor de Belastingdienst. Hoewel de KvK daar niet expliciet naar heeft gevraagd, leid ik uit de resultaten van het onderzoek af dat nog niet alle respondenten zich ervan bewust zijn dat het gebruik van een modelovereenkomst niet per se nodig en zeker niet verplicht is. In de communicatie en in zijn coachende rol wordt dit door de Belastingdienst opgepakt.

Uit het rapport van de KvK wordt in het hiervoor genoemde artikel in Trouw de conclusie getrokken dat 122.000 zzp’ers in 2016 omzetverlies hebben geleden, hoewel zij «niet per sé werkloos thuis zitten». Dit getal is afgeleid uit de respons op de vraag aan de zzp’ers in hoeverre zij in 2016 vaker dan in het jaar daarvoor zijn geconfronteerd met opdrachtgevers die liever geen zzp'ers inhuren.

De KvK geeft in paragraaf 3.6 van haar rapport aan dat 18% van de respondenten die ervaring heeft. In de hierna opgenomen grafiek die ik heb ontvangen van de KvK zijn ook de overige reacties verwerkt op de vragen die in genoemde paragraaf worden gerapporteerd. Deze volledige antwoordenset leidt tot een completer beeld dan de antwoorden die in het rapport zijn opgenomen.

Uit deze volledige grafiek blijkt bijvoorbeeld dat 22% van de respondenten heeft aangegeven in 2016 minder of veel minder vaak dan in 2015 geconfronteerd te zijn met opdrachtgevers die liever geen zzp’ers inhuren. Ook blijkt dat 30% van de respondenten heeft aangegeven (veel) minder vaak moeite te hebben gehad om aan nieuwe opdrachten te komen, daar waar het rapport uitsluitend aangeeft dat 16% (veel) vaker moeite heeft gehad om aan opdrachten te komen. Uit deze onderzoeksresultaten is af te leiden dat het aantal zzp’ers waar het beter mee gaat groter is dan het aantal zzp’ers waar het minder goed mee gaat. Eenzelfde conclusie kan worden getrokken als het gaat om de vraag in hoeverre opdrachtgevers alleen nog willen werken met zzp’ers via een tussenpartij. In het rapport is vermeld dat 15% van de zzp’ers dit vaker heeft ervaren dan in 2015. De volledige antwoordenset geeft aan dat 30% heeft ervaren dat dit (veel) minder vaak voorkomt dan in het voorgaande jaar.

Indien het vorenstaande wordt uitgedrukt in aantallen zzp’ers, uitgaande van het in de berichtgeving gehanteerde aantal zzp’ers dat diensten levert aan andere bedrijven (680.000) leiden de hiervoor genoemde percentages tot de volgende aantallen. Tegenover de 122.000 zzp’ers (18%) die ten opzichte van 2015 vaker hebben ervaren dat opdrachtgevers liever geen zzp’ers inhuren staan ongeveer 150.000 zp’ers (22%) die dat (veel) minder vaak hebben ervaren. Tegenover de 109.000 zzp’ers (16%) die ten opzichte van 2015 vaker moeite hebben om aan nieuwe opdrachten te komen staan 204.000 zzp’ers (30%) die minder moeite hebben om aan opdrachten te komen. Tegenover de 102.000 zzp’ers (15%) die heeft ervaren dat opdrachtgevers vaker alleen nog willen werken met zzp’ers via een tussenpartij staan 204.000 zzp’ers (30%) die de ervaring hebben dat dit (veel) minder vaak voorkomt.

Bij het vorenstaande past de kanttekening dat de groep zzp’ers die minder vaak geconfronteerd is met opdrachtgevers die liever geen zzp’ers inhuren, minder vaak moeite heeft gehad om aan nieuwe opdrachten te komen of minder vaak geconfronteerd is met opdrachtgevers die alleen nog willen werken met tussenpartijen, zzp’ers betreft die mogelijk al voldoende opdrachten hebben en om die reden ook niet op zoek zijn.

De KvK wil graag alle ondernemers ondersteunen en is daarom met name geïnteresseerd tegen welke belemmeringen en obstakels zij aanlopen. In dat licht past ook het onderzoek van de KvK, waarvan de resultaten interessant zijn. De in deze brief beschreven volledige antwoordenset op de vragen genoemd in paragraaf 3.6 van het rapport geeft naar mijn mening echter een completer beeld dan het beeld dat heeft geleid tot de vragen vanuit uw Kamer.

Op dit moment weten we dat het aantal zzp’ers in 2016 globaal gelijk gebleven is en dat verschillende onderzoeken laten zien dat verreweg het grootste deel aan het werk is. Het is echter niet bekend hoe de zzp'ers het in het vorige jaar zakelijk hebben gedaan. Dat is onbevredigend. De Belastingdienst onderzoekt op dit moment of er op basis van de btw-aangiften over 2016 conclusies zijn te trekken. Als dit mogelijk blijkt, zal ik de uitkomsten aan uw Kamer melden. In de tussentijd ga ik door met het wegnemen van resterende onzekerheid, zodat iedereen profijt heeft van de aantrekkende economie.

In dat kader past ook de in november vorig jaar aangekondigde opschorting van de handhaving op de Wet Deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA) – met uitzondering ten aanzien van kwaadwillenden2 – tot in elk geval 1 januari 2018.3 Het kabinet is in de tussenliggende periode bezig met een verkenning over hoe aan de begrippen «gezagsverhouding» en «vrije vervanging» een concretere of andere invulling kan worden gegeven die beter aansluit bij het huidige maatschappelijke beeld van een arbeidsverhouding. Zolang het kabinet met die verkenning bezig is, maar in ieder geval tot 1 januari 2018, wordt de handhaving van de Wet DBA uitgesteld. De Belastingdienst legt tot dat moment ook geen boetes en naheffingen op, behalve bij kwaadwillenden.4

Desalniettemin resteert, ook na het opschorten van de handhaving, nog enige onzekerheid. Dit merken we in contact met bedrijven en zzp’ers en via social media. Het lijkt zich meer voor te doen aan de kant van de opdrachtgevers dan aan de kant van de opdrachtnemers. Ik wil die onzekerheid uiteraard zo veel mogelijk wegnemen. Daarom voer ik nog steeds gesprekken met koepels en individuele bedrijven, hebben de accountteams van de Belastingdienst een actief coachende rol en wordt voorlichting verzorgd via brancheorganisaties. Ook is naar ongeveer 550.000 oud-VAR-houders een brief gestuurd5 en hebben brancheorganisaties een brief ontvangen over het uitstel van de handhaving van de Wet DBA.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes


X Noot
2

Kwaadwillend is de opdrachtgever of opdrachtnemer die opzettelijk een situatie van evidente schijnzelfstandigheid laat ontstaan of voortbestaan, omdat hij weet – of had kunnen weten – dat er feitelijk sprake is van een dienstbetrekking (en daarmee een oneigenlijk financieel voordeel behaalt en/of het speelveld op een oneerlijke manier aantast). Wij richten de handhaving nu eerst op de ernstigste gevallen: situaties waarin partijen evident buiten het wettelijk kader treden. Het gaat daarbij dus niet om een zelfstandige professional bij wie er ruis is over de gezagsrelatie. Het gaat wel om gevallen waarin opdrachtgevers opereren in een context van opzet, fraude of zwendel. Daarbij kunt u denken aan situaties waarin sprake is van listigheid, valsheid of samenspanning en situaties die leiden tot ernstige concurrentievervalsing, economische of maatschappelijke ontwrichting of waarin het risico aanwezig is van uitbuiting.

X Noot
3

Kamerstuk 34 036, nr. 40.

X Noot
4

Kamerstuk 34 036, nr. 61.

Naar boven